Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[appellant 2] Holding B.V.,
[appellant 2],
1.Vereniging van Eigenaars Brandweerkazerne te [plaats],
Gezamenlijke eigenaars van de Vereniging van Eigenaars Brandweerkazerne te [plaats],
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 23 februari 2021 waarmee [appellant 1] c.s. in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 20 januari 2021;
- de memorie van grieven van [appellant 1] c.s., met producties 20 tot en met 22;
- het arrest van dit hof van 18 mei 2021, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- productie 23 van [appellant 1] c.s.;
- producties 10 tot en met 13 van de VvE;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 3 september 2021, met daaraan gehecht opmerkingen van beide partijen;
- de memorie van antwoord tevens houdend incidenteel hoger beroep van de VvE, met productie 14;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep van [appellant 1] c.s., met producties 24 tot en met 39;
- de akte houdende overlegging en uitlating producties van [appellant 1] c.s., met producties 41 tot en met 44.
3.Feitelijke achtergrond
over een strook grond gelegen langs de gehele zuid-oost grens van het perceel (…) 2817, welke strook ten noord-westen begrensd wordt door een lijn die op drie meter afstand evenwijdig loopt aan de zuid-oostgrens van het perceel (…) 1969 (…).”
4.Procedure bij de rechtbank
- primairdie inbreuk te beëindigen; dan wel
- subsidiairde betrokken schade te vergoeden.
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
De vorderingen van [appellant 1] c.s.
primairtot beëindiging van de gestelde inbreuk. Grief 1 bevat een klacht over de uitleg van de erfdienstbaarheid. Met zijn grief 2 klaagt [appellant 1] c.s. over het oordeel van de rechtbank over het ontbreken van belang bij de vordering tot handhaving van een uitweg van drie meter. Grief 1 van de VvE (in het incidenteel hoger beroep) bevat een klacht over de reikwijdte van de erfdienstbaarheid, inhoudende dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de erfdienstbaarheid strekt ten behoeve van het gehele perceel 3773, zonder onderscheid te maken naar de delen die voorheen al dan niet bij perceel 2458 hoorden. De derde grief van [appellant 1] c.s. is gericht tegen de proceskostenveroordeling.
De reikwijdte van de erfdienstbaarheid (grief 1 van de VvE)
(i)
voetpad, uit te oefenen te voet;
(ii)
rijpadof
dreef, uit te oefenen te paard respectievelijk door het drijven van beesten; en (iii)
weg, uit te oefenen met bijvoorbeeld een wagen of rijtuig.
Daarbij was onder de erfdienstbaarheid van rijpad of dreef die van voetpad stilzwijgend begrepen; onder de erfdienstbaarheid van weg was die van rijpad, dreef en voetpad stilzwijgend begrepen.
met één-, twee-, drie- en vierwielige voertuigen, ook motorvoertuigen” dat de vestigende partijen destijds mede autoverkeer hebben bedoeld. Volgens hem is dat namelijk een heel ruime wijze van uitoefening en valt anders niet goed te begrijpen wat voor type gemotoriseerd vierwielig voertuig de vestigende partijen kunnen hebben bedoeld.
pad. Voor de uitleg van dat begrip moet mede aansluiting worden gezocht bij artikel 733 (oud) BW (hiervóór vermeld). Een ‘pad’ voorziet niet in het kennelijke zwaardere vervoer waarvoor blijkens artikel 733 (oud) BW het begrip ‘weg’ is opgenomen. Dit vormt een sterke aanwijzing dat de betreffende erfdienstbaarheid van ‘overpad’ niet is bedoeld voor autoverkeer.
met één-, twee-, drie- en vierwielige voertuigen, ook motorvoertuigen” maakt het voorgaande niet anders. Een vierwielige kinderwagen of bolderkar valt ook onder het begrip vierwielig. De verwijzing naar motorvoertuig kan betrekking hebben op tweewielige motorvoertuigen, zoals een toenmalige Solex-brommer. De omschrijving ‘
ookmotorvoertuigen’ hoeft daarom niet noodzakelijkerwijs te duiden op autoverkeer, laat staan dat de bedoeling van partijen daarop was gericht. Als de vestigende partijen mede het oog zouden hebben gehad op autoverkeer, had voor de hand gelegen dat zij aansluiting hadden gezocht bij het wettelijke begrip ‘weg’. Dit geldt temeer, nu zij waren voorzien van juridische bijstand door de notaris.
ongeacht welke bestemming aan het heersende erf wordt gegeven”. Hier komt bij dat de VvE kennelijk met name het oog heeft op het door [appellant 1] c.s. beoogde autoverkeer, hetgeen het hof niet toelaatbaar heeft geoordeeld.
subsidiairvan [appellant 1] c.s. De erfdienstbaarheid is namelijk niet bedoeld voor autoverkeer. [appellant 1] c.s. heeft niet gesteld dat hij, hiervan uitgaande, schade heeft geleden doordat hij de erfdienstbaarheid (in de uitleg door het hof) niet over het gehele pad in de volle breedte van drie meter kan uitoefenen.