ECLI:NL:RBDHA:2021:15622

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juli 2021
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
21/731
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding na beslaglegging op auto in strafzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 27 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. drs. P.H.J. Körver. Verzoeker had een schadevergoeding aangevraagd voor kosten die hij had gemaakt in verband met de inbeslagname van zijn auto, een Mercedes Benz C 250, die op 10 oktober 2019 in beslag was genomen. De strafzaak tegen verzoeker eindigde op 12 januari 2021 met een sepotbeslissing. Verzoeker vroeg een vergoeding van in totaal € 1.250,00 voor gemaakte kosten, waaronder rechtsbijstand, reiskosten, huur van een leaseauto en waardevermindering van de inbeslaggenomen auto.

De officier van justitie, mr. N. Achahbar, heeft het verzoek voor een deel ondersteund, maar de rechtbank oordeelde dat de kosten voor de huur van een leaseauto en de waardevermindering niet onder artikel 530 Sv vallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wet enkel vergoedingen voor reis- en verblijfskosten en kosten van rechtsbijstand toelaat, en dat andere kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek voor de kosten van de leaseauto en de waardevermindering.

De rechtbank kende verzoeker wel een bedrag van € 1,30 toe voor reiskosten, maar wees het verzoek voor de overige kosten af. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. L. Heijkoop-Drosten, en werd openbaar uitgesproken. De rechtbank benadrukte dat voor de beoordeling van advocaatkosten een urenspecificatie vereist is, wat in dit geval ontbrak. De rechtbank concludeerde dat verzoeker niet ontvankelijk was voor het grootste deel van zijn vordering, omdat er geen wettelijke basis voor vergoeding was.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Parketnummer: 09/808011-19
Raadkamernummer: 21/731
Beslissing van de rechtbank Den Haag, enkelvoudige raadkamer in strafzaken, op het verzoek ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum] te Sittard,
voor deze zaak woonplaats kiezende op het kantoor van zijn advocaat
mr. drs. P.H.J. Körver,
adres: [adres] ,
hierna: verzoeker.

De procedure in raadkamer

De rechtbank heeft dit verzoek op 13 juli 2021 in openbare raadkamer behandeld en heeft kennis genomen van een deel van het strafdossier met het proces-verbaal van de politie Eenheid Den Haag, district Zoetermeer – Leidschendam – Voorburg, basisteam Leidschendam - Voorburg, met nummer PL1500-2019282938.
Verzoeker, bijgestaan door mr. A. Cremer, is in raadkamer gehoord. Tevens is de officier van justitie, mr. N. Achahbar, gehoord.

Het verzoek

Tegen verzoeker is de verdenking gerezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Op 10 oktober 2019 is de auto van verzoeker, een Mercedes Benz C 250 met kenteken [kenteken] in beslag genomen op grond van artikel 94 Sv, als zijnde vatbaar voor verbeurdverklaring. De strafzaak tegen verzoeker is geëindigd middels een sepotbeslissing d.d. 12 januari 2021. Het verzoek strekt tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat van de kosten die ten behoeve van de strafzaak zijn gemaakt tot een bedrag van
€ 1.250,00, alsmede de kosten van rechtsbijstand in verband met het indienen en behandelen van onderhavig verzoek, reiskosten tot een bedrag van € 1,30, kosten voor het huren van een leaseauto tot een bedrag van € 11.546,68 en de kosten van waardedaling van de inbeslaggenomen auto ter hoogte van € 7.313,00.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het verzoek kan worden toegewezen voor zover het ziet op vergoeding voor kosten van rechtsbijstand gemaakt ten behoeve van de klaagschriftprocedure, vergoeding voor de kosten van het opstellen en indienen van onderhavig verzoek en reiskosten. Het verzoek voor zover dat ziet op het huren van een leaseauto en de waardedaling van de inbeslaggenomen auto dient te worden afgewezen omdat deze verzochte vergoedingen niet onder het bereik van artikel 530 Sv vallen.

Het oordeel van de rechtbank

In artikel 530, eerste en tweede lid, Sv. is bepaald:

1. Indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt aan de gewezen verdachte of zijn erfgenamen uit ’s Rijks kas een vergoeding toegekend voor zijn ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, berekend op de voet van het bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken bepaalde.

2. Indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht kan aan de gewezen verdachte of zijn erfgenamen uit ’s Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens voor zover artikel 44a van de Wet op de rechtsbijstand van toepassing is, in de kosten van een raadsman. Een vergoeding voor de kosten van een raadsman gedurende de verzekering en de voorlopige hechtenis is hierin begrepen. Een vergoeding voor deze kosten kan voorts worden toegekend in het geval dat de zaak eindigt met oplegging van straf of maatregel op grond van een feit, waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten.

Deze bepalingen vormen niet de basis voor vergoeding van andere kosten dan daarin vermeld. De kosten voor tijdelijke vervanging van een inbeslaggenomen voorwerp noch de waardevermindering van een voorwerp door het beslag komen op grond van deze bepalingen voor vergoeding in aanmerking; het zijn geen reis- en verblijfkosten, het is geen schade door tijdsverzuim en het zijn geen kosten voor een raadsman. De andere artikelen uit dezelfde titel vormen daarvoor evenmin een basis. Uit de uitspraak van de rechtbank Alkmaar, waarnaar de advocaat heeft verwezen, blijkt niet wat de wettelijke grondslag voor vergoeding van dergelijke schade door de strafrechter is. In de verzoeken tot vergoeding van de huur- of leasekosten en tot vergoeding van waardevermindering, is verzoeker dan ook niet ontvankelijk.
Aan vragen als hoe het huren/leasen van een auto door de werkgever (bijlage 4, factuur 7, 14-10-2021) zich verhoudt tot de noodzaak van het zelf leasen van een auto, waarom (ook) de kosten van de werkgever vergoed zouden moeten worden, in hoeverre de kosten van de geleasede auto’s en hun type nog op redelijkheid moeten worden beoordeeld komt de rechtbank dan ook niet toe. Evenmin kan worden toegekomen aan de beoordeling van de gestelde waardevermindering.
Advocaatkosten
Voor de beoordeling van de redelijkheid van de kosten van de advocaat, in het kader van de gronden van billijkheid als bedoeld in artikel 534, eerste lid, Sv, is in elk geval een urenspecificatie nodig, ook als een vast tarief/bedrag is afgesproken. De overgelegde specificatie bevat geen enkele tijdsregistratie, zodat het verzoek niet op redelijkheid kan worden beoordeeld. Dat de kosten relatief beperkt zijn, maakt dat niet anders. Dat deel van het verzoek zal worden afgewezen.
Reiskosten
De reiskosten van € 1,30 zijn toewijsbaar.
Vergoeding kosten verzoekschrift en behandeling ter zitting
Hoewel voor verzoekschriften als het onderhavige forfaitaire bedragen gelden, kan daarvan worden afgeweken. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvoor in dit geval reden. Het toegewezen bedrag van € 1,30 verhoudt zich op geen enkele wijze met het forfaitaire bedrag. Dat de advocaatkosten niet kunnen worden toegewezen vloeit voort uit het ontbreken van een daadwerkelijke specificatie van de bestede tijd, terwijl het overleggen daarvan bij het verzoek standaardpraktijk is. In het grootste deel van de vordering is verzoeker niet ontvankelijk wegens het ontbreken van een wettelijke basis.
Een en ander leidt tot het oordeel dat enkel de vergoeding van de reiskosten niet rechtvaardigt dat de kosten van het verzoekschrift of de kosten van de behandeling ter zitting ten laste van de staat komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ten aanzien van de kosten van het huren van een leaseauto en de waardedaling van de inbeslaggenomen auto;
- kent aan verzoeker toe ten laste van de Staat een bedrag van in totaal € 1,30 (zegge: EEN EURO EN DERTIG CENT) voor reiskosten;
- wijst het verzoek voor het overige af.
Aldus gedaan te Den Haag door mr. G.H.M. Smelt, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. L. Heijkoop-Drosten, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 juli 2021.
De griffier is buiten staat deze
beslissing mede te ondertekenen.

BEVELSCHRIFT VAN TENUITVOERLEGGING

De rechter beveelt de tenuitvoerlegging van vorenstaande beslissing en mitsdien de betaling ten laste van de Staat der Nederlanden door de griffier van deze rechtbank van een bedrag van:
€ 1,30 (zegge: EEN EURO EN DERTIG CENT), ten gunste van verzoeker, door overmaking van voornoemd bedrag op rekeningnummer [rekeningnummer] , ten name van Körver c.s. Advocatuur, onder vermelding van [verzoeker] / OM II.