ECLI:NL:GHDHA:2022:2131

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
131821
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijkheid van schadevergoeding voor kosten van leaseauto en waardedaling inbeslaggenomen auto

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Den Haag van 27 juli 2021. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P.H.J. Körver, had een schadevergoeding aangevraagd voor kosten die hij had gemaakt in verband met een strafzaak die op 12 januari 2021 door de officier van justitie was geseponeerd. De verzoeker vroeg om vergoeding van verschillende kosten, waaronder € 1.250,- voor advocaatkosten, € 1,30 voor reiskosten, € 11.546,88 voor de huur van een leaseauto, € 7.313,- voor waardevermindering van zijn inbeslaggenomen auto, en € 280,- tot € 550,- voor de behandeling van het verzoekschrift.

De rechtbank had de verzoeker op 27 juli 2021 niet-ontvankelijk verklaard voor de kosten van de leaseauto en de waardedaling van de inbeslaggenomen auto, maar had wel een schadevergoeding van € 1,30 voor reiskosten toegewezen. De verzoeker ging in hoger beroep tegen deze beslissing. Tijdens de behandeling van het hoger beroep op 11 augustus 2022 heeft de advocaat-generaal mr. R. Smits geconcludeerd tot bevestiging van de beschikking van de rechtbank.

Het hof heeft in zijn beoordeling geen andere conclusies getrokken dan de rechtbank en heeft de verzoeker een schadevergoeding van € 1.020,- toegekend voor de gemaakte kosten van rechtsbijstand. Het hof heeft het hoger beroep afgewezen en de beschikking is openbaar uitgesproken op 6 oktober 2022.

Uitspraak

AV-nummer 001318-21
parketnummer 09-808011-19
datum uitspraak 6 oktober 2022

GERECHTSHOF DEN HAAG

meervoudige raadkamer

BESCHIKKING

gewezen op het hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 27 juli 2021 op een verzoekschrift, op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) ingediend door:

[verzoeker],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres],
verder te noemen verzoeker,
in deze zaak woonplaats kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. P.H.J. Körver, aan het [adres] te Den Haag.
Procesgang
De strafzaak tegen verzoeker is op 12 januari 2021 door de officier van justitie te Den Haag geseponeerd.
Door verzoeker is vervolgens bij een tijdig ter griffie van de rechtbank ingekomen verzoekschrift gevraagd hem een schadevergoeding toe te kennen van een bedrag van € 1.250,- ter zake van de door hem in zijn strafzaak gemaakte kosten van een advocaat, € 1,30 ter zake van reiskosten, € 11.546,88 ter zake van de kosten van het huren van een leaseauto omdat zijn eigen auto in beslag was genomen, € 7.313,- vanwege de waardevermindering van zijn inbeslaggenomen auto, alsmede € 280,- dan wel € 550,- voor het opstellen, indienen en eventueel in aanwezigheid van zijn advocaat behandelen in raadkamer van het onderhavige verzoekschrift.
De enkelvoudige raadkamer in de rechtbank Den Haag heeft bij beslissing van 27 juli 2021 verzoeker nietontvankelijk verklaard ten aanzien de kosten van het huren van een leaseauto en de waardedaling van de inbeslaggenomen auto, het verzoek om schadevergoeding ter zake van reiskosten toegewezen tot een bedrag van
€ 1,30 en het verzoek voor het overige afgewezen.
Namens verzoeker heeft mr. P.H.J. Körver, voornoemd, hoger beroep tegen die beslissing ingesteld.
Het hoger beroep is door het hof in raadkamer op
11 augustus 2022 in het openbaar behandeld, waarbij zijn gehoord de advocaat-generaal mr. R. Smits en de verzoeker, bijgestaan door mr. P.H.J. Körver, advocaat te 's-Gravenhage.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beschikking van de rechtbank.
Beoordeling van het verzoek
De behandeling van het onderhavige verzoekschrift in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de eerste rechter.
Het hof zal wel de forfaitaire vergoedingen toekennen van € 680,- voor de behandeling in eerste aanleg, alsmede € 340,- voor de behandeling van het verzoekschrift in hoger beroep.
Beslissing
Het hof:
Wijst het hoger beroep af.
Kent aan appellant uit ’s Rijks kas voor de in zijn strafzaak gemaakte kosten voor rechtsbijstand een schadevergoeding toe van een bedrag van

€ 1.020,- (duizendtwintig euro).

Deze beschikking is gewezen door
mr. A.L. Frenkel, voorzitter,
A. de Lange en mr. V. Mul, raadsheren,
in bijzijn van de griffier M. van der Mark, en op
6 oktober 2022 in het openbaar uitgesproken.
Deze beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier.

BEVELSCHRIFT VAN TENUITVOERLEGGING

Beveelt de tenuitvoerlegging van vorenstaande beschikking en mitsdien de betaling uit ’s Rijks kas door de griffier van dit hof van een bedrag van

€ 1.020,- (duizendtwintig euro),

ten gunste van de appellant [verzoeker],
op het door zijn advocaat te Den Haag,
mr. P.H.J. Körver, opgegeven IBAN-rekeningnummer [nr], ten name van Körver c.s Advocatuur, onder vermelding van [verzoeker]/OM II.
Den Haag, 6 oktober 2022
De voorzitter,
A.L. Frenkel