Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer rechtbank : 8703188 \ CV EXPL 20-28270
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 8 februari 2021, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 8 januari 2021;
- het arrest van dit hof van 2 maart 2021, waarin een mondelinge behandeling is gelast, die op 15 maart 2021 is gehouden;
- de memorie van grieven van [appellant] met één bijlage;
- de memorie van antwoord van Wellant.
3.Feitelijke achtergrondDe kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.7 een aantal feiten vastgesteld. Omdat [appellant] geen grief heeft aangevoerd tegen die door de kantonrechter vastgestelde feiten zijn deze in hoger beroep niet in geschil en dienen zij ook het hof als uitgangspunt. Waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen deze feiten neer op het volgende.
“
Onlangs heeft u twee gesprekken gevoerd met uw leidinggevende, de heer [leidinggevende 1]. Vervolgens heeft u een mail gestuurd aan de voorzitter van het College van Bestuur, waarin u diverse uitlatingen doet.Ter voorkoming van misverstanden lijkt het me goed aan te geven wat uw arbeidsrechtelijke positie op dit moment is.U bent bij Wellantcollege in dienst als Docent D mbo. Met de heer [leidinggevende 2], uw toenmalige leidinggevende, zijn in juli 2017 afspraken gemaakt over uw inzet vanaf het schooljaar 2017-2018. Deze afspraken houden in dat u voor 0,4 fte voor het project RIF werkzaam bent en voor 0,4 fte als kwartiermaker Water.Daarnaast is op uw verzoek afgesproken dat u in hiërarchische zin rechtstreeks onder de directie mbo valt. Op dit moment is dit de heer [leidinggevende 1].Het is dan ook aan u om met de heer [leidinggevende 1] te spreken over uw wensen voor de invulling van uw functie.Daarnaast kan de heer [leidinggevende 1] van u verlangen dat u inzichtelijk maakt welke werkzaamheden u momenteel verricht en voor hoeveel uur. U dient daar samen uit te komen. Wanneer dat niet lukt, is het aan de heer [leidinggevende 1], om u werkzaamheden op te dragen die passen binnen uw werktijdfactor en de overeengekomen functie van docent D mbo.(…)”
“
Nu de Wet Verbetering Poortwachter vermeldt dat de werkgever de werknemer in beginsel in het eigen werk dient te re-integreren, zal dit ook de functie zijn waarin cliënt zijn uren zal moeten gaan opbouwen, zodra hij daartoe in staat wordt geacht. Dit kan in de ogen van cliënt echter niet eerder dan dat er duidelijke kaders zijn gesteld aan wat er van hem en van Stichting Wellant wordt verwacht. Cliënt stelt voor om in gesprek te treden met mevrouw [voorzitter] als voorzitter van het College van bestuur en voorzitter van de stuurgroep, onder leiding van een onafhankelijk mediator. Indien gewenst kunt u ook als leidinggevende bij deze gesprekken aanwezig zijn. Als mediator stelt cliënt één van de genoemde personen voor: (….)”
Vermeld is onder “
visie verzekeringsarts”:
“
cliënt heeft medische klachten en beperkingen en is hiervoor onder behandeling. Dit werd door de behandelaar bevestigd. Client was op 28-05-2018 niet in staat om zijn werk te verrichten.”
Onder “
prognose functionele mogelijkheden” is vermeld:
“
De verwachting is dat de medische situatie op korte termijn (binnen 3 maanden) wezenlijk zal verbeteren.” en “
De verwachting is dat de functionele mogelijkheden op korte termijn (binnen 3 maanden) wezenlijk zullen toenemen.”
“
Reden bijstelling (…) Mediation inzetten om volgende fase te kunnen bereikenBijstelling (…) Betrokkene heeft beperkingen in het persoonlijk functioneren waardoor nu niet inzetbaar in het eigen werk. Hij heeft een adequate interventie ingezet om te herstellen. Daarnaast adviseer ik mediation in te zetten daar er een onderliggende conflictsituatie opgelost dient te worden die deze ziekmelding onnodig in stand houdt.”
“
In reactie op uw mail van 12 juli jl. bericht ik u dat cliënt ermee kan instemmen dat de mediation wordt afgesloten en dat wordt gekeken naar het tweede spoor re-integratie. Dit overigens zonder dat cliënt erkent dat terugkeer bij uw cliënte onmogelijk is. (…) Hij wil graag aan het werk.”
“
De afgelopen (bijna) 2 jaar is betrokkene ([appellant] -hof) met werkgever in conflict en hebben er interventies in dit kader plaats gevonden, echter nog altijd zonder (bevredigend) resultaat voor beiden.(…)ConclusieWerkMOED adviseert geen spoor 2 traject te starten met Dhr. [appellant], aangezien zijn belastbaarheid op dit moment niet toereikend lijkt. Daarmee hangt samen dat de inzet van een spoor 2 traject op dit moment niet tot succes zal leiden binnen de arbeidsjaren van betrokkene voor het behalen van de pensioengerechtigde leeftijd. Het komen tot een structurele oplossing tussen werkgever en betrokkene lijkt nu van belang voor het herstel van Dhr. [appellant]. (…) Dhr. [appellant] deelt de mening van WerkMOED.”
“
In onze brief van 14 oktober 2019 hebben wij u een week de tijd gegeven voor het aanvullen van het re-integratieverslag van uw werknemer (…)Daarna hebben wij nog eenmaal gebeld en een mail gestuurd. Wij hebben de aanvullingen niet ontvangen. Wel hebben wij lege documenten gekregen en wordt op het actueel oordeel aangeven, dat er geen actueel oordeel aanwezig is. Er is niet op onze mail gereageerd, waarin wij vragen of het juist is dat de documenten niet ingevuld zijn opgestuurd. Wij hebben geen reactie ontvangen. Daarmee voldoet u niet aan uw re-integratieverplichtingen. (..)Omdat u niet voldoet aan uw re-integratieverplichtingen, moet u het loon van de heer [appellant] doorbetalen tot 29 november 2020.”
“
Dhr. [appellant] heeft een positieve instelling maar is ervan overtuigd dat, gezien zijn huidige toestand, zijn leeftijd, het aanbod aan vacatures in deze coronatijd, dat het niet aannemelijk is dat hij elders werk zou kunnen vinden. (…)”
het niet voldoen van uw cliënte aan de re-integratieverplichtingen.” Over de schade is vermeld: “
Indien uw cliënte haar verplichtingen uit goed werkgeverschap ten opzichte van cliënt was nagekomen, was zijn dienstverband in 2019 beëindigd en had hij de maximale transitievergoeding ontvangen. Ten gevolge van de toerekenbare tekortkoming van uw cliënte heeft cliënt deze schade geleden.”
4.Procedure bij de rechtbank
- voor recht wordt verklaard dat Wellant ten opzichte van hem toerekenbaar tekort is geschoten, een slecht werkgever is, door het niet te voldoen aan haar re-integratieverplichtingen;
- Wellant wordt veroordeeld aan [appellant] te betalen een schadevergoeding van primair € 55.526,96 en subsidiair € 81.000,- , vermeerderd met door [appellant] gemaakte kosten;
- Wellant wordt veroordeeld om aan [appellant] te betalen de wettelijke verhoging over het te laat betaalde salaris over de maanden juni en juli 2018;
- met veroordeling van Wellant in de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
De vordering strekkende tot betaling van de wettelijke verhoging over het te laat betaalde salaris is tot een percentage van 10% toegewezen.
5.Vorderingen in hoger beroep
- de kantonrechter heeft miskend dat de vordering van [appellant] tevens was gebaseerd op slecht werkgeverschap van Wellant;
- ten onrechte heeft de kantonrechter geoordeeld dat naast een loonsanctie geen ruimte meer bestaat voor het toekennen van een (aanvullende) schadevergoeding;
- Wellant is wel degelijk bewust toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van de re-integratieverplichtingen omdat zij meende daar gelet op de Xella-beschikking en haar positie als eigenrisicodrager belang bij te hebben. De door Wellant bedachte truc (die er toe heeft geleid dat Wellant geen transitievergoeding heeft betaald, zo begrijpt het hof de stellingen van [appellant]) heeft [appellant] € 81.000,- gekost. Ook in het derde jaar heeft Wellant zich niet aan de re-integratieverplichtingen gehouden. Als zij dat wel had gedaan was de loondoorbetalingsverplichting eerder geëindigd en had [appellant] alsnog aanspraak op de transitievergoeding kunnen maken;
- De kantonrechter heeft, ten slotte, de wettelijke verhoging over de te late salarisbetalingen ten onrechte gematigd tot 10%.
6.Beoordeling in hoger beroepgoed werkgeverschap; tekortkoming in de nakoming
Tegen die beslissing komt [appellant] op met zijn grieven II en III en V.
Wettelijke verhoging
7.Beslissing
- veroordeelt Wellant om aan [appellant] de wettelijke verhoging te voldoen over het salaris over de maanden juni en juli 2018 ter hoogte van 25%;
- bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep aan de kant van Wellant, welke kosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van Wellant worden bepaald op € 2.106,- aan griffierecht en € 4.062,- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het in hoger beroep meer of anders gevorderde af.