Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 26 februari 2021, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het eindvonnis van de kantonrechter te Rotterdam van 4 december 2020;
- het arrest van dit hof van 4 mei 2021, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 3 augustus 2021;
- de memorie van grieven van [appellant], met bijlagen;
- de memorie van antwoord van Woonbron.
3.Feitelijke achtergrond
zero tolerance-beleid voert als het gaat om verdovende middelen en omdat de andere planten die Woonbron heeft vernietigd op een plek stonden die maakte dat de brandveiligheid niet kon worden gegarandeerd (de planten zouden voor de nooduitgang hebben gestaan). Volgens Woonbron had [appellant] deze planten niet mogen neerzetten op het balkon aan de zijkant van het gebouw, omdat dit balkon niet bij zijn woning hoort.
- diverse malen uitschelden met het woord kanker;
- dreigende lichaamshouding;
- stemverheffingen;
- wijzen in het gezicht.
“Het geweld dat u en uw organisatie uitdaagt zal op u en uw organisatie verhaald worden.” en: “Alles houdt op een keer na tig aantal keren gewaarschuwd te zijn goed of kwaad vrijwilligheid of niet. En wij zijn nu zover omwille u en uw organisatie oneerlijke malafide agressieve praktijken”). Een paar dagen later, op 17 januari 2021, heeft [appellant] aan Woonbron geschreven:
4.Procedure bij de kantonrechter (en afspraken daarna)
5.Vordering in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
“Je haal nu mijn planten”en
“Ik ga je wat aandoen als je ze nu niet haal. Conjo, kankerleiers en klootzakken”. Daarbij heeft [appellant] volgens Woonbron zijn vuisten gebald en wilde hij gaan slaan. Dat laatste heeft [appellant] betwist. Volgens hem is de beschrijving zwaar overdreven, heeft hij nooit bedoeld om te bedreigen en heeft hij nooit willen slaan [2] . Hij heeft echter niet betwist, ook niet in hoger beroep, dat hij de hierboven genoemde woorden heeft geschreeuwd.
"kankerlijer", “je moet met je kankerklauwen van mijn spullen afblijven"(zie hierboven: 3.10). Op dit verwijt heeft [appellant] niet gereageerd, noch in de procedure bij de kantonrechter, noch in hoger beroep, zodat het onweersproken is gebleven. Wel is [appellant] ingegaan op het door [medewerker Woonbron 1] in haar verklaring beschreven voorval van weer een week later, 18 november 2019 (zie 3.11). De reactie van [appellant] betreft echter alleen de in die verklaring vermelde lichaamskenmerken (ontbloot bovenlichaam, speeksel in mondhoeken) maar [appellant] ontkent niet het diverse malen schelden, het met stemverheffing praten en het wijzen in het gezicht. Vaststaat verder dat [appellant] in zijn korte tijd daarop gevolgde brief van 21 november 2019 onder meer heeft geschreven
“Wie ons niet bevalt laten we ons onze spierballen zien. (…) Ga Weg van hier!!! Genoeg is Genoeg. (…) Mij moet u niet willen uitdagen (…) Dat houdt in: Dat u weg met uw organisatie uit deze pand omgeving dient weg te blijven”(zie hierboven: 3.12). Ook heeft [appellant] niet betwist dat hij nadien op 16 december 2019 tegen een medewerker van Woonbron heeft gezegd: “
Vuile kankerlijer, jij moet hier je gezicht niet laten zien” en “Jullie zijn allemaal kankerlijers bij Woonbron.”(zie 3.14). In zijn brief van 17 januari 2021 heeft [appellant] tot slot zelf erkend dat hij tegen een medewerker die aan de deur kwam met de vraag of hij wilde praten heeft gezegd
“op te kankeren”en dat er met hem niet te praten viel (zie 3.16).
“Woonbron eigendommen van [appellant] zal weggooien die een dergelijke reactie zou kunnen uitlokken”stelt ook niet gerust. Hieruit blijkt dat [appellant] nog steeds de schuld volledig bij Woonbron legt en niet inziet dat zijn reactie hoe dan ook buitenproportioneel en onaanvaardbaar is.