Uitspraak
hierna te noemen: de erflater.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak hebben de ouders van twee minderjarigen, geboren in 2010 en 2013, een verzoek ingediend bij het Gerechtshof Den Haag om namens hun kinderen de nalatenschap van de overleden erflater te verwerpen. De erflater, die in Duitsland woonde en in 2020 overleed, had een nalatenschap die negatief bleek te zijn. Het hof had eerder, in een tussenbeschikking van 21 september 2022, de liaisonrechter van de rechtbank Den Haag verzocht om informatie te verkrijgen van het Amtsgericht Lichtenberg in Duitsland over de stand van de nalatenschap. Op 17 oktober 2022 ontving het hof een schriftelijke reactie van het Amtsgericht, waarin werd bevestigd dat de nalatenschap negatief was, met schulden die de activa oversteeg.
De ouders hebben in hun verzoek aangevoerd dat het in het belang van de minderjarigen is om de nalatenschap te verwerpen, gezien de negatieve waarde ervan. Het hof heeft de ouders in de gelegenheid gesteld om te reageren op de informatie van het Amtsgericht en zij hebben aangegeven dat zij zonder verdere mondelinge behandeling hun verzoek toegewezen willen zien. Het hof heeft vervolgens de bestreden beschikking van de kantonrechter in Rotterdam vernietigd en de ouders machtiging verleend om namens de minderjarigen de nalatenschap te verwerpen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is uitgesproken op 30 november 2022 door de rechters F. Ibili, A.N. Labohm en B. Breederveld, met mr. M.T. Buiting als griffier.