In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1986, was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en had zich schuldig gemaakt aan lokaalvredebreuk door op 1 juli 2021 het Winkelcentrum Walburg te Zwijndrecht binnen te gaan, terwijl hem de toegang was ontzegd. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf van 8 uren, te vervangen door 4 dagen hechtenis, en had een beslissing genomen over de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis wordt bevestigd, met uitzondering van de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte de algemene voorwaarde van de voorwaardelijke straf niet had nageleefd. Echter, het hof oordeelde dat het taakstrafverbod uit artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht in de weg staat aan de omzetting van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf in een taakstraf. Het hof heeft daarom besloten om de proeftijd van de verdachte met één jaar te verlengen in plaats van de gevangenisstraf ten uitvoer te leggen. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van hetgeen meer of anders was tenlastegelegd dan het bewezenverklaarde.