Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 11 augustus 2021 (met daarin opgenomen de grieven), waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 2 juli 2021 (hierna: het vonnis);
- het arrest van dit hof van 5 oktober 2021, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 24 november 2021;
- de memorie van antwoord in het principaal appel/memorie van grieven in incidenteel appel van [verweerder] van 8 februari 2022, met bijlagen;
- de memorie van antwoord in het incidenteel appel van [appellant] van 22 maart 2022.
3.Feitelijke achtergrond
(i) [verweerder] bemiddelt tegen betaling bij het vinden van een huurder voor de woning van [appellant] aan de [adres] en
(ii) [verweerder] verricht tegen betaling beheerswerkzaamheden betreffende de woning. In de schriftelijke overeenkomst is daartoe specifiek genoemd (A) het incasseren en administreren van de huurpenningen, (B) het signaleren en bewaken van eventuele betalingsachterstanden en het zo nodig, in overleg met de eigenaar, nemen van rechtsmaatregelen tegen de huurders, en (E) het voeren van alle voor het beheer noodzakelijke correspondentie.
4.Procedure bij de kantonrechter
€ 1.702,73 incassokosten, € 619,15 kosten verstekprocedure tegen de huurders en
€ 9.250,-- aan huurachterstand huurders.
5.Grieven in hoger beroep
6.Beoordeling van de grieven van [verweerder]
a. Afrekening van september 2019 - € 510,90;
7.Beoordeling van de grieven van [appellant]
bemiddelingsprestatieop nul. Deze was immers blijkens het voorgaande ver onder de maat. Deze heeft [appellant] voornamelijk last bezorgd. [verweerder] zal dus worden veroordeeld om de door [appellant] betaalde bemiddelingskosten helemaal terug te betalen.
beheersprestatie, en wel een bedrag van € 79,17. Hierbij heeft het hof rekening gehouden met het leerstuk van ‘reformatio in peius’, zodat een hogere waardevergoeding niet aan de orde is.
8.Conclusie en proceskosten
€ 1.152,53 aan bemiddelingskosten en € 250,-- aan beheerskosten. Daarnaast moet [verweerder] aan [appellant] een bedrag van € 5.000,-- aan schadevergoeding betalen. Samen is dit een bedrag van € 6.402,53. Om de leesbaarheid van de uitspraak van het hof te vergroten, zal het hof het hele vonnis vernietigen en beslissen zoals hieronder (in overweging 9) zal worden vermeld. Aan bewijslevering komt het hof niet toe, omdat er geen concrete feiten te bewijzen zijn aangeboden die tot een andere beslissing zouden kunnen leiden.
9.Beslissing
opnieuw rechtdoende:
- ontbindt de overeenkomst tussen partijen;
- veroordeelt [verweerder] om aan [appellant] te betalen een bedrag van € 6.402,53, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 januari 2021 (de dag van de inleidende dagvaarding) tot de algehele voldoening;
- veroordeelt [verweerder] in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van [appellant] tot 2 juli 2021 begroot op € 90,62 aan kosten uitbrengen dagvaarding, € 507,-- aan griffierecht en € 746,-- aan salaris advocaat;
- veroordeelt [verweerder] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [appellant] in het principaal hoger beroep tot op heden begroot € 125,03 aan kosten uitbrengen dagvaarding, € 338,-- aan griffierecht en € 2.228,-- aan salaris advocaat, en aan de zijde van [appellant] in het incidenteel hoger beroep begroot op € 557,-- aan salaris advocaat;
- wijst af het meer of anders gevorderde.