Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de memorie van grieven van [appellant] ;
- de memorie van antwoord van Havensteder.
3.Feitelijke achtergrond
“
Tijdelijke huurovereenkomst ex artikel 15 Leegstandwet
dat voor de hierna te noemen woning door burgemeester en wethouders van de gemeente Capelle aan den IJssel aan verhuurder vergunning met kenmerk [nummer] van 20 september 2011 is verleend tot het aangaan van een tijdelijke huurovereenkomst als bedoeld in artikel 15 van de Leegstandwet;
dat de vergunning van B en W is verleend voor het tijdvak aanvangende op 20 september 2011 en behoudens verlenging eindigende op 19 september 2014 [2] ;(…)
“
(…) Op basis van uw verklaring verlenen wij u op grond van artikel 15 van de Leegstandwet voor maximaal twee jaar vergunning voor de tijdelijke verhuur van de woningen gelegen aan de [adres] (…)De woning dient voor minimaal zes maanden en maximaal twee jaar te worden verhuurd. Bij het beëindigen van de huurovereenkomst dient u een opzegtermijn richting de huurder te hanteren van drie maanden.
Hierbij verlengen wij de op 20 september 2011 aan u verleende vergunning tijdelijke verhuur ex artikel 15 van de Leegstandwet voor de 360 woningen in het complex de Hoven fase 2 gelegen aan de [adres] , (…) opnieuw met één jaar tot 20 september 2018. (…)Op grond van de Leegstandwet is dit de laatste keer dat de vergunning kan worden verlengd, omdat hiermee de maximale termijn van zeven jaar wordt bereikt. (…).”
“(….) Beëindiging tijdelijke huurovereenkomst op 19 september 2018U huurt van ons de woning in de Hoven. U hebt hiervoor een tijdelijk huurovereenkomst op grond van artikel 15 en 16 van de Leegstandwet. In de nieuwsbrief van januari meldden wij al dat de leegstandwetvergunning afloopt op 19 september 2018. Omdat de vergunning afloopt, eindigt ook uw huurovereenkomst op 19 september 2018.Maar u hoeft niet gelijk wegBijna 2/3 van de woningen in De Hoven heeft een tijdelijke huurovereenkomst. Als al die tijdelijke huurders tegelijk in september hun huis uit moeten, wordt het aantal mensen dat een andere (sociale) huurwoning zoekt in september erg groot. Door met een bruikleenovereenkomst langer in de Hoven te kunnen blijven wonen geven wij u meer tijd om een andere woning te vinden.Mogelijkheid bruikleenovereenkomstVanzelfsprekend staat het u vrij om zelf andere (vaste of tijdelijke) woonruimte te zoeken. Maar omdat het nog enige tijd duurt voordat we de woningen gaan slopen, bieden wij u de mogelijkheid om langer in uw woning te blijven. U hebt dan echter geen tijdelijke huurovereenkomst meer, maar wij bieden u een bruikleenovereenkomst. In de volksmond ook bekend als ‘anti-kraak’. U huurt niet, maar u krijgt de woning ‘om niet’ in gebruik.(…)Wat houdt een bruikleenovereenkomst in?• U betaalt geen huur, maar uitsluitend servicekosten.• De overeenkomst kan elk moment opgezegd worden door elk van beide partijen met een opzegtermijn van minimaal 4 weken.• Het onderhoud wordt tot een minimum beperkt: de woning blijft wind- en waterdicht, veilig en voorzien van verwarming en warm water.(….)Eén ding verandert niet. Zowel bij een tijdelijke huurovereenkomst als bij een bruikleenovereenkomst heeft u geen huurbescherming. Dus in beide gevallen heeft u bij sloop géén recht op een verhuiskostenvergoeding en krijgt u geen urgentieverklaring. Dit zal duidelijk staan in de door u te tekenen bruikleenovereenkomst.(….).”
“
(…)Huurovereenkomst op grond van de LeegstandwetTot 19 september 2018 huurt u op grond van de Leegstandwet van ons het object. Door ondertekening van de onderhavige gebruiksovereenkomst gaat u ook akkoord met het beëindigen van de met u gesloten huurovereenkomst op grond van de Leegstandwet. (…)”.
.
“ (…)
Tot wanneer?U kunt in elk geval tot en met de zomervakantie (1 september 2019) in uw huidige woning blijven wonen.September en oktober 2019Daarna zal Havensteder de gebruiksovereenkomst opzeggen. Hiervoor sturen wij u in de periode van september en oktober 2019 een brief met de uiterste datum dat u de woning moet verlaten. U ontvangt deze opzeggingsbrief in ieder geval twee maanden voor deze uiterste datum. (…)”.
4.Procedure bij de kantonrechter
Primair: veroordeling van [appellant] tot ontruiming van de woning;
Subsidiair:
voor zover de kantonrechter oordeelt dat tussen partijen een huurovereenkomst bestaat:
- ontbinding van de huurovereenkomst;
- veroordeling van [appellant] tot ontruiming;
- veroordeling van [appellant] tot betaling van € 5.936,64, met wettelijke rente:
- veroordeling van [appellant] tot betaling van een maandelijkse vergoeding van € 371,04
vanaf 1 februari 2020 tot het moment van ontruiming;
Primair en subsidiair: veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
voor onbepaalde tijdniet van de verhuurder verlangt dat zij de huurder telkens op de hoogte stelt van iedere verlenging van de Leegstandswet-vergunning door B&W. Bij het aangaan van de huurovereenkomst is in lijn met de wettelijke bepalingen afgesproken dat de huurovereenkomst in ieder geval eindigt wanneer de Leegstandswet-vergunning haar geldigheid verliest. Dat staat in de huurovereenkomst. Ook staat hierin dat deze vergunning verlengbaar is.
5.Vorderingen in hoger beroep
(I) vernietiging van het vonnis;
(II) ontbinding van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst, met
veroordeling van Havensteder tot betaling van de minimum verhuiskosten-
vergoeding en het aanbieden van vervangende woonruimte, op
straffe van een dwangsom, en
(III) veroordeling van Havensteder in de proceskosten in beide instanties.
6.Beoordeling in hoger beroep
De concrete klachten van [appellant]
a) Bij het aangaan van de huurovereenkomst in 2014 is in de schriftelijke
huurovereenkomst niet vermeld dat de Leegstandwet-vergunning was verleend
tot 20 september 2014, hoewel de Gemeente dat wel als voorwaarde had
gesteld in haar verlengingsbeslissing van 16 september 2013.
b) Havensteder heeft verzuimd de huurovereenkomst van [appellant] jaarlijks
te verlengen, telkens nadat de Leegstandswet-vergunning was verlengd.
c) Havensteder heeft verzuimd de jaarlijkse verlenging van de Leegstandswet-
vergunning schriftelijk aan hem te berichten.
d) Ten onrechte heeft de kantonrechter geen prejudiciële vragen gesteld aan de
Hoge Raad.
(i) De huurovereenkomst moet
schriftelijkworden
aangegaan.
(ii) In deze overeenkomst moet melding worden gemaakt van de door burgemeester en wethouders verleende vergunning tot tijdelijke verhuur zonder huurbescherming
op grond van artikel 15 lid 1 van de Leegstandswet.(iii) In deze overeenkomst moet verder onder meer melding worden gemaakt van de periode waarvoor de vergunning is verleend.
het moment van aangaanvan de huurovereenkomst (en niet het moment van verlenging van de Leegstandswet-vergunning). Anders gezegd, moet aan de huurder ‘bij het sluiten van de huurovereenkomst’ worden gemeld dat hij geen huurbescherming heeft. Volgens de wetsgeschiedenis wordt met het schriftelijk aangaan van de tijdelijke huurovereenkomst, waarbij melding wordt gemaakt van de vergunning op grond van de Leegstandswet, bereikt “dat de huurder steeds bekend is met het tijdelijk karakter van de huurovereenkomst”. Het woordje ‘steeds’ uit de wetsgeschiedenis moet dus in deze context worden gelezen. Dit komt ook tot uiting in genoemd artikel 16 lid 12 van de Leegstandswet. Op grond van artikel 15 lid 11 van de Leegstandwet loopt een huurovereenkomst die op het moment van een verlenging van de vergunning voortduurt, voor onbepaalde tijd door tot uiterlijk het tijdstip waarop de vergunning haar geldigheid verliest. Dit is alleen anders als uit de huurovereenkomst een bepaalde tijd voortvloeit of partijen een bepaalde tijd zijn overeengekomen.
tijdelijkehuurovereenkomst heeft gesloten. Dit staat ook in de schriftelijke huurovereenkomst. Deze tijdelijkheid hield verband met de Leegstandswet-vergunning die was verleend en die maakte dat de huurovereenkomst in ieder geval zou eindigen op het moment dat de Leegstandswet-vergunning haar geldigheid zou verliezen (artikel 16 lid 8 van de Leegstandswet).
voor onbepaalde tijd. Dit betekent dat de huurovereenkomst doorliep zolang er een Leegstandswet-vergunning was, al dan niet na eventuele verlengingen van die vergunning. De wet stelt niet als eis dat een dergelijke huurovereenkomst voor onbepaalde tijd tussendoor, bij verlenging van de Leegstandswet-vergunning, ook moet worden verlengd
“dat de vergunning van B en W is verleend voor het tijdvak aanvangende op 20 september 2011 en behoudens verlenging eindigende op 19 september 2014”.
- de oorspronkelijke Leegstandswet-vergunning uit 2011, met het kenmerk daarvan, en
- het tijdvak waarvoor de Leegstandswet-vergunning na verlenging is verleend, namelijk tot 20 september 2014.
De Leegstandswet stelt geen verdere eisen.
7.Beslissing
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 19 maart 2021;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Havensteder tot op heden begroot op € 772,-- aan verschotten en € 2.228,-- aan salaris advocaat.