ECLI:NL:GHDHA:2022:2279
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Opheffing mentorschap en beoordeling van de noodzaak tot mentorschap in het civiele recht
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 2 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de opheffing van een mentorschap. Betrokkene, die in gemeenschap van goederen is gehuwd, was eerder onderworpen aan een mentorschap dat was ingesteld door de kantonrechter. De kantonrechter had betrokkene niet ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot instelling van een mentorschap, en had BewindvoeringZorg B.V. als mentor benoemd. Betrokkene heeft in hoger beroep verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en het mentorschap op te heffen, stellende dat zij in staat is haar niet-vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen.
Het hof heeft vastgesteld dat betrokkene op 21 december 2021 in hoger beroep is gekomen van de beschikking van de kantonrechter. De mondelinge behandeling vond plaats op 23 augustus 2022, waarbij verschillende belanghebbenden aanwezig waren. Het hof heeft de feiten en omstandigheden rondom de instelling van het mentorschap en de rol van de mentor beoordeeld. Betrokkene heeft aangevoerd dat zij geen toestemming heeft gegeven voor het gebruik van een neuropsychologisch verslag en dat zij in goede gezondheid verkeert.
Het hof heeft geconcludeerd dat de noodzaak voor het mentorschap niet meer bestaat, gezien het feit dat betrokkene inmiddels zelfstandig woont en geen samenwerking met de mentor heeft willen aangaan. De mentor heeft verklaard dat er nauwelijks werkzaamheden zijn verricht. Het hof heeft daarom besloten het mentorschap op te heffen, maar de beschikking van de kantonrechter voor het overige te bekrachtigen. De beslissing is openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.