ECLI:NL:GHDHA:2022:2278
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Onderbewindstelling van echtgenoot en de gevolgen voor betrokkene in het civiele recht
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 2 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de onderbewindstelling van betrokkene, die in gemeenschap van goederen is gehuwd met haar echtgenoot. De onderbewindstelling was aangevraagd door de oudste dochter van betrokkene, omdat zij niet in staat zou zijn haar vermogensrechtelijke belangen te behartigen. Betrokkene heeft in hoger beroep verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en het bewind op te heffen. Het hof heeft vastgesteld dat betrokkene op 21 december 2021 in hoger beroep is gekomen van de beschikking van de rechtbank Den Haag, die op 21 september 2021 was uitgesproken. De rechtbank had de goederen van betrokkene onder bewind gesteld, omdat zij door haar lichamelijke en geestelijke toestand niet in staat was om haar belangen te behartigen. De bewindvoerder, BewindvoeringZorg B.V., heeft in de procedure verweer gevoerd en betrokkene niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de eerdere beschikking van de rechtbank en de ingediende stukken. Het hof heeft geoordeeld dat de kantonrechter op juiste gronden de onderbewindstelling heeft uitgesproken en dat betrokkene niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar situatie zodanig is gewijzigd dat de noodzaak voor het bewind niet meer aanwezig is. Het hof heeft de bestreden beschikking dan ook bekrachtigd. De beslissing is genomen na een mondelinge behandeling waarbij de betrokken partijen aanwezig waren, en het hof heeft de argumenten van betrokkene en de bewindvoerder zorgvuldig gewogen.