ECLI:NL:GHDHA:2022:204

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2022
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
2200217720
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor witwassen met betrekking tot een geldbedrag, toetsingskader voor de herkomst van het voorwerp

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 7 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Turkije en woonachtig in België, was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 600,00 voor het witwassen van een geldbedrag van € 15.600,00. Het hof heeft het vonnis van de eerste rechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde.

De zaak draaide om de vraag of het geldbedrag van € 15.000,00, dat in een verborgen ruimte van de auto van de verdachte was aangetroffen, afkomstig was uit enig misdrijf. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een verklaring heeft gegeven voor de herkomst van het geldbedrag, die concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk was. De verdachte verklaarde dat het geld zijn cashvoorraad was voor zijn autohandel en dat hij een deel van het geld eerder van zijn rekening had opgenomen.

Het hof oordeelde dat het openbaar ministerie onvoldoende onderzoek had gedaan naar de verklaring van de verdachte. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat het geldbedrag uit een misdrijf afkomstig was. De rechter benadrukte dat het aan het openbaar ministerie was om nader onderzoek te doen naar de verklaring van de verdachte, en dat de verdachte niet de bewijslast had om aan te tonen dat het geld niet van misdrijf afkomstig was. Gezien deze overwegingen heeft het hof de verdachte vrijgesproken en gelast de teruggave van de in beslag genomen goederen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002177-20
Parketnummer: 10-203999-19
Datum uitspraak: 7 februari 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 12 augustus 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] (Turkije) op [datum] 1986,
adres: [adres] (België).
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete van
€ 600,00. Voort is een beslissing genomen ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 23 augustus 2019, te Rotterdam, althans in Nederland, van een voorwerp, te weten een geldbedrag (15600 euro), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten een geldbedrag (15600 euro), was, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie een voorwerp, te weten een geldbedrag (15600 euro), voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 600,00. Ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het inbeslaggenomen geldbedrag van € 15.000,00 en de personenauto zullen worden verbeurd verklaard en dat het geldbedrag van
€ 600,00 zal worden teruggegeven aan de verdachte.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Vrijspraak
Het toetsingskader ten aanzien van het bestanddeel “afkomstig is uit enig misdrijf”, zoals dat voorkomt in de witwasbepalingen, houdt – voor zover hier van belang – het volgende in. Indien de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Indien de verdachte voormelde verklaring geeft, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is (vgl. Hoge Raad 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2352).
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 23 augustus 2019 (p. 5-8) blijkt dat de verbalisanten op 23 augustus 2019 een verborgen ruimte hebben aangetroffen in de auto waarin de verdachte zich op dat moment als bijrijder bevond. In de verborgen ruimte troffen de verbalisanten een geldbedrag van € 15.000,- aan, in coupures van 50,- euro. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat de desbetreffende auto en het geldbedrag aan hem toebehoren. Naar het oordeel van het hof rechtvaardigen deze feiten en omstandigheden het vermoeden dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is.
Derhalve mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geldbedrag. Die verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn.
Bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij samen met zijn broer handelt in tweedehands auto’s die hij aan- en verkoopt met behulp van het internet, dat het aangetroffen geldbedrag van € 15.000,- zijn cashvoorraad is om zijn autohandel te kunnen drijven, dat dit geldbedrag niet volledig bestaat uit winst uit autohandel en dat hij ongeveer drie of vier jaar geleden een geldbedrag van € 10.000,- van zijn rekening heeft opgenomen (p. 16, 17, 20 en 21). De verdachte heeft tevens verklaard dat hij de auto waarin hij werd aangehouden drie tot vijf maanden geleden had verkocht aan een vriend genaamd [naam] voor een bedrag van € 5.500,-, dat deze het aankoopbedrag in termijnen betaalde en inmiddels bijna had afbetaald (p. 19-20). Voorts heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep een koopovereenkomst overgelegd tussen hem en een koper van een auto van het merk Mini d.d. 10 mei 2019 voor een bedrag van € 8.800,-, hetgeen overeenkomt met zijn verklaring bij de politie over de verkoop van auto’s vanaf januari 2019, in welk verband de verdachte onder meer heeft verklaard over de verkoop van een Mini (p. 21).
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte hiermee concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk verklaard dat het geldbedrag van
€ 15.000,- niet van misdrijf afkomstig is.
Nu een nader onderzoek naar de verklaring van de verdachte door het openbaar ministerie achterwege is gebleven, kan tegen de achtergrond van de verklaring van de verdachte niet worden geoordeeld dat het niet anders kan zijn dan dat het ten laste gelegde voorwerp (te weten het geldbedrag) uit enig misdrijf afkomstig is. Dit betekent dat niet kan worden bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde geldbedrag heeft witgewassen, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Inbeslaggenomen goederen
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, zal het hof ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geldbedragen en de personenauto de teruggave gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
een geldbedrag van € 15.000,00 (IBG 24-08-19, G5877694), een geldbedrag van € 600,00 (IBG 24-08-19, G5878129) en een personenauto ([kenteken] merk: Smart, bouwjaar 2014).
Dit arrest is gewezen door mr. A.J.M. Kaptein, mr. O.M. Harms en mr. dr. A. Postma, in bijzijn van de griffier mr. P.M. Smit.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 7 februari 2022.
Mr. dr. A. Postma is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.