ECLI:NL:GHDHA:2022:1960

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
4 oktober 2022
Publicatiedatum
5 oktober 2022
Zaaknummer
200.274.880/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid huurder voor hennepkwekerij in kelderbox en ontbinding huurovereenkomst

In deze zaak gaat het om de verantwoordelijkheid van [betrokkene] als huurder van een woning met een kelderbox, waar een hennepkwekerij is aangetroffen. Het Gerechtshof Den Haag heeft op 4 oktober 2022 geoordeeld dat [betrokkene] verantwoordelijk is voor de aanwezigheid van de hennepkwekerij, die toegankelijk was via de kelderbox. Het hof heeft de vordering van Stichting Vestia tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde toegewezen. De bewindvoerder van [betrokkene] had de huurovereenkomst niet kunnen ontbinden, omdat hij niet had aangetoond dat hij zich als een goed huurder had gedragen. Het hof oordeelde dat [betrokkene] op de hoogte moest zijn geweest van de hennepkwekerij, gezien de omstandigheden, zoals de hennepgeur en het frequente bezoek van onbekenden aan de kelderbox. De belangenafweging viel in het voordeel van Vestia uit, omdat de aanwezigheid van de hennepkwekerij grote risico's met zich meebracht, waaronder brandgevaar. Het hof verklaarde het arrest uitvoerbaar bij voorraad, waardoor de ontruiming binnen twee weken na betekening van het arrest moest plaatsvinden. De proceskosten werden toegewezen aan Vestia, met uitzondering van de kosten van het incident, die voor rekening van Vestia kwamen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer : 200.274.880/01
Zaaknummer rechtbank : 7872128/ 19-14896
Arrest van 4 oktober 2022
in de zaak met bovenvermeld zaaknummer van:
[appellante], in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van de heer [betrokkene],
kantoorhoudend in Den Haag,
appellante in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. R. Poyraz, kantoorhoudend in Den Haag,
tegen:
Stichting Vestia,
gevestigd in Rotterdam,
verweerster in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. H.W. van Yperen, kantoorhoudend in Rotterdam.
Het hof zal partijen hierna noemen: [betrokkene] en Vestia. [appellante] noemt het hof: de bewindvoerder.

1.De zaak in het kort

1.1
Het gaat in deze zaak om de vraag of [betrokkene] als huurder van een woning met kelderbox verantwoordelijk kan worden gehouden voor de aanwezigheid van een hennepkwekerij die via de kelderbox toegankelijk was.
1.2
Het hof beantwoordt die vraag bevestigend en wijst de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde toe.

2.Het verdere procesverloop in hoger beroep

2.1
Voor het eerdere procesverloop verwijst het hof naar het arrest dat het hof op 9 november 2021 heeft gewezen in het door Vestia opgeworpen incident ex artikel 234 Rv. Daarna heeft de bewindvoerder een memorie van antwoord in incidenteel appel genomen.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
Vestia heeft met ingang van 31 juli 2017 een woning met kelderbox aan de [adres] (hierna: respectievelijk: de woning, en: de kelderbox, en gezamenlijk: het gehuurde) verhuurd aan [betrokkene].
3.2
De goederen van [betrokkene] zijn bij beschikking van 5 oktober 2016 onder bewind gesteld. De bewindvoerder is als bewindvoerder benoemd.
3.3
Op 17 mei 2019 heeft de politie een onderzoek ingesteld naar overtreding van de Opiumwet door [betrokkene]. In het naar aanleiding daarvan opgemaakte Proces-verbaal Aantreffen hennepkwekerij (hierna: het proces-verbaal) staat onder meer:
“Op 13 mei 2019 werd een collega van politie eenheid [woonplaats] aangesproken door een bewoner van de [straat]. Deze melder verklaarde dat (..) er mogelijk [in het gehuurde] een hennepkwekerij aanwezig was. In het portiek zou het regelmatig stinken naar hennep en zou de woning door onbekenden wordt bezocht. Er zou op 12 mei een persoon met stekkerdozen de woning bezocht hebben waarna er door de melder gezoem gehoord werd.
Een fraude specialist van netbeheerder Stedin nam op 14 mei contact op met het hennepteam district C [woonplaats] waarna ik ter plaatse ging. Hij verklaarde mij dat hij een zeer hoge afname van energie mat op de kabel horend bij het portiek waar ook huisnummer [van het gehuurde] zat. (…)
(…) In de woning werd geen hennepkwekerij aangetroffen. (…)
De fraude specialist van netbeheerder Stedin mat echter nog steeds de hoge energieafname. De afname was zo hoog dat de oorzaak gevonden moest worden om de afname omlaag te krijgen. De elektrische installatie van woningen is niet bestand tegen dergelijke afnames. (…)
Bij het aflopen van de portiektrap naar de kelderboxen bevond zich gelijk links een luik in de muur. Dit luik betreft een service luik dat gebruikt wordt door de woningbouw voor onderhoud in de ruimte onder de portiekflat. In deze ruimte bevinden zich afvoerleidingen van bovenliggende woningen. en elektriciteitskabels. Ik zag dat het slot in dit luik geforceerd was en dat het luik dichtgeschroefd zat. Na het verwijderen van de twee schroeven bleef het luik echter dicht. Er zat iets aan de binnenkant bevestigd wat het luik dichthield. Dit was echter de enige officiële ingang van de ruimte onder de portiekflat wat deed vermoeden dat er mogelijk iets veranderd was in de ruimte.
Het luik werd geforceerd met een breekijzer. In de ruimte achter het luik werd een inwerkingzijnde hennepkwekerij aangetroffen.Bij het doorlopen van de ruimte trof ik meerdere hennepgerelateerde goederen aan. Aan de achterzijde van de ruimte zag ik dat een muur afgedekt was met zwart isolatiemateriaal. Ik schoof dit isolatiemateriaal opzij en zag dat in de muur hierachter een gat gemaakt was. ik duwde door het gat tegen een houten plaat die vervolgens naar voren viel. Ik zag dat de ruimte die hierachter gesitueerd was een kelderbox was horend bij de woningen van het portiek. Ik opende de deur van de kelderbox waardoor ik in de algemene ruimte kwam van het portiek. Ik zag dat het huisnummer op de kelderbox [het huisnummer van het gehuurde] was. In de kelderbox met nummer [van het gehuurde] was een toegang gemaakt voor de ruimte onder de portiekflat. In deze ruimte zat een inwerkingzijnde hennepkwekerij.
(…) In totaal stonden er 310 hennepplanten. (…)
(…) De fraude specialist van netbeheerder Stedin onderzocht de stroomtoevoer van de hennepkwekerij. Hij constateerde dat de stroom ten behoeve voor de kwekerij illegaal werd weggenomen. Er was een kabel open gepeld waaraan een illegale aansluiting bevestigd was. Dit leverde tevens een zeer (brand) gevaarlijke situatie op.
(…) De stroomvoorziening van de hennepkwekerij is onderzocht door (…), fraude-inspecteur bij de netwerkbeheerder Stedin, in aanwezigheid van mij, verbalisant. Hierbij werd geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. (…) Uit het rapport van de vermelde fraude-inspecteur bleek, dat de aangelegde installatie gevaar opleverde voor personen en/of goederen. Te zien was dat één van de transformatoren die aan een muur bevestigd was zwart geblakerd was door brand.”
3.4
De aangetroffen hennepkwekerij in het pand was alleen toegankelijk via het luik in de kelderbox van [betrokkene]. [betrokkene] had als enige de sleutel van de kelderbox.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
Vestia heeft (de bewindvoerder van) [betrokkene] gedagvaard en gevorderd dat, samengevat, de huurovereenkomst met [betrokkene] wordt ontbonden en (de bewindvoerder van) [betrokkene] het gehuurde ontruimt.
4.2
De kantonrechter heeft de vorderingen toegewezen en (de bewindvoerder van) [betrokkene] in de kosten veroordeeld. De kantonrechter heeft de veroordeling tot ontruiming niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5.Vorderingen in hoger beroep

5.1
[betrokkene] is in hoger beroep gekomen omdat hij het niet eens is met het vonnis. Hij heeft verschillende bezwaren (grieven) tegen het vonnis aangevoerd. Hij wil dat het hof de vorderingen van Vestia alsnog afwijst.
5.2
Vestia vordert op haar beurt dat het hof de veroordeling tot ontruiming alsnog uitvoerbaar bij voorraad verklaart.

6.Beoordeling in hoger beroep

Verplichting om het gehuurde te inspecteren

6.1
[betrokkene] stelt allereerst dat de verhuurder een eigen zorg- en inspectieplicht heeft. Vestia had de woning daarom periodiek moeten controleren op de aanwezigheid van een hennepkwekerij. Het feit dat er een hennepkwekerij is aangetroffen in de serviceruimte achter de kelderbox van [betrokkene] (hierna: de serviceruimte) komt daarom niet voor zijn rekening en risico, aldus [betrokkene].
6.2
Het hof oordeelt dat het enkele feit dat de hennepkwekerij niet door Vestia maar door de politie is ontdekt, niet betekent dat Vestia tekort is geschoten in haar zorg- en inspectieplicht. [betrokkene] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die dat anders zouden kunnen maken. Overigens ontslaat een inspectieplicht van Vestia [betrokkene] niet van zijn verplichting om zorgvuldig (als een goed huurder) met zijn kelderbox om te gaan en deze zo nodig periodiek te controleren. [betrokkene] is immers in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor het gehuurde.
[betrokkene] heeft zich niet als een goed huurder gedragen
6.3
[betrokkene] stelt dat hij zich als een goed huurder heeft gedragen. Hij wist niets van de aanwezigheid van de hennepkwekerij en heeft ook geen kennis om een hennepkwekerij op te zetten. In zijn woning is door de politie niets aangetroffen. [betrokkene] gebruikte de kelderbox nooit. Hij heeft de sleutel van de kelderbox aan een derde uitgeleend en is er daarna nooit meer geweest. Uit het DNA-onderzoek blijkt dat iemand anders in de serviceruimte met de hennepkwekerij is geweest. Het DNA van [betrokkene] is daar niet aangetroffen. [betrokkene] is ook niet strafrechtelijk veroordeeld.
6.4
Het hof stelt voorop dat [betrokkene] verantwoordelijk is voor het gebruik van het gehuurde. Die verantwoordelijkheid blijft hij houden als hij derden toestemming geeft het gehuurde te gebruiken (art. 7:219 BW). Zijn verantwoordelijkheid brengt mee dat van hem – als hij, zoals hij stelt, de sleutel van de kelderbox aan een derde heeft uitgeleend – redelijkerwijs verlangd mocht worden dat hij toezicht hield op het gebruik dat die derde van de kelderbox maakte. In dit geval was er zelfs een concrete aanleiding om de kelderbox te controleren, omdat er, zoals blijkt uit het proces-verbaal, een hennepgeur in het portiek hing. Bovendien heeft Vestia er terecht op gewezen dat de kelderbox van [betrokkene] de enige toegang tot de serviceruimte was die kon worden gebruikt voor de aanleg en het onderhoud van de hennepkwekerij. Er moeten dus regelmatig mensen de kelderbox in en uit zijn gegaan. Ook dat had voor [betrokkene] aanleiding moeten zijn om af en toe in de kelderbox te gaan kijken om er op toe te zien dat die correct gebruikt werd.
6.5
Als [betrokkene] de sleutel van de kelderbox aan een derde heeft afgegeven en er daarna niet meer is geweest, heeft hij zich dus niet als een goed huurder gedragen door onvoldoende toezicht te houden op het gehuurde.
6.6
Daarbij komt dat [betrokkene] wel degelijk op de hoogte moet zijn geweest van de aanwezigheid van de hennepkwekerij en dat hij zich niet als een goed huurder heeft gedragen door niet in te grijpen. Het hof licht dat als volgt toe.
6.7
Uit het proces-verbaal blijkt onder meer dat de woning volgens een omwonende regelmatig door onbekenden zou worden bezocht, en dat een persoon met stekkerdozen enkele dagen voor het politieonderzoek de woning bezocht, waarna er door de melder gezoem gehoord werd. Dit wijst op betrokkenheid van [betrokkene] bij de hennepkwekerij. Bij de ontmanteling van de hennepkwekerij bevond zich bovendien een gat in de muur tussen de kelderbox en de serviceruimte, dat diende als toegang tot de kwekerij. Vast staat [1] dat het gat is gemaakt terwijl [betrokkene] de woning huurde. Dat kan niet zonder medeweten van [betrokkene] zijn gebeurd. Ten slotte vindt het hof het onaannemelijk dat [betrokkene] – ondanks de hennepgeur en het frequente gebruik door onbekenden van zijn kelderbox – nooit in die kelderbox zou zijn gaan kijken. Als hij dat wel gedaan heeft, moet hij de aanwezigheid van de hennepkwekerij hebben ontdekt. Alles bij elkaar genomen is het hof van oordeel dat [betrokkene] op de hoogte moet zijn geweest van het bestaan van de hennepkwekerij. Het feit dat het DNA van [betrokkene] niet in de hennepkwekerij is aangetroffen en dat hij niet strafrechtelijk is veroordeeld, doet daar niet aan af.
6.8
Anders dan Vestia stelt, is naar het oordeel van het hof echter onvoldoende komen vast te staan dat [betrokkene] zich zelf actief heeft beziggehouden met (de aanleg van) de kwekerij.
Belangenafweging
6.9
Artikel 6:265 lid 1 BW bepaalt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen, aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. [betrokkene] heeft een beroep gedaan op de tenzij-bepaling. Bij de beoordeling daarvan zijn alle omstandigheden van het geval van belang.
6.1
[betrokkene] stelt dat hij niets van de hennepkwekerij wist. Hij heeft bovendien groot belang bij een stabiele woonomgeving en behoud van zijn woning. Zijn financiële situatie ligt op bijstandsniveau en hij is onder bewind gesteld. Een passende woning is zeer moeilijk te vinden, zodat [betrokkene] mogelijk dakloos zal worden en in de problemen zal komen met zijn schulden. [betrokkene] heeft zelf nooit voor overlast gezorgd.
6.11
Het hof heeft hiervoor geoordeeld dat de kelderbox die [betrokkene] huurde gebruikt werd als toegang tot een hennepkwekerij, dat [betrokkene] er ten onrechte niet op heeft toegezien dat dit niet gebeurde en dat hij bovendien van de aanwezigheid van de hennepkwekerij moet hebben geweten, maar desondanks niet heeft ingegrepen. Hiervan kan hem een ernstig verwijt worden gemaakt. Het is een feit van algemene bekendheid dat de aanwezigheid van een hennepkwekerij grote risico’s op met name brand, kortsluiting en schade met zich meebrengt. In dit geval was de kwekerij bovendien zo aangelegd dat dit risico bijzonder groot was. Uit het proces-verbaal blijkt dat een kabel van de gemeenschappelijke energieleiding was “opengepeld”. Dit leverde volgens de fraude inspecteur van Stedin een
“zeer (brand)gevaarlijke situatie”op. Verder constateerde de inspecteur dat één van de transformatoren die aan een muur bevestigd was zwart geblakerd was door brand. Vestia heeft ten slotte terecht opgemerkt dat als werkelijk brand zou zijn uitgebroken, dit gelet op de locatie van de hennepkwekerij vermoedelijk niet snel zou zijn ontdekt, waardoor de gevolgen vermoedelijk desastreus zouden zijn geweest en er mensenlevens op het spel zouden hebben gestaan. De tekortkoming van [betrokkene] is kortom dermate ernstig dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zonder meer rechtvaardigt. Dat [betrokkene] zelf nooit voor overlast zou hebben gezorgd, wat Vestia overigens betwist, maakt dat niet anders.
6.12
Vestia heeft bovendien belang bij ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Als woningbouwcorporatie heeft zij de wettelijke taak om de leefbaarheid in de wijk te waarborgen. De kweek van hennep doet daaraan afbreuk. Vestia voert dan ook een
zero tolerancebeleid, waarbij het kweken van hennep leidt tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Als in dit geval geen ontbinding en ontruiming zou volgen, zou aan dat beleid afbreuk worden gedaan.
6.13
Tegenover dit alles staat het belang van [betrokkene] om in het gehuurde te blijven wonen. Hoewel dit een zwaarwegend belang is, zijn de gevolgen van de ontbinding van de huurovereenkomst en met name de ontruiming van de woning voor [betrokkene] naar het oordeel van het hof niet zodanig dat de ontbinding van de huurovereenkomst om die reden achterwege moet blijven. De persoonlijke omstandigheden van [betrokkene] maken dit niet anders. Vestia heeft betwist dat [betrokkene] bij ontruiming in de problemen komt met zijn schulden en [betrokkene] heeft zijn stelling daarover niet nader onderbouwd, zodat het hof niet van de juistheid daarvan kan uitgaan. Als [betrokkene] de woning moet ontruimen, is daarmee nog niet gezegd dat hij geen ander onderdak (bijvoorbeeld bij vrienden of familie) zal kunnen vinden.
6.14
De belangenafweging valt kortom in het voordeel van Vestia uit.
Uitvoerbaar bij voorraad
6.15
De rechtbank heeft de ontruiming van het gehuurde niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Vestia heeft in incidenteel appel verzocht om het vonnis op dit punt te vernietigen en het vonnis alsnog uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
6.16
Vestia stelt dat de kantonrechter het vonnis geheel uitvoerbaar bij voorraad had moeten verklaren omdat [betrokkene] hiertegen geen verweer heeft gevoerd en omdat zij er belang bij heeft om het vonnis te kunnen executeren.
6.17
[betrokkene] stelt dat hij wel degelijk verweer heeft gevoerd tegen de uitvoerbaar bij voorraad verklaring. Bovendien wijst hij op zijn hiervoor bij de belangenafweging betrokken belangen.
6.18
Het hof stelt voorop dat voor de beoordeling van de vordering van Vestia het niet relevant is of in eerste aanleg [betrokkene] verweer heeft gevoerd tegen de uitvoerbaar bij voorraad verklaring van het vonnis. Het hoger beroep kent immers mede een herstelfunctie, zodat het [betrokkene] vrij staat om dat verweer alsnog te voeren, zoals hij ook heeft gedaan.
6.19
Het hof zal zijn arrest uitvoerbaar bij voorraad verklaren. [betrokkene] wist sinds het vonnis van de kantonrechter in februari 2020 dat een ontruiming boven zijn hoofd hing en heeft dus ruim de tijd gehad om een andere woning of onderdak bij anderen te zoeken en zich ook verder voor te bereiden op een mogelijke ontruiming. Het belang van Vestia om het arrest te kunnen executeren weegt daarom zwaarder.
Conclusie en proceskosten
6.2
De conclusie is dat het principaal hoger beroep van [betrokkene] niet slaagt en het incidenteel hoger beroep van Vestia wel. Daarom zal het hof het vonnis bekrachtigen en zijn arrest uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Het hof zal [betrokkene] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het principaal en incidenteel hoger beroep. De kosten van het incident komen voor rekening van Vestia.
6.21
[betrokkene] heeft aangegeven dat hij bereid is om het gehuurde vrijwillig te ontruimen, maar dat hij dit niet op korte termijn kan. Het hof ziet mede hierin aanleiding om de ontruimingstermijn te stellen op twee weken na betekening van dit arrest.

7.Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Den Haag van 5 februari 2020, met uitzondering van de daarin opgenomen ontruimingstermijn en de afwijzing van de gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring van de ontruiming;
en
in zoverre opnieuw rechtdoende:
- bepaalt dat de bewindvoerder het door [betrokkene] gehuurde
binnen twee weken na betekening van dit arrestdient te ontruimen en verlaten met alle personen en zaken die zich vanwege [betrokkene] daar bevinden, voor zover deze laatste niet eigendom van Vestia zijn, en onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van Vestia dient te stellen.
- veroordeelt de bewindvoerder in de kosten van het geding in principaal en incidenteel hoger beroep, aan de zijde van Vestia tot op heden begroot op € 760,- aan verschotten en € 2.228,- (2 punten tarief II) aan salaris advocaat;
- veroordeelt Vestia in de kosten van het incident, aan de zijde van de bewindvoerder tot op heden begroot op € 1.114,- (1 punt tarief II) aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.P.J. Ruijpers, G. Dulek-Schermers en R.F. Groos en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2022 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.[betrokkene] heeft immers niet tegen overweging 3.6 van het vonnis gegriefd.