Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Uitspraak van 13 december 2022
[X] , te [Z] , belanghebbende,
de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, de Heffingsambtenaar,
Procesverloop
Feiten
Oordeel van de Rechtbank
De uitspraak op bezwaar
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de Rechtbank Den Haag, die op 30 maart 2022 het beroep van belanghebbende tegen een aanslag afvalstoffenheffing niet-ontvankelijk had verklaard. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag die voor het jaar 2020 was opgelegd door de Heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag. De Rechtbank oordeelde dat het beroepschrift te laat was ingediend, aangezien de termijn voor indiening op 11 juni 2020 eindigde en het beroepschrift pas op 12 mei 2021 was ontvangen. De Rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en was bovendien onbevoegd om te oordelen over het verzoek om kwijtschelding van de aanslag, omdat hiertegen administratief beroep openstond.
In hoger beroep heeft de belanghebbende betoogd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was vanwege medische redenen en de hulp van haar zoon bij de correspondentie. Het Hof oordeelde echter dat de belanghebbende niet voldoende had aangetoond dat zij niet in staat was om tijdig beroep in te stellen. De argumenten over haar medische toestand en de rol van haar zoon werden niet als voldoende overtuigend beschouwd. Het Hof bevestigde de beslissing van de Rechtbank dat het beroep niet-ontvankelijk was en dat de Rechtbank zich terecht onbevoegd had verklaard ten aanzien van het verzoek om kwijtschelding.
Daarnaast werd het verzoek om schadevergoeding van de belanghebbende afgewezen, omdat er geen sprake was van een onrechtmatig besluit. Het Hof concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de Rechtbank.