ECLI:NL:GHDHA:2022:1933

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
30 september 2022
Zaaknummer
2200277321
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens lokaalvredebreuk en vordering tenuitvoerlegging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1986, was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en had zich schuldig gemaakt aan lokaalvredebreuk door op 1 juli 2021 het Winkelcentrum Walburg te Zwijndrecht binnen te gaan, terwijl hem de toegang was ontzegd. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf van 8 uren, te vervangen door 4 dagen hechtenis, en had een beslissing genomen over de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis wordt bevestigd, met uitzondering van de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.

Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte de algemene voorwaarde van de voorwaardelijke straf niet had nageleefd. Echter, het hof oordeelde dat het taakstrafverbod uit artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht in de weg staat aan de omzetting van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf in een taakstraf. Het hof heeft daarom besloten om de proeftijd van de verdachte met één jaar te verlengen in plaats van de gevangenisstraf ten uitvoer te leggen. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van hetgeen meer of anders was tenlastegelegd dan het bewezenverklaarde.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002773-21
Parketnummers: 10-173288-21 en 10-228780-20 (TUL)
Datum uitspraak: 20 september 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 21 september 2021 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
BRP-adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof 6 september 2022.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot geheel onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 8 uren, te vervangen door 4 dagen hechtenis. Daarnaast is een beslissing genomen omtrent de vordering tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld en zijn schriftelijk grieven ingediend.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 1 juli 2021 te Zwijndrecht, in het besloten lokaal Winkelcentrum Walburg bij horecagelegenheid Grand Bas en/of Winkelcentrum Walburg, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 10 september 2020 schriftelijk de toegang tot die Winkelcentrum Walburg ontzegd voor de duur van 24 maanden.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met uitzondering van de gelaste gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 23 december 2020 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van één week.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof komt tot een enigszins andere bewezenverklaring en een andere beslissing neemt ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, op
of omstreeks1 juli 2021 te Zwijndrecht,
inhet besloten lokaal Winkelcentrum Walburg,
bij horecagelegenheid Grand Bas en/of Winkelcentrum Walburg, althansbij een ander
of anderen dan bij verdachte,in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 10 september 2020 schriftelijk de toegang tot
diedatWinkelcentrum Walburg ontzegd voor de duur van 24 maanden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is op 1 juli 2021 het winkelcentrum Walburg binnengegaan, terwijl hem de toegang daartoe was ontzegd. Die ontzegging was aan de verdachte opgelegd omdat hij zich eerder schuldig had gemaakt aan een winkeldiefstal bij de Jumbo gevestigd in dat winkelcentrum. Door het verbod te negeren heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan lokaalvredebreuk, een hinderlijk feit.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 augustus 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van (overigens andersoortige) strafbare feiten, veelal vermogensdelicten. Sinds het in deze zaak bewezen verklaarde feit is de verdachte niet meer met justitie in aanraking gekomen.
Het hof is - alles afwegende en met de politierechter - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 8 uren een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 23 december 2020 onder parketnummer 10-228780-20 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken met proeftijd voor de duur van 2 jaren, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat een taakstraf van 20 uur zal worden gelast in plaats van het geven van een last tot gehele of gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf en dat de proeftijd met betrekking tot het resterende deel (twee weken) wordt verlengd. De raadsman heeft zich aangesloten bij dat voorstel.
Het hof stelt allereerst vast dat in hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken. De vordering is in beginsel gegrond.
Naar het oordeel van het hof staat het taakstrafverbod uit artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) echter in de weg aan een 'omzetting' van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf in een taakstraf. Daartoe overweegt het hof als volgt:
In zijn arrest van 19 februari 2019, ECLI:NL:HR:2019:255 heeft de Hoge Raad onder meer het volgende overwogen:
“Aangenomen moet worden dat de van overeenkomstige toepassing verklaring van art. 22b Sr in art. 14g, tweede lid, Sr ertoe strekt dat in de gevallen waarin art. 22b Sr de oplegging van een taakstraf niet toeliet, ook geen taakstraf wordt gelast in plaats van het geven van een last tot tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf. Op die wijze beoogt de wet te voorkomen dat een feit alsnog wordt bestraft met een taakstraf, in de situatie dat bij de veroordeling wegens dat feit art. 22b Sr in de weg zou hebben gestaan aan de oplegging van een taakstraf. De rechter die beslist over de vordering van het openbaar ministerie als bedoeld in art. 14g, eerste lid, Sr, dient daarom zo nodig na te gaan of, indien op de voet van art. 14g, tweede lid, Sr een taakstraf wordt gelast, dat feitelijk leidt tot een bestraffing van het feit waarvoor de voorwaardelijke vrijheidsstraf is opgelegd die niet in overeenstemming is met het bepaalde in art. 22b Sr. Bij die beoordeling neemt de rechter op de voet van art. 22b Sr de eventuele andere straffen in aanmerking die ter zake van dat feit aan de veroordeelde zijn opgelegd.
Dit betekent dat, voor zover bij de beslissing op de in art. 14g, eerste lid, Sr bedoelde vordering de vraag aan de orde komt of aan de in art. 22b, tweede lid, Sr genoemde voorwaarden wordt voldaan, onder "het door hem begane feit" moet worden verstaan het feit ter zake waarvan de verdachte is veroordeeld tot de voorwaardelijk opgelegde straf waarvan de tenuitvoerlegging wordt gevorderd.”
Het voorgaande brengt met zich dat in het onderhavige geval artikel 14g lid 2 Sr in verbinding met artikel 22b Sr in de weg staat aan het gelasten van een taakstraf in plaats van het geven van een last tot tenuitvoerlegging van (een deel van) de voorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf, aangezien in de vijf jaren voorafgaand aan het in de zaak waarin die voorwaardelijke straf is opgelegd bewezen verklaarde feit aan de verdachte wegens een soortgelijk feit een taakstraf is opgelegd en de verdachte deze taakstraf ook voorafgaand aan het in die zaak bewezenverklaarde had verricht.
Het hof acht - mede in het licht van de hiervoor aangehaalde documentatie van de verdachte - geen termen aanwezig om naar aanleiding van de in de onderhavige zaak bewezen verklaarde lokaalvredebreuk de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf te gelasten. Het hof zal volstaan met de verlenging van de nog lopende proeftijd met één jaar.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d en 138 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
8 (acht) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis.
Verlengt de proeftijdals vermeld in het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 23 december 2020 parketnummer 10-228780-20, met een termijn van 1 (één) jaar.
Dit arrest is gewezen door mr. B.P. de Boer,
mr. W.A.G.J.W. Ferenschild en mr. M.H. Vos, in bijzijn van de griffier mr. C. Rietdijk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 september 2022.
Mr. M.H. Vos is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.