ECLI:NL:GHDHA:2022:2583

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
200.306.293/02
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek in civiele procedure wegens afwezigheid advocaat

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 december 2022 een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van [verzoeker] naar aanleiding van een mondelinge behandeling die op 9 december 2022 heeft plaatsgevonden. Tijdens deze zitting heeft [verzoeker] verzocht om wraking van de raadsheren mrs. M.E. Honée, J.J. van der Helm en M.Y. Bonneur, omdat hij van mening was dat hij niet de mogelijkheid had gekregen om zich goed te verdedigen, aangezien zijn advocaat, mr. J.P. Koets, verhinderd was. [verzoeker] stelde dat het hof geen uitstel had verleend voor de zitting, ondanks herhaalde verzoeken daartoe.

De wrakingskamer heeft de argumenten van [verzoeker] beoordeeld en geconcludeerd dat de redenen voor het wrakingsverzoek niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechters vooringenomen waren. De wrakingskamer heeft daarbij verwezen naar de vaste rechtspraak van de Hoge Raad, die stelt dat een rechterlijke (tussen)beslissing op zich geen grond kan vormen voor wraking. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de beslissing om geen uitstel te verlenen geen uitzonderlijke omstandigheden opleverde die de vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd maakten.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de hoofdprocedure zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier en is aan de betrokken partijen gecommuniceerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Zaaknummer : 200.306.293/02
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken van 20 december 2022
inzake het verzoek tot wraking, als bedoeld in art. 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), in de hoofdzaak met rolnummer 200.306.293/01 van

[verzoeker],

wonende te [woonplaats],
verzoeker,
hierna te noemen: [verzoeker],
advocaat: mr. J.P. Koets te Haarlem.

Het geding

1.1.
In de hoofdprocedure aanhangig tussen [verzoeker], als geïntimeerde in het principaal beroep tevens appellant in het incidenteel beroep, en [wederpartij in hoofdprocedure] (hierna: [wederpartij in hoofdprocedure]), als appellante in het principaal beroep tevens geïntimeerde in het incidenteel beroep, is op 9 december 2022 een mondelinge behandeling gehouden. Blijkens het proces-verbaal van die mondelinge behandeling is tijdens de zitting door [verzoeker] een verzoek tot wraking gedaan van de raadsheren mrs. M.E. Honée, voorzitter, J.J. van der Helm en M.Y. Bonneur, leden.
1.2.
De wrakingskamer van het hof (hierna: de wrakingskamer) heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het proces-verbaal van de zitting van 9 december 2022;
- het e-mailbericht van 12 december 2022 waarbij mr. M.E. Honée, mede namens mrs. J.J. van der Helm en M.Y. Bonneur, heeft medegedeeld niet in de wraking te berusten;
- de brief van de advocaat van [wederpartij in hoofdprocedure] gedateerd 12 december 2022, houdende een reactie op het wrakingsverzoek.
Het wrakingsverzoek
2.1.
Blijkens het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 9 december 2022 heeft [verzoeker] ter zitting het woord genomen, medegedeeld dat hij de (behandelend) raadsheren wraakt en daartoe het volgende aangevoerd:

- Ik wraak u omdat u mij niet de mogelijkheid geeft mij goed te verdedigen. Ik heb geen advocaat die mij kan verdedigen en toch heeft u de zitting laten doorgaan. Zoals mr. Koets het hof heeft bericht is hij vandaag verhinderd. Dat is diverse keren aan het hof bericht en toch is er geen uitstel verleend. Het wrakingsverzoek ziet op het gehele college.
- Deze procedure gaat om het […] rapport. Dit rapport is ten onrechte onrechtmatig verklaard. Van onrechtmatigheid is geen sprake en dit is een vergissing van de rechter.
- Van smaad en laster ben ik vrijgesproken.
- Ik zie geen reden waarom hier sprake zou zijn van een spoedeisend belang.
- We wachten nog op een uitspraak van het hof Arnhem-Leeuwarden en van het hof Amsterdam, dat op 13 december uitspraak zal doen. Er is zonder reden geen uitstel verleend voor deze zitting. De zaak moet uitgesteld worden.
Beoordeling van het wrakingsverzoek
3.1.
Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking als bedoeld in art. 36 Rv dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, en dat slechts als zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens de partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is, dit vermoeden moet wijken.
3.2.
Blijkens het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 9 december 2022 is de reden voor het wrakingsverzoek dat het hof [verzoeker] niet de mogelijkheid heeft gegeven zich goed te verdedigen doordat hij geen advocaat heeft die hem tijdens die mondelinge behandeling kan verdedigen. In dat verband stelt [verzoeker] dat het hof meermaals is bericht dat zijn advocaat was verhinderd (om ter zitting van 9 december 2022 van het hof aanwezig te zijn) en dat het hof desondanks geen uitstel heeft verleend en de zitting van 9 december 2022 heeft laten doorgaan.
3.3.
Het wrakingsverzoek is aldus gegrond op de (tussen)beslissing van het hof dat geen uitstel werd verleend – een daartoe strekkend verzoek werd afgewezen – en dat de mondelinge behandeling op 9 december 2022 doorgang zou vinden.
3.4.
Uit het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1413) volgt dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. De wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing. De motivering van die (tussen)beslissing kan evenmin grond vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is inmiddels vaste rechtspraak.
3.5.
Dit brengt in dit geval mee dat de (tussen)beslissing van het hof om geen uitstel van de mondelinge behandeling op 9 december 2022 te verlenen, geen grond voor wraking vormt. Op het in rov. 3.4 van het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad bedoelde geval dat de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven, heeft [verzoeker] geen beroep gedaan. Dat geval doet zich hier naar het oordeel van de wrakingskamer niet voor. De (gestelde) omstandigheid dat meermaals om uitstel is verzocht en desondanks is afgewezen, maakt dit niet anders.
3.6.
Wat [verzoeker] verder kennelijk als redenen voor het wrakingsverzoek aanvoert (in het citaat van het proces-verbaal in rov. 1.3 onder het tweede tot en met vijfde opsommingsteken), kan evenmin als grond voor het wrakingsverzoek dienen. Niet valt in te zien dat daarmee sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat het hof jegens [verzoeker] een vooringenomenheid koestert, of dat een bij [verzoeker] dienaangaande bestaande vrees objectief is gerechtvaardigd. Voor zover [verzoeker] beoogt te betogen dat het hof in afwachting van de uitspraken van de hoven Arnhem-Leeuwarden en Amsterdam uitstel had moeten verlenen, stuit dit bovendien af op wat hiervoor is overwogen in rov. 3.4-3.5.
3.7.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond is en zal worden afgewezen. De wrakingskamer ziet af van een behandeling van het verzoek ter zitting op de voet van art. 4 lid 2, aanhef en onder a, van het Wrakingsprotocol gerechtshof Den Haag.

De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst af het verzoek tot wraking van mrs. M.E. Honée, J.J. van der Helm en M.Y. Bonneur;
  • bepaalt dat de hoofdprocedure zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van indiening van het ter zitting van 9 december 2022 gedane wrakingsverzoek;
  • bepaalt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan (de advocaat van) [verzoeker], aan mrs. M.E. Honée, J.J. van der Helm en M.Y. Bonneur en aan (de advocaat van) [wederpartij in hoofdprocedure].
Deze beslissing is gegeven door mrs. H.J. van Kooten, J.W. van den Hurk en P. Glazener en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 december 2022, in aanwezigheid van de griffier.