ECLI:NL:GHDHA:2022:23

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 januari 2022
Publicatiedatum
14 januari 2022
Zaaknummer
200.284.640-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over de onrechtmatigheid van een beugel bij een toegangsdeur in een parkeergarage en het gebruik van erfdienstbaarheid

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag werd behandeld, gaat het om een kort geding dat is aangespannen door Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam (SOR) en andere appellanten tegen de Vereniging van Eigenaars Stallingsgarage Laurenshof (VvE). De aanleiding voor het geschil is de plaatsing van een beugel door de VvE voor de toegangsdeur van de parkeergarage, waardoor het onmogelijk werd om grote goederen door deze deur te vervoeren. SOR c.s. stellen dat zij recht hebben op het gebruik van de toegangsdeur en het goederenluik op basis van een erfdienstbaarheid en eisen dat de VvE de beugel verwijdert.

Het hof oordeelt dat de beugel een onrechtmatige beperking vormt van het genot van de erfdienstbaarheid. De beugel belemmert niet alleen de toegang voor grote goederen, maar vormt ook een gevaar voor de gebruikers van de toegangsdeur. Het hof wijst de vorderingen van SOR c.s. tot verwijdering van de beugel toe en stelt dat de VvE deze binnen 14 dagen na betekening van het arrest moet verwijderen, op straffe van een dwangsom. De vordering om het gebruik van de toegangsdeur en het goederenluik te gedogen wordt afgewezen, omdat de erfdienstbaarheid niet expliciet het gebruik met afvalrolcontainers omvat.

De uitspraak benadrukt het belang van erfdienstbaarheden en de rechten van eigenaren en gebruikers in het kader van het gebruik van gemeenschappelijke ruimtes. Het hof vernietigt het eerdere vonnis van de rechtbank en compenseert de proceskosten, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer hof : 200.284.640/01
Zaaknummer rechtbank : C/10/603819 / KG ZA 20-815
Publicatienummer vonnis : ECLI:NL:RBROT:2020:8099
Arrest in kort geding van 18 januari 2022
in de zaak van

1.Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam,

gevestigd in Rotterdam, hierna te noemen: SOR,
2.
[appellant 2],
wonend in [woonplaats], hierna te noemen: [appellant 2],
3.
Loetje Rotterdam Centrum B.V.,
vestiging Rotterdam, hierna te noemen: Loetje,
appellanten,
hierna gezamenlijk te noemen: SOR c.s.,
advocaat: mr. I.J.M.I. Souren te Rotterdam,
tegen
de Vereniging van Eigenaars Stallingsgarage Laurenshof te Rotterdam,
kantoorhoudend in Nieuwegein,
verweerster,
hierna te noemen: de VvE,
advocaat: mr. H.J.G. Braakhuis te Arnhem.

1.De zaak in het kort

1.1
Deze zaak gaat over een beugel die de VvE in haar parkeergarage heeft geplaatst op de vloer voor een toegangsdeur tussen de garage en het naburige pand en onder een goederenluik. Vanwege de beugel kunnen grote goederen niet meer door de deur. SOR c.s. hebben onder meer een erfdienstbaarheid op het hebben en houden van de toegangsdeur en het gebruik van het goederenluik. Zij eisen dat de VvE de beugel weg haalt en dat de VvE hen de deur en het luik zonder beperkingen laat gebruiken.
1.2
Het hof oordeelt in dit kort geding dat de beugel weg moet. Het hof veroordeelt de VvE in dit kort geding niet om het gebruik van de deur en het luik op geen enkele wijze te beperken.

2.Procesverloop

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het dossier van het kort geding bij de rechtbank Rotterdam;
  • het tussen partijen gewezen vonnis van 14 september 2020;
  • de dagvaarding in hoger beroep van SOR c.s.;
  • het arrest van dit hof van 3 november 2020, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
  • het proces-verbaal van die mondelinge behandeling;
  • de memorie van grieven van SOR c.s., met bijlagen;
  • de memorie van antwoord van de VvE, met bijlagen;
  • de bijlagen die SOR c.s. en de VvE voor na te noemen zitting hebben overgelegd.
2.2
Op 6 december 2021 heeft een zitting plaatsgevonden in deze zaak en tegelijkertijd ook in de zaak tussen partijen met nummer 200.297.480. Mr. Souren heeft ter zitting pleitaantekeningen overgelegd.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
Tussen partijen staat onder meer het volgende vast.
3.2
SOR is eigenaar van het voormalige KPN-gebouw in Rotterdam. [appellant 2] is huurkoper en economisch eigenaar van dat gebouw. Hij heeft het gebouw herontwikkeld en hij verhuurt een horeca-bedrijfsruimte op de begane grond aan Loetje en woningen op de bovengelegen verdiepingen aan derden. KPN B.V. heeft een opstalrecht en gebruikt een gedeelte van de kelderverdieping voor een (onbemande) telefooncentrale.
3.3
De VvE is een vereniging van eigenaars die onder meer verantwoordelijk is voor het beheer van de stallingsgarage die achter het KPN-gebouw ligt (hierna: de parkeergarage). SOR is lid van de VvE.
3.4
Op de parkeergarage als dienend erf is ten gunste van het KPN-gebouw als heersend erf de volgende erfdienstbaarheid gevestigd:
Begane grond
3. de erfdienstbaarheid om op de begane grond van de op het dienend erf te realiseren parkeergarage een tweetal parkeerplaatsen in gebruik te hebben, ten behoeve van het laden en lossen van goederen door middel van bestaande hijsbalk op de bovenste etage van het heersend erf, alsmede het recht om vanaf de openbare weg via de entree van de stallingsgarage te komen van en te gaan naar betreffende parkeerplaatsen met een personenauto of bestelwagen en het gebruikmaken van een goederenluik in de eerste verdiepingsvloer en de dakvloer alsmede het hebben en houden van een toegangsdeur tot het heersend erf, teneinde bedoelde goederen af te leveren;
4. de erfdienstbaarheid om op de begane grond van de op het dienend erf te realiseren parkeergarage een traforuimte te hebben en (onder)houden;
(…)
één en ander op zodanige wijze en locatie als aangegeven op de hiervoor genoemde tekening (…)”
3.5
Bij de leveringsakte hoort deze tekening:
Deze tekening is een plattegrond van de parkeergarage. Met de stippellijnen is een route aangegeven (hierna: de route) die loopt via de toegangshekken van de parkeergarage (aan de onderzijde van de tekening) en met een U-bocht naar de twee parkeerplaatsen (op de tekening donkergekleurd), het goederenluik en de toegangsdeur (alle gesitueerd aan de linker bovenzijde van de tekening). De toegangsdeur verbindt de parkeergarage met de begane grond van het KPN-gebouw. Deze deur draait naar buiten open (de parkeergarage in) sinds SOR de draairichting heeft gewijzigd. Vanaf de toegangsdeur loopt de route terug naar de toegangshekken. De toegangshekken zijn uitgevoerd als ‘speedgate’ dat alleen open gaat voor voertuigen met een in het systeem bekend kenteken. Naast de toegangshekken is een doorgang voor voetgangers en fietsers (hierna te noemen: de voetgangerspassage).
3.6
[appellant 2], woninghuurders en KPN gebruiken de toegangsdeur. Tot september 2020 gebruikte Loetje de toegangsdeur en de voetgangerspassage om afvalrolcontainers vanuit de horecaruimte via de parkeergarage vol naar buiten af te voeren en weer leeg terug naar binnen te rijden.
3.7
Op 15 oktober 2019 heeft de algemene ledenvergadering van de VvE (hierna: de ALV) onder meer besloten dat SOR ervoor zorgt dat het afvaltransport van Loetje door de parkeergarage binnen twee weken stopt. Op 24 juli 2020 heeft de VvE SOR schriftelijk aangemaand om daaraan uitvoering te geven.
3.8
Op 31 juli 2020 heeft SOR ten behoeve van de ALV op 15 september 2020 (zie hierna onder 3.13) het verzoek ingediend om voorwaardelijk in te stemmen met het voorlopig met afvalrolcontainers volgen van de huidige route door de parkeergarage en de voetgangerspassage.
3.9
Op 7 augustus 2020 heeft de VvE SOR aangemaand om het gebruik door Loetje van de toegangsdeur te staken, bij gebreke waarvan de VvE een beugel zou laten plaatsen om vuilcontainers te weren in de parkeergarage.
3.1
Daarop heeft (de advocaat van) SOR aan de VvE geschreven dat [appellant 2] en Loetje conform de erfdienstbaarheden mogen laden en lossen via de aangegeven route door de parkeergarage en dat Loetje momenteel een alternatieve route volgt, namelijk via de voetgangerspassage, omdat de toegangshekken minder geschikt zijn voor rolcontainertransport. Verder wijst hij er op dat Loetje heeft aangeboden de voetgangerspassage geschikter te maken voor rolcontainers en dat Loetje haar vuilcontainers niet langs een andere route dan via de parkeergarage kan afvoeren.
3.11
Op 7 september 2020 heeft de VvE in de parkeergarage een beugel laten plaatsen voor de toegangsdeur (dus niet bij de voetgangerspassage, maar voor de deur bij de twee parkeerplaatsen en het goederenluik). De toegangsdeur botst bij het openen op de beugel, zodat dat hij maar ongeveer 80 cm open kan. Totdat SOR de draairichting van de toegangsdeur zonder toestemming van de VvE veranderde, draaide de deur naar binnen open. In die situatie zou de beugel geen probleem voor het openen van de deur vormen. De doorgang die nu tussen de beugel en een pilaar loopt, is slechts ongeveer 60 cm breed. Er kunnen geen afvalrolcontainers of andere in omvang vergelijkbare goederen meer doorheen.
3.12
Twee dagen later zijn SOR c.s. het onderhavige kortgeding gestart (zie hierna onder 4).
3.13
Op de ALV van 15 september 2020 zijn een aantal besluiten van de ALV van 15 oktober 2019, een aantal ingrepen in de parkeergarage en ook andere verzoeken ter sprake gebracht. Op deze vergadering is besloten dat de ALV geen toestemming verleent om de draairichting van de toegangsdeur naar (in) de parkeergarage te hebben en is opgemerkt dat het verzoek van SOR om in te stemmen met het voor vuilcontainers volgen van de route via de voetgangerspassage, achterhaald is vanwege dit kort geding.
3.14
SOR c.s. hebben zich tot de kantonrechter in Rotterdam gewend met een “
verzoekschrift ex artikel 5:130 en/of 5:129 BW, tevens houdende verklaring voor recht met nevenvorderingen”. SOR c.s. hebben daarin verzoeken en vorderingen gedaan inzake bepaalde besluiten, afwijzingen en beslispunten tijdens de ALV’s van 15 oktober 2019 en 20 september 2020 (onderdelen I, II, III en V) en van de kantonrechter verlangd dat hij (kort gezegd):
IV. voor recht verklaart dat nietig is of voor vernietiging in aanmerking komt het besluit op de vergadering van 15 september 2020 tot afwijzing van:
- het (blijvend) gebruiken van de bij de erfdienstbaarheden aangewezen route voor laden en lossen, maar dan via de voetgangerspassage of
- het blijvend gebruiken van de bij de erfdienstbaarheden aangewezen route (via de speedgates)
en voor recht verklaart dat SOR c.s. die routes voor laden en lossen mogen (blijven) gebruiken;
VI. voor recht verklaart dat de beugel voor de toegangsdeur onrechtmatig is en moet worden verwijderd en dat ook geen andere objecten de doorgang mogen belemmeren, op straffe van een dwangsom.
3.15
Op 14 april 2021 (hangende het onderhavige kort geding) heeft de kantonrechter een beschikking gegeven. Daarin verklaarde zij SOR c.s. niet-ontvankelijk in de verzoeken tot vernietiging van de besluiten van 15 oktober 2019 en wees zij de overige verzoeken in de onderdelen I, II, III en V af. Ten aanzien van de vuilcontainers van Loetje stelde de kantonrechter vast dat daarover geen besluiten op de ALV van 15 september 2020 zijn genomen, zodat een beroep op nietigheid of vernietiging daarvan niet mogelijk is. De kantonrechter verklaarde zich onbevoegd om van de onderdelen IV en VI kennis te nemen
.De SOR c.s. hebben hiertegen hoger beroep ingesteld en het hof doet daarin vandaag ook uitspraak (zaaknummer 200.297.480).

4.Vorderingen en beslissing van de rechtbank

4.1
Zoals hiervoor aangegeven, hebben SOR c.s. twee dagen na het plaatsen van de beugel de VvE gedagvaard in het onderhavige kort geding. Zij hebben gevorderd dat de VvE de beugel weer verwijdert en dat zij het huidige gebruik van de toegangsdeur gedoogt en niet dwarsboomt of beperkt, een en ander op straffe van een dwangsom en met veroordeling van de VvE in de proceskosten.
4.2
Op 14 september 2020 is in dit kort geding vonnis gewezen. De vorderingen van SOR en [appellant 2] zijn afgewezen omdat zij geen spoedeisend belang hebben. De vordering van Loetje is afgewezen omdat uit de tekst van de erfdienstbaarheid niet kan worden opgemaakt dat de parkeergarage via de toegangshekken ook toegang moet bieden aan afvalrolcontainers en de erfdienstbaarheid ook niet is verruimd doordat Loetje te goeder trouw geruime tijd zonder tegenspraak haar afval heeft afgevoerd via de voetgangerspassage. Omdat op de route van de voetgangerspassage geen erfdienstbaarheid rust, ontbreekt een grondslag voor de vordering van Loetje tot verwijdering van de beugel, aldus de rechter.

5.Vorderingen in hoger beroep en bezwaren tegen het vonnis

5.1
SOR c.s. zijn in hoger beroep gekomen omdat zij het niet eens zijn met het vonnis. Zij voeren aan dat SOR, [appellant 2] en zijn huurders wel spoedeisend belang hebben bij verwijdering van de beugel (grief 1). Zij betogen dat de huurders en andere gebruikers de toegangsdeur nodig hebben voor hun grote goederen, dat KPN het goederenluik gebruikt en dat de beugel, naast belemmering, ook voor valgevaar zorgt. Verder heeft de rechtbank volgens SOR c.s. de locatie van de beugel onjuist vastgesteld (grief 2). SOR c.s. benadrukken dat zij en de overige gebruikers van het KPN-gebouw de toegangsdeur en het goederenluik op grond van de erfdienstbaarheden mogen gebruiken, hetgeen door de plaatsing van de beugel (deels) onmogelijk is gemaakt. Volgens SOR c.s. ondervinden alle gebruikers van het KPN-gebouw dagelijks onrechtmatige hinder van de beugel (grieven 3 en 4).
5.2
SOR c.s. vorderen in hoger beroep, na wijziging van eis:
de VvE te veroordelen de beugel binnen 12 uur na (betekening van) dit arrest te verwijderen en verwijderd te houden, en
de VvE te veroordelen het gebruik van de toegangsdeur en het goederenluik door SOR c.s., KPN Telecom BV en de woninghuurders te gedogen en het gebruik op generlei wijze te dwarsbomen of te beperken,
beide vorderingen telkens op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag met een maximum van € 250.000,-, en
de VvE te veroordelen in de proceskosten van beide instanties, met rente en nakosten.
5.3
De VvE heeft een en ander gemotiveerd bestreden.
5.4
Het hof zal de grieven hierna gezamenlijk behandelen per vordering en deelonderwerp.

6.Beoordeling door het hof

Vordering sub a: verwijderen van de beugel
locatie van de beugel
6.1
Tussen partijen is niet in geschil dat de beugel bij de toegangsdeur staat en niet bij de voetgangerspassage. De tweede grief van SOR c.s., die de locatie van de beugel betreft, behoeft geen (verdere) bespreking.
de gedaagde procespartij (de VvE)
6.2
De VvE heeft de beugel bij de toegangsdeur geplaatst of laten plaatsen. SOR c.s. kunnen daarom de VvE aanspreken om hem daar weer weg te (laten) halen. De beschikking van de kantonrechter van 14 april 2021 staat daar niet aan in de weg. De kantonrechter moest beslissen over verklaringen voor recht over (onder meer) het gebruik van de route en over belemmeringen van de doorgang. In dit kort geding zal het hof geen verklaringen voor recht geven; die zijn ook niet gevorderd. Dat de SOR c.s. voor geschillen over de erfdienstbaarheid niet de VvE maar de gezamenlijke eigenaren in rechte zou moeten betrekken (zoals de kantonrechter overwoog), betekent niet dat de SOR c.s. de VvE niet kan aanspreken om de beugel direct te (laten) verwijderen. Ook als hierbij erfdienstbaarheden aan de orde komen, is het een geschil over de plaatsing van de beugel. Daarover oordeelde de kantonrechter niet. Overigens is er in dit kort geding geen geschil over dat er een erfdienstbaarheid bestaat en is in dit kort geding ook geen wijziging of opheffing daarvan gevorderd (waarvoor de artikelen 5:78 en volgende uit het BW een mogelijkheid kennen).
onrechtmatigheid van de beugel
6.3
Tussen partijen is in dit kort geding niet in geschil dat het heersend erf (in elk geval) het recht heeft om:
1) een toegangsdeur tot het haar erf te hebben om goederen af te leveren,
2) het goederenluik te gebruiken en
3) via de route vanaf de openbare weg van en naar de twee parkeerplaatsen te gaan met een personenauto of bestelwagen.
6.4
Het hof oordeelt dat de beugel een onrechtmatige vermindering van het genot hiervan vormt, vanwege de volgende omstandigheden afzonderlijk en tezamen:
1) De beugel maakt het onmogelijk om grote goederen via de toegangsdeur tot het heersend erf af te leveren. In de omschrijving van de erfdienstbaarheid in de leveringsakte staat niet dat het bij de toegangsdeur alleen gaat om kleinere goederen en goederen die over een beugel heen getild kunnen worden. Andere (grote) goederen passen nu niet door de deur. Dit kan ook niet als de beugel naar beneden wordt geklapt (zo dat al mogelijk is), omdat de beugel ook in naar beneden geklapte stand een hindernis is.
2) De beugel staat pal voor de toegangsdeur. Hij vormt daarmee een belemmering en een gevaar voor mensen die de route, al dan niet met auto’s, gaan. Zij moeten vóór de beugel stoppen en moeten om of over de beugel heen stappen of reiken als zij de toegangsdeur willen gebruiken om goederen af te geven. Daarbij komt dat de beugel laag is – kniehoog (in elk geval onder ooghoogte). Mogelijk dragen die mensen goederen in handen of zijn er andere omstandigheden (waaronder ook beperkt zicht vanuit een auto), waardoor zij deze lage beugel niet opmerken.
Het hof acht het waarschijnlijk dat de mensen die de toegangsdeur gebruiken niet altijd voldoende oplettend en voorzichtig zullen zijn, waardoor de kans op valpartijen (met mogelijk ernstig letsel) groot is. Het wijzigen door SOR c.s. van de draairichting van de toegangsdeur of het plaatsen van een schuifdeur kan dit gevaar niet wegnemen.
3) In hoger beroep is voldoende aangetoond dat de beugel het normaal gebruik van het goederenluik, dat in het dak van de parkeergarage zit, belemmert. Ter gelegenheid van de zitting hebben SOR c.s. een foto getoond (productie 5, foto links boven) waarop te zien is dat mensen bij plaatsing van een ladder onder het goederenluik de onderste trede van de ladder niet (in elk geval niet normaal) kunnen gebruiken; zij moeten over de beugel heen stappen om de ladder te beklimmen. Dit is hinderlijk. Het is ook gevaarlijk, want wie de beugel vergeet, zal hem bij het afdalen van de ladder niet zien en dus gemakkelijk kunnen vallen. Dat, om bij het goederenluik te komen, de ladder niet hoeft te worden neergezet op de wijze zoals op de foto staat, neemt het gevaar onvoldoende weg, omdat niet iedereen de ladder anders zal plaatsen.
6.5
Voornoemde omstandigheden vormen voor het hof voldoende grond om in dit kort geding te oordelen dat de beugel direct weg moet. Dat Loetje voorheen, toen de beugel er nog niet was, afvalcontainers door de toegangsdeur via de parkeergarage reed waardoor de eigenaren afval en andere overlast in de parkeergarage ervoeren, is voor het hof onvoldoende grond voor het oordeel in dit kort geding dat de VvE de beugel voor de toegangsdeur mag laten staan, met alle hinder en gevaarzetting van dien. Vooralsnog overweegt het hof daartoe de wens om afvalcontainers uit de parkeergarage te weren, de beugel niet rechtvaardigt. Er staat onvoldoende vast dat dit, als het dienend erf de afvalrolcontainers wil en mag weren (het hof laat zich daar in dit kort geding niet over uit), zij dit niet met andere middelen dan een beugel voor een deur zou kunnen realiseren (bijvoorbeeld met goede afspraken of een gerechtelijk verbod met dwangsom).
spoedeisend belang van SOR c.s.
6.6
Alle rechtmatige gebruikers van het KPN-gebouw, zoals Loetje en [appellant 2] (en ook de KPN) hebben er belang bij dat de VvE de beugel weghaalt. De beugel hindert hen in het genot van hun rechten en vormt voor iedereen een gevaar.
6.7
De gebruikers kunnen de eigenaren of verhuurder ook aanspreken om geen beugel achter een deur te hebben. SOR en [appellant 2] hebben daarover onweersproken aangevoerd dat zij (als eigenaren en verhuurder) zorg dragen voor de juridische afwikkeling van kwesties met de VvE. SOR en [appellant 2] hebben daarom (ook) langs die weg belang in dit kort geding bij hun vordering tot verwijdering van de beugel. Dit kort geding leent zich niet voor een verdere beoordeling over wie uiteindelijk jegens de gebruikers/rechthebbenden van de erfdienstbaarheid aansprakelijk zal zijn voor de gevolgen van de beugel.
6.8
Naar het oordeel van het hof is het belang van SOR c.s. bij verwijdering van de beugel ook voldoende spoedeisend. Dat oordeelt het hof zowel omdat de beugel een gevaar vormt, als ook omdat de beugel een dagelijks obstakel is voor diegenen die de toegangsdeur hebben om goederen af te geven. De VvE heeft aangegeven dat SOR c.s. bij dat laatste geen belang hebben, omdat grote goederen – met passen en meten – ook langs de hoofdingang naar binnen en buiten kunnen. Het hof oordeelt dat dat het spoedeisend belang bij de afgifte van (grote) goederen via de toegangsdeur niet wegneemt. Immers, bij de hoofdingang is een smallere, glazen deur en een trap en er zijn daar hoogteverschillen bij de gevel. Bovendien mogen (en kunnen) buiten geen auto’s in de buurt van die ingang komen. Uit de in hoger beroep overgelegde e-mails van 25 november 2021 blijkt ook dat de beugel daadwerkelijk een obstakel vormt voor de doorgang van een ketel en zonneboilers die elders nodig zijn. Voor Loetje geldt daarnaast dat zij vanwege de beugel hun grote goederen langs de tafeltjes met (etende) gasten moeten vervoeren.
conclusie over de beugel
6.9
Gelet op het voorgaande moet de beugel weg. De grieven van SOR c.s. die daarop zien slagen.
6.1
Hoewel er geen verweer is gevoerd tegen de vordering voor wat betreft de zeer korte termijn van 12 uren waarbinnen de beugel moet zijn verwijderd en de dwangsommen, ziet het hof wel aanleiding in de huidige coronaperiode om de termijn te verlengen en ook om de dwangsom matigen. Het hof zal bepalen dat de beugel binnen 14 dagen moet zijn verwijderd en dat, als deze niet is verwijderd aan het eind van de 14e dag na betekening van dit arrest (dus vanaf dag 15 na de dag van betekening), een dwangsom gaat lopen van € 250,- per dag met een maximum van € 20.000,-.
Vordering sub b; gedogen en onbeperkt gebruik van de toegangsdeur en het goederenluik
6.11
SOR c.s. hebben bij de rechtbank gevorderd dat het hof de VvE veroordeelt om ‘het huidige gebruik’ van de toegangsdeur te gedogen en het gebruik op generlei wijze te dwarsbomen of te beperken. Daarbij zag ‘het huidige gebruik’ ook op het gebruik met afvalrolcontainers om deze via de garage en de voetgangerspassage naar buiten te rollen. In hoger beroep is ‘het huidige gebruik’ gewijzigd in ‘het gebruik’. In beginsel betekent dat ‘ieder gebruik’. Het hof begrijpt deze eiswijziging in de context, dat SOR c.s. de toegangsdeur momenteel (‘huidig’) niet voor rolcontainers kunnen gebruiken omdat er een beugel is geplaatst, maar dat zij dat wel weer willen gaan doen als de beugel weg is. In hun vorderingen om het gebruik op generlei wijze te dwarsbomen of beperken, bedoelen zij kennelijk ook dat het gebruik met afvalrolcontainers om het afval van Loetje daarin via de parkeergarage af te voeren, niet mag worden beperkt.
6.12
Het hof zal die (ruime) vordering afwijzen. De tekst van de erfdienstbaarheid in de leveringsakte noemt het van en naar de parkeerplaatsen mogen gaan met een personenauto of bestelwagen op zodanige wijze en locatie als op de tekening is aangegeven. Afvalrolcontainers zijn in de akte niet uitdrukkelijk naast de personenauto en bestelwagen genoemd. Op de tekening bij de akte staat een route door de toegangshekken. Vaststaat dat er momenteel geen afvalrolcontainers op die route van en naar de parkeerplaatsen kunnen gaan, omdat zij niet door de als speedgate uitgevoerde toegangshekken komen. Een erfdienstbaarheid van gebruik van (een route door) de voetgangerspassage staat niet in de leveringsakte. Naar het voorlopig oordeel van het hof (in dit kort geding) rechtvaardigt een erfdienstbaarheid ten behoeve van het hebben en (onder)houden van een traforuimte op zichzelf niet het gebruik op die locatie van een voetgangerspassage. De ruime vordering, die mede ziet op gebruik met afvalrolcontainers, zal het hof daarom in dit kort geding afwijzen.
6.13
Voor een beperkter toewijzing van de vordering (een vordering waar bepaald gebruik niet onder valt) ziet het hof geen aanleiding. Het hof heeft geen aanwijzingen dat de VvE (het dienend erf) het gebruik van de toegangsdeur en het goederenluik waarop het heersend erf recht heeft, niet toelaat. Er is namelijk geen aanwijzing dat de VvE dit recht beperkt op een andere wijze dan met de beugel – die zij moet verwijderen (zie vordering a). Voor het plaatsen van de beugel was de aanleiding alleen het weren van afvalrolcontainers uit de parkeergarage, niet het weren van enig ander gebruik van de toegangsdeur of het goederenluik. Het hof merkt hierbij op dat de ALV van 15 oktober 2019 slechts besloot dat SOR ervoor zorgt dat het vuilnistransport door de parkeergarage stopt, zonder het (overige) gebruik van de toegangsdeur of het goederenluik te noemen. De aanmaning van 7 augustus 2020 aan de SOR vermeldt in de bijlage: “
Er wordt opdracht gegeven voor het plaatsen van een beugel om vuilcontainers te weren in de Stallingsgarage op 21 augustus”.Weliswaar is naast het weren van vuilcontainers ook gesproken over gebruiksovereenkomsten voor gebruik van de parkeergarage en voor personenverkeer door de toegangsdeur, maar dergelijke overeenkomsten vormen (vooralsnog) geen geschil tussen partijen en hebben ook niet tot beperkingen of reëel dreigende beperkingen van de toegangsdeur of het gebruik van het goederenluik geleid. Het hof laat zich daarom in dit arrest niet uit over de vraag of en in hoeverre personenverkeer door de toegangsdeur onder de erfdienstbaarheid valt.
6.14
De conclusie is dat SOR c.s. momenteel geen belang hebben bij een veroordeling van de VvE in kort geding om het gebruik van de toegangsdeur en het goederenluik te gedogen en op generlei wijze te dwarsbomen of te beperken.
Conclusie en slot
6.15
De conclusie is dat het hoger beroep van SOR c.s. slaagt voor wat betreft de vordering tot verwijdering van de beugel, maar niet slaagt voor wat betreft de vordering aangaande het gebruik van de toegangsdeur en het goederenluik. De grieven treffen dus slechts gedeeltelijk doel. Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw rechtdoen zoals hierna vermeld.
6.16
Bij de uitkomst van deze uitspraak past het dat SOR c.s. en de VvE ieder hun eigen proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep dragen.

7.Beslissing

Het hof:
- vernietigt het bestreden vonnis van 14 september 2020;
en opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt de VvE om de beugel nabij de toegangsdeur en onder het goederenluik binnen 14 dagen na betekening van dit arrest te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag dat de beugel vanaf de 15e dag na betekening van dit arrest niet is verwijderd, met een maximum van € 20.000,-,
en
- wijst af het meer of anders gevorderde;
- compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep draagt;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. G. Dulek-Schermers, A.A. Muilwijk-Schaaij en J.N. de Blécourt. Het is getekend en uitgesproken door de rolraadsheer mr. J.E.H.M. Pinckaers ter openbare terechtzitting van 18 januari 2022 in aanwezigheid van de griffier.