Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam,
[appellant 2],
Loetje Rotterdam Centrum B.V.,
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop
- het dossier van het kort geding bij de rechtbank Rotterdam;
- het tussen partijen gewezen vonnis van 14 september 2020;
- de dagvaarding in hoger beroep van SOR c.s.;
- het arrest van dit hof van 3 november 2020, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- het proces-verbaal van die mondelinge behandeling;
- de memorie van grieven van SOR c.s., met bijlagen;
- de memorie van antwoord van de VvE, met bijlagen;
- de bijlagen die SOR c.s. en de VvE voor na te noemen zitting hebben overgelegd.
3.Feitelijke achtergrond
verzoekschrift ex artikel 5:130 en/of 5:129 BW, tevens houdende verklaring voor recht met nevenvorderingen”. SOR c.s. hebben daarin verzoeken en vorderingen gedaan inzake bepaalde besluiten, afwijzingen en beslispunten tijdens de ALV’s van 15 oktober 2019 en 20 september 2020 (onderdelen I, II, III en V) en van de kantonrechter verlangd dat hij (kort gezegd):
.De SOR c.s. hebben hiertegen hoger beroep ingesteld en het hof doet daarin vandaag ook uitspraak (zaaknummer 200.297.480).
4.Vorderingen en beslissing van de rechtbank
5.Vorderingen in hoger beroep en bezwaren tegen het vonnis
6.Beoordeling door het hof
Er wordt opdracht gegeven voor het plaatsen van een beugel om vuilcontainers te weren in de Stallingsgarage op 21 augustus”.Weliswaar is naast het weren van vuilcontainers ook gesproken over gebruiksovereenkomsten voor gebruik van de parkeergarage en voor personenverkeer door de toegangsdeur, maar dergelijke overeenkomsten vormen (vooralsnog) geen geschil tussen partijen en hebben ook niet tot beperkingen of reëel dreigende beperkingen van de toegangsdeur of het gebruik van het goederenluik geleid. Het hof laat zich daarom in dit arrest niet uit over de vraag of en in hoeverre personenverkeer door de toegangsdeur onder de erfdienstbaarheid valt.