ECLI:NL:GHDHA:2022:2380

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
200.300.293/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring van weddenschap door fout in quotering bij voetbalweddenschappen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een groep wedders en Lotto B.V. De wedders hadden weddenschappen afgesloten op een voetbalwedstrijd tussen Sparta en Ajax, waarbij een fout was gemaakt in de quotering. Lotto had de weddenschap ongeldig verklaard op basis van een fout in haar deelnemersreglement. De wedders vorderden in hoger beroep dat het vonnis van de kantonrechter werd vernietigd en dat Lotto hen hun inleg moest terugbetalen.

Het hof heeft vastgesteld dat de wedders niet voldoende hebben betwist dat er een fout was gemaakt bij de quotering. Lotto had een quotering van 5,75 aangeboden, terwijl de juiste quotering 1,44 was. Het hof oordeelde dat Lotto op grond van artikel 11 van haar deelnemersreglement de weddenschap ongeldig mocht verklaren. De wedders hebben niet aangetoond dat de fout niet had plaatsgevonden, en het hof volgde hen hierin niet.

Daarnaast heeft het hof ambtshalve getoetst of de bepaling in het deelnemersreglement onredelijk bezwarend was, maar oordeelde dat dit niet het geval was. Het hof heeft de wedders veroordeeld in de proceskosten en verklaarde dat Lotto de inleg moest terugbetalen, mits de wedders hun deelnamebewijzen fysiek opstuurden. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en het proces-verbaal is opgemaakt door de voorzitter met behulp van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.300.293/01
Zaaknummer rechtbank : 8931415 RL EXPL 20-23514
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak ex artikel 30p Rv ter zitting van 28 november 2022
in de zaak van

1.[appellanten]

,
allen wonende te [woonplaats],
appellanten,
advocaat appellanten 1 tot en met 5: mr. M. Aynan te Amsterdam,
advocaat appellanten 6 tot en met 8: mr. D. Rezaie te Amsterdam,
tegen
Lotto B.V.,
gevestigd te Den Haag,
verweerster,
advocaat: mr. R.J.F. Grijpink te Amsterdam.
Het hof zal partijen hierna de wedders en Lotto noemen.
Alle partijen zijn op de mondelinge behandeling verschenen, in persoon dan wel vertegenwoordigd door hun advocaten. Zij hebben tijdens die mondelinge behandeling hun standpunten toegelicht, over en weer gereageerd op de standpunten van de wederpartij en eventuele vragen van het hof beantwoord. Na deze mondelinge behandeling heeft het hof de zitting voor korte tijd geschorst. Na hervatting van de zitting heeft het hof met toepassing van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de hierna volgende mondeling uitspraak gedaan.

1.Inleiding

1.1
Het hof heeft zich over de zaak beraden en de uitkomst is dat het hoger beroep van de wedders niet slaagt. Het hof zal nu uitleggen waarom.

2.Achtergrond van de zaak

2.1
De wedders hebben via een fysiek verkooppunt met Lotto weddenschappen gesloten met betrekking tot de voetbalwedstrijd tussen Sparta (thuis) en Ajax (uit) van 13 september 2020: Ajax moest na precies 60 minuten op voorsprong staan. De quotering (het omgekeerde van de kans) was in dat fysieke verkooppunt 5,75. Lotto hanteert een deelnemersreglement waarin in artikel 11 staat dat zij een weddenschap ongeldig kan verklaren als zich bij die weddenschap een fout heeft voorgedaan.
2.2
De wedders hadden de uitkomst correct voorspeld, hebben aan Lotto hun prijzengeld gevraagd en hebben toen te horen gekregen dat Lotto de weddenschap no vóór de wedstijd ongeldig had verklaard omdat een fout was opgetreden bij de quotering van die weddenschap in haar fysieke verkooppunten.
2.3
De wedders hebben toen voor de kantonrechter het prijzengeld gevorderd. De kantonrechter heeft die vordering afgewezen omdat de wedders volgens hem niet voldoende hadden weersproken dat zich inderdaad een fout heeft voorgedaan.
2.4
De wedders vorderen in hoger beroep dat het vonnis wordt vernietigd en:
-
in de eerste plaatshetzelfde als bij de kantonrechter; en
-
als dat niet lukteen verklaring voor recht dat Lotto hen op grond van onverschuldigde betaling hun inleg moet terugbetalen.

3.Beoordeling

3.1
De wedders hebben in hoger beroep niet bestreden dat Lotto de weddenschap op grond van artikel 11 van haar deelnemersreglement ongeldig mocht verklaren indien sprake was van een fout bij het afgeven van de voor die weddenschap geldende quotering. De wedders klagen over het oordeel van de kantonrechter met betrekking tot de fout.
Fout?
3.2
Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv moet Lotto voldoende stellen met betrekking tot die fout en moet zij, wanneer de wedders die fout voldoende hebben betwist, het bestaan daarvan bewijzen. Lotto is namelijk degene die zich beroept op het gevolg van die fout: dat zij de weddenschap ongeldig mocht verklaren.
3.3
Lotto heeft haar stelling met betrekking tot de fout als volgt onderbouwd.
  • Lotto heeft voor haar weddenschappen twee verschillende verkoopkanalen: online, via haar website, en offline, via fysieke verkooppunten. Voor ieder kanaal gebruikt Lotto een afzonderlijk softwaresystemen.
  • Er zat in de betrokken periode een fout in het softwaresysteem dat zij gebruikt voor het aanbieden van weddenschappen in haar fysieke verkooppunten. Die fout maakte dat de in die verkooppunten aangeboden quoteringen konden verspringen als in dat systeem een volgende quotering werd ingevoerd.
  • Lotto heeft een video-opname overgelegd waarin dat verspringen wordt getoond.
  • Als gevolg van die fout heeft Lotto voor de weddenschap met betrekking tot de wedstrijd Sparta-Ajax via haar fysieke verkooppunten tot de dag voor de wedstrijd om 17:12 een quotering aangeboden van 5,75, terwijl zij in die periode voor dezelfde weddenschap online de juiste quotering van 1,44 aanbod.
  • Toen zij daar achter kwam heeft Lotto de weddenschap op de dag voor de wedstrijd om 17:30 in haar geheel geannuleerd, ook ten opzichte van deelnemers die de weddenschap achteraf bleken te hebben verloren.
  • Doordat zij geen direct contact heeft met mensen die een weddenschap in een fysiek verkooppunt hebben gesloten kon zij die mensen daarvan niet meer op de hoogte brengen voorafgaand aan de wedstrijd.
3.4
De wedders betwisten het bestaan van een fout.
3.5
Het hof volgt de wedders hier niet in. Zij hebben niet betwist dat Lotto in de aanloop naar de wedstrijd voor dezelfde weddenschap online een quotering aanbood van 1,44. Zij hebben ook niet betwist dat Ajax en Sparta in het Eredivisieseizoen 2019/2020 op de respectieve plekken 1 en 11 van de 18 stonden en dat Ajax in de voorbereiding op het nieuwe seizoen acht van de negen wedstrijden had gewonnen terwijl Sparta in die voorbereiding alleen van Top Oss wist te winnen. Zij hebben hierdoor onvoldoende betwist dat de quotering van 1,44 daarom de juiste moet zijn en dat die van 5,75 op een fout moet berusten.
3.6
Daarmee is de fout naar het oordeel van het hof gegeven.
3.7
De wedders wijzen op het berichtenverkeer tussen Lotto en de leverancier van de software voor de fysieke verkooppunten. In die berichten schrijft de leverancier dat hij geen fout ziet. Lotto wijst erop dat zij de leverancier daarna een tweede video heeft gestuurd, waarna de leverancier heeft geantwoord: “
We would like to inform you that based on last video we acknowledge the issue(…).”. De wedders betogen dat de leverancier met “issue”, dat “aangelegenheid” betekent, nog niet een fout heeft erkend, en dat uit de berichten van de leverancier volgt dat bij Lotto hoe dan ook nog een menselijke handeling moest worden verricht voordat de quotering kon verspringen.
3.8
Het hof volgt de wedders hier niet in. Deze standpunten stuiten ten eerste af op het zojuist gegeven oordeel. Ten tweede moet het bericht waarin de leverancier de “issue” erkent worden begrepen in de bredere context van het berichtenverkeer tussen Lotto en haar leverancier, en uit dat verkeer komt duidelijk naar voren dat die erkenning van een “issue” volgde in reactie op herhaalde berichten waarin Lotto over een fout had geklaagd.
3.9
De wedders hebben ook betoogd dat de quotering van 5,75 met twee cijfers achter de komma te nauwkeurig is om fout te zijn. In het licht van het oordeel van zojuist is dat niet relevant.
3.1
De wedders verwijzen ten slotte naar een rechtszaak waarin de advocaat van Lotto in een brief aan de wederpartij in die zaak het standpunt heeft ingenomen dat quoteringen voor een bepaald type weddenschap variëren van 1,33 tot ten hoogste 11,76. [1] Volgens de wedders valt de quotering ruim binnen die marges die Lotto zelf hanteert en mag zij aan die marges worden gehouden.
3.11
Voor zover de wedders hiermee hebben willen betwisten dat de quotering van 5,75 fout was, stuit dat af op het net gegeven oordeel.
3.12
Voor zover zij hiermee hebben willen betogen dat Lotto zich met betrekking tot die fout niet kan beroepen op de mogelijkheid tot ongeldigverklaring van artikel 11 van haar deelnemersreglement, gaat dat betoog niet op. Lotto voert terecht aan dat het in die andere zaak ging om een ander type weddenschap. Daarnaast is een foutmarge niet aan de orde als sprake is van een fout in de zin van artikel 11 van het deelnemersreglement.
Onredelijk bezwarendheid?
3.13
Lotto beroept zich als onderneming op artikel 11 van haar deelnemersreglement, dat algemene voorwaarden bevat (artikel 6:231 aanhef en onder a BW). Zij doet dat ten aanzien van de wedders, die allen consument zijn. Het hof heeft zich daarom ambtshalve de vraag gesteld of het artikel 11 van dat reglement buiten toepassing moet laten omdat die bepaling onredelijk bezwarend is (artikelen 6:233 aanhef en onder a BW). Hoe zich die ambtshalve toetsing verhoudt tot de tweeconclusieregel kan in het midden blijven, omdat het hof oordeelt dat artikel 11 van het deelnemersreglement geen aanzienlijke verstoring meebrengt van het evenwicht tussen Lotto en consumenten. Met die bepaling geeft Lotto namelijk handen en voeten aan een leerstuk uit het burgerlijk recht dat hoe dan ook al van toepassing is op de verhouding tussen Lotto en wedders, namelijk de wils- en vertrouwensleer (artikelen 3:33 en 35 BW). Als sprake is van een fout staat vast dat de wil van Lotto niet was gericht op het aanbieden van een bepaalde weddenschap. Daarna komt de vraag aan de orde wanneer een wedder er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat Lotto die weddenschap wél wilde aanbieden.
Verklaring voor recht dat Lotto de inleg moet terugbetalen
3.14
Met betrekking tot de verklaring voor recht hebben de wedders aangevoerd dat zij gezien de proceshouding van Lotto recht en belang hebben bij een verklaring voor recht. Lotto brengt naar voren dat zij graag bereid is de inleg terug te geven aan de wedders, maar dat zij niet het risico wil lopen dat de wedders daarnaast nog naar een fysiek verkooppunt gaan om ook daar hun inleg terug te krijgen. Het hof zal de gevraagde verklaring voor recht daarom uitspreken met als voorwaarde dat de wedders hun deelnamebewijzen fysiek opsturen naar Lotto. Dat kunnen zij rechtstreeks doen of via de advocaten.
Conclusie en proceskosten
3.15
De conclusie is dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen, de gevraagde verklaring voor recht met die voorwaarde zal uitspreken en de wedders als de overwegend in het ongelijk gestelde partij zal veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep, met uitvoerbaarverklaring bij voorbaat, zoals Lotto heeft gevraagd. Het hof zal het salaris van de advocaat vaststellen op € 2.361, gebaseerd op één punt voor de memorie van antwoord en twee punten voor de mondelinge behandeling van zojuist, in tariefgroep I.

4.Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter in de Rechtbank Den Haag, locatie Den Haag, van 10 juni 2021;
- verklaart voor recht dat Lotto de wedders op grond van onverschuldigde betaling hun inleg moet terugbetalen, onder de voorwaarde dat de wedders hun deelnamebewijzen fysiek aan Lotto opsturen;
- veroordeelt de wedders in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van Lotto tot op vandaag vastgesteld op € 772,- aan griffierechten en € 2.361,- aan salaris van de advocaat;
- verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze mondelinge uitspraak is op 28 november 2022 in het openbaar gedaan door mrs.
H.M.H. Speyart van Woerden, B.J. Lenselink en B.R. ter Haar, in aanwezigheid van de griffier. Het onderhavige proces-verbaal is op 30 november 2022 opgemaakt door de voorzitter, met behulp van de griffier.

Voetnoten

1.Rb Den Haag 26 april 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:4532 (