ECLI:NL:GHDHA:2022:2126
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep werknemer vordert betaling van achterstallig loon na afwijzing door kantonrechter
In deze zaak vordert een werknemer, [appellant], betaling van achterstallig loon en nevenvorderingen van zijn voormalige werkgever, BIG FOODCENTER HORECA B.V. (BFH). De kantonrechter had eerder de vorderingen van de werknemer afgewezen, waarop hij in hoger beroep ging. De werknemer was in dienst bij BFH van 11 november 2019 tot 5 februari 2020, maar werd op staande voet ontslagen wegens ongeoorloofde afwezigheid. De werknemer betwistte de afwijzing van zijn loonvordering en stelde dat hij in de periode van 1 december 2019 tot 2 januari 2020 zijn werkzaamheden had verricht. Het hof oordeelde dat de kantonrechter ten onrechte had geoordeeld dat de werknemer geen werkzaamheden had verricht in deze periode en wees de loonvordering voor deze periode toe. Het hof oordeelde ook dat de werknemer in de periode van 2 januari 2020 tot 18 januari 2020 niet had gewerkt vanwege zijn arrestatie in Roemenië, en dat deze periode voor zijn rekening kwam. De vordering tot betaling van vakantiedagen en het verstrekken van loonstroken werd eveneens toegewezen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en veroordeelde BFH tot betaling van het achterstallige loon, vakantiedagen en het verstrekken van loonstroken, met veroordeling in de proceskosten.