ECLI:NL:GHDHA:2022:1920

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 augustus 2022
Publicatiedatum
30 september 2022
Zaaknummer
200.295.151/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens overlast door huurder

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de ontbinding van de huurovereenkomst met Woonkracht10 en de ontruiming van zijn woning zijn toegewezen. [appellant] huurt een woning van Woonkracht10 en wordt beschuldigd van ernstige en structurele overlast voor zijn buren. Woonkracht10 heeft de ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd, omdat [appellant] zich niet als een goed huurder heeft gedragen. De rechtbank heeft de vorderingen van Woonkracht10 toegewezen, waarna [appellant] in hoger beroep is gegaan. In hoger beroep heeft [appellant] aangevoerd dat hij geen overlast heeft veroorzaakt en dat zijn belang bij het behoud van de woning zwaarder moet wegen dan het belang van Woonkracht10. Het hof heeft echter geoordeeld dat er voldoende bewijs is van overlast door [appellant], waaronder geluidsoverlast en stankoverlast, en dat Woonkracht10 terecht heeft besloten tot ontbinding van de huurovereenkomst. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt [appellant] in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer hof : 200.295.151/01
Zaaknummer rechtbank : 8940834 CV EXPL20-6461
Arrest van 23 augustus 2022
in de zaak van
[appellant],
wonend in [woonplaats 1] ,
appellant,
advocaat: mr. J.M.C. Wessels, kantoorhoudend in Zwijndrecht ,
tegen
STICHTING WOONKRACHT10,
gevestigd in Zwijndrecht ,
verweerster,
advocaat: mr. S.E. Roeters van Lennep, kantoorhoudend in Rotterdam.
Het hof zal partijen hierna noemen: [appellant] respectievelijk Woonkracht10.

1.De zaak in het kort

1.1
[appellant] huurt een woning van Woonkracht10 in een appartementencomplex. Woonkracht10 stelt dat [appellant] ernstig en structureel overlast veroorzaakt voor de omwonenden, die ook van Woonkracht10 huren. Zij heeft daarom de ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd en de veroordeling van [appellant] tot ontruiming van zijn woning. De rechtbank heeft de vorderingen toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en tenuitvoergelegd. [appellant] heeft de woning ontruimd. In hoger beroep voert [appellant] aan dat hij geen overlast, laat staat ernstige en structurele overlast, heeft veroorzaakt en dat zijn belang bij behoud van de woning moet prevaleren boven het belang van Woonkracht10 bij ontbinding.
1.2
Het hof is het eens met de rechtbank en geeft [appellant] dus ongelijk.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 28 mei 2021, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, zitting houdende te Dordrecht, van 22 april 2021;
  • de memorie van grieven van 20 juli 2021, met bijlage;
  • het arrest van dit hof van 31 augustus 2021, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
  • het proces-verbaal van de enkelvoudige mondelinge behandeling van 10 november 2021;
  • de brief namens Woonkracht10 van 12 november 2021, met daarin een reactie op het proces-verbaal;
  • de memorie van antwoord van Woonkracht10, met bijlagen.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
Tussen Woonkracht10 en [appellant] bestaat sinds 24 december 2004 een huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan het [straatnaam] 249 te [woonplaats 1] (hierna: de woning).
3.2
Op de huurovereenkomst is het door Woonkracht10 overgelegde huurreglement van 1 juli 2005 van toepassing. Artikel 6.1. van dat reglement bepaalt dat de huurder ervoor moet zorgdragen “dat aan omwonenden geen overlast, schade of hinder wordt veroorzaakt door huurder, huisgenoten, huisdieren of door derden die zich vanwege huurder in het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten bevinden”.
3.3
[appellant] heeft vanaf 2016 meerdere keren bij Woonkracht10 geklaagd over zijn naaste buurman, de heer [buurman] (hierna: [buurman] ). [buurman] woont op nummer [adres 3] . De klachten gingen over wietlucht en geluidsoverlast.
3.4
In februari 2019 is mevrouw [medewerker Woonkracht] (hierna: [medewerker Woonkracht] ) als wijkconsulent in dienst getreden bij Woonkracht10. Zij is speciaal aangetrokken voor gevallen van langdurige zware overlast.
3.5
Op 13 maart 2019 heeft op initiatief van [medewerker Woonkracht] een gesprek plaatsgevonden tussen haar en [appellant] naar aanleiding van de klachten van [appellant] over [buurman] . In een brief van 14 maart 2019 heeft [medewerker Woonkracht] over dat gesprek geschreven:
“Op 13 maart 2019 hebben wij elkaar gesproken over de overlast die u ervaart van uw buren, meneer en mevrouw [buurman] (…). In deze brief bevestig ik dit gesprek en de afspraken die wij maakten.
(…)
U geeft aan dat deze situatie al jaren duurt en dat uw ervaring is dat Woonkracht10 hier niet de juiste acties in onderneemt naar de overlastveroorzakers toe. U heeft al contact gehad met een aantal wijkconsulenten en bent niet tevreden over hoe deze zaak elke keer wordt behandeld. Uw vertrouwen in Woonkracht10 is hierdoor gereduceerd tot 0. Ik heb u verteld dat ik sinds februari 2019 werkzaam ben bij Woonkracht10 en dat ik deze zaak in behandeling heb gekregen. Met uw medewerking kan ik deze zaak oppakken en gaan we ervaren hoe dit verder uitpakt.
(…)
U heeft aangegeven niet open te staan voor een bemiddelingsgesprek met uw buren. Ik heb u geadviseerd dit toch nog in overweging te nemen omdat een bemiddelingsgesprek wel een middel is waarbij partijen elkaar eventueel weer kunnen vinden. Zo’n bemiddelingsgesprek wordt dan door mij begeleid en we kunnen er dan eventueel ook de wijkagent bij uitnodigen als daar behoefte aan is.
(…)
We hebben de volgende afspraken gemaakt:
• U houdt de komende 2 weken de (overlast)incidenten bij en meldt dit via onze website. U geeft hierbij aan welke incidenten zich afspelen tijdens uw aanwezigheid thuis en bij afwezigheid (camerabeelden). Wilt u dat ik naar aanleiding van uw meldingen contact met u opneem dan geeft u dat aan.
• Ik neem over 2 weken contact met u op, zodat we uw meldingen kunnen bespreken. We bespreken dan welke volgende stap Woonkracht10 gaat zetten in deze zaak.”
3.6
[appellant] heeft na dit gesprek geen meldingen als bedoeld in deze brief bij Woonkracht10 gedaan en heeft daarover ter zitting bij de rechtbank verklaard:
“Het was een tijd stil. Er was gewoon geen overlast op dat moment”.
3.7
Vanaf juli 2019 heeft [appellant] diverse meldingen gedaan van door hem ervaren overlast van zijn onderbuurvrouw van [adres 1] , mevrouw [onderbuurvrouw] (hierna: [onderbuurvrouw] ). Bij brief van 29 juli 2019 heeft [medewerker Woonkracht] het volgende geschreven.
“Op 19 juli heeft u een overlastmelding (…) gedaan over uw onderburen, [adres 1] (…). Op grond van uw melding heb ik u geïnformeerd over de werkwijze in geval van overlast en u verwezen naar Buurtbemiddeling. Op 28 juli 2019 heeft u via de mail van ondergetekende drie meldingen (…) van geluidsoverlast gedaan over uw onderburen. In deze brief onze reactie op uw meldingen.
Buurtbemiddeling
Ik heb, om u tegemoet te komen, uw onderburen schriftelijk geïnformeerd dat u overlast van hen ervaart en hen ook verwezen naar Buurtbemiddeling.
Niet in behandeling nemen van meldingen
Verder deel ik u mede dat de wijze waarop u met mij communiceert absoluut niet acceptabel en niet passend is. (…) Als u uw communicatie in het vervolg niet wijzigt, dan nemen wij uw meldingen niet in behandeling. (…)”
3.8
In een e-mail van 3 oktober 2019 heeft [medewerker Woonkracht] onder meer het volgende aan [appellant] geschreven:
“(…) Dan nu de wijze waarop jij reageert. Dit is buiten proportioneel, zowel telefonisch, aan de balie en via de mail. Wij hebben jou daar al eerder over aangesproken. De wijze waarop jij over zaken communiceert laat vaak zeer te wensen over. Je haalt er dan ook gelijk van alles bij wat op dat moment niet relevant is. (…)
Dat jij het gevoel hebt in de zeik te worden gezet, daar zie ik van onze kant niets van terug. Meldingen worden opgepakt en jij wordt te woord gestaan ongeacht je houding en wat je zegt. Dat het naar jouw zin niet snel genoeg gaat is jammer maar geen reden om zo te reageren. (…)
Wijzig je je communicatie naar Woonkracht10 niet dan zijn wij genoodzaakt maatregelen te treffen.”
Deze mail is een reactie op een e-mail van [appellant] van 2 oktober 2019 waarin onder meer staat:
“(…) De balie dame faal 35 thee muts eerste klas.
Volgende hoop die we aantreffen[de melding ging over een uitwerpsel in de bergingsgang, hof]
gaat in een zakje mee en krijgt zij op de balie.
Huurders in de zeik zetten ben ik niet van gedienT.”
3.9
In een brief van 22 oktober 2019 heeft [medewerker Woonkracht] aan [appellant] geschreven dat Woonkracht10 voortaan alleen nog maar schriftelijk of digitaal met hem zal gaan communiceren (dus niet meer telefonisch of aan de balie). In de brief wordt verwezen naar een telefoongesprek op 15 oktober 2019. Volgens [medewerker Woonkracht] heeft zij van de collega van het Service Center gehoord dat het geen prettig gesprek was, dat [appellant] haar bijna geen ruimte gaf om te reageren en dat het erg dwangmatig overkwam. [medewerker Woonkracht] schrijft dat zij dat ook van andere medewerkers terugkrijgt die contact met [appellant] hebben gehad en dat zij het zelf ook herkent. Ook wordt in de brief verwezen naar de eerdere waarschuwingen over de wijze van communiceren. [medewerker Woonkracht] schrijft:
“Wat (…) opvalt in uw contact met medewerkers van Woonkracht10 is dat u niet meer met mensen wilt praten die niet met u mee bewegen of niet reageren zoals u blijkbaar voor ogen heeft. (…)
Voor Woonkracht10 is nu de grens bereikt. Uw wijze van communiceren is buiten proportioneel, zowel telefonisch, aan de balie en via de mail of sociale media. Medewerkers die contact met u hebben gehad geven dit ook aan als ervaring. U kunt uw meldingen voortaan via ons klantportaal of op een andere wijze schriftelijk sturen. Wij gaan voorlopig geen (telefoon)gesprekken meer met u aan. (…) Uw meldingen worden verder, zoals gewoonlijk, door mij opgepakt en behandeld. (..)”
3.1
In december 2019 heeft [appellant] melding gedaan van door hem ervaren overlast van zijn bovenburen, de heer [bovenbuurman] (hierna: [bovenbuurman] ) en mevrouw [bovenbuurvrouw] (hierna: [bovenbuurvrouw] ). Zij woonden destijds op [adres 2] . In een melding van 21 december 2019 schrijft [appellant] :
“Adres veroorzaker: [adres 1] en [adres 2] te [woonplaats 1] , daar er meldingen zijn bij 0900 8844 is buurt bemiddeling niet aan de orde.
Toelichting: slaan met deuren , muziek hard . al geruime tijd. ik wordt niet serious genomen door jullie dus geef tegengas dmv terug slaan met deuren en als beginnend DJ gaan dan de vinyl platen op de decks met jungle en drum n bass. nr [adres 2] gaat nu ineens tegen verwarming rammen, tja toen gaf ik duidelijk antwoord.”
In reactie daarop heeft [medewerker Woonkracht] op 24 december 2019 een overlastlogboek aan [appellant] gestuurd waarin hij de door hem ervaren overlast kan bijhouden. In deze brief schrijft [medewerker Woonkracht] ook dat [appellant] , ondanks de in oktober 2019 genomen maatregel, toch weer telefonisch contact heeft opgenomen en daarbij de medewerkers van het Service Center heeft “uitgescholden en gedreigd met van alles”.
3.11
Bij brief van 10 februari 2020 heeft [medewerker Woonkracht] onder meer het volgende aan [appellant] bericht:
“(…) Ik heb uw bovenburen, meneer en mevrouw [bovenbuurman] , gesproken en zij herkennen zich niet in uw melding. Zij geven aan juist regelmatig overlast van u te ervaren. Deze overlast bestaat uit het slaan van deuren, muziek, gedreun en veel lawaai maken, alsof er op de reling wordt geslagen. (…)
Ik heb voorgesteld om een bemiddelingsgesprek met u aan te gaan en zij willen hier graag hun medewerking aan geven. (…)”
3.12
Bij brief van 17 februari 2020 heeft [medewerker Woonkracht] in reactie op de meldingen van [appellant] ten aanzien van [onderbuurvrouw] geschreven:
“(…) Ik heb uw onderbuurvrouw, mevrouw [onderbuurvrouw] , gesproken en zij herkent zich niet in uw meldingen. Zij geeft aan juist regelmatig overlast van u te ervaren. Deze overlast bestaat uit het slaan van deuren, harde muziek, slaan tegen de radiatoren en balustrade en het ervaren van een penetrante lucht in haar toilet. (…)
Ik heb voorgesteld om een bemiddelingsgesprek met u aan te gaan en zij wil hier graag haar medewerking aan geven (…)”
3.13
Woonkracht10 heeft [appellant] uitgenodigd voor afzonderlijke bemiddelingsgesprekken met [onderbuurvrouw] en met het echtpaar [bovenbuurman] op 26 februari 2020. [appellant] heeft laten weten niet op die uitnodiging in te gaan. Op 27 februari 2020 heeft [medewerker Woonkracht] namens Woonkracht10 aan [appellant] geschreven:
“U bent niet gekomen op de uitnodigingen voor 26 februari 2020 om een gesprek aan te gaan met uw boven- en onderburen, [adres 2] en [adres 1] . Wel stuurt u mij weer een paar onduidelijke mailtjes en dreigt u met een sound Cloud en het online zetten van uw camerabeelden. In deze brief een reactie.
• u klaagt over andere bewoners maar wilt vervolgens niet uw medewerking geven aan een gesprek met hen. Het gevolg is dat wij geen meldingen meer van u in behandeling nemen over deze buren.
• Uw buren vertellen dat u juist degene bent die overlast veroorzaakt. Deze klachten nemen wij ook in behandeling.
• Bij andere meldingen over omwonenden geldt dat als u niet bereid bent een gesprek met hen aan te gaan, wij die meldingen ook niet verder in behandeling nemen.
• Elke andere melding van u wordt alleen in behandeling genomen als deze duidelijk en
concreet is.
• Er loopt nog een melding van u over uw buren, [adres 3] . Zij hebben aangegeven bereid te zijn met u in gesprek te gaan. Graag hoor ik of u de bereidheid heeft om met hen en de wijkagent een gesprek aan te gaan. (…)”
3.14
[buurman] , [bovenbuurvrouw] en [onderbuurvrouw] hebben tussen februari 2020 en juni 2020 gedurende enkele maanden logboeken bijgehouden waarin zij de datum, het tijdstip en de aard van de door hen ervaren overlast door [appellant] hebben genoteerd. Deze logboeken zijn bij dagvaarding overgelegd als productie 16. In deze logboeken wordt melding gemaakt van bonken op de muren en op de vloer, slaan op radiatoren of verwarmingsbuizen, slaan op de balustrade en slaan met deuren door [appellant] en van harde muziek afgespeeld door [appellant] . In de logboeken van [onderbuurvrouw] en [bovenbuurvrouw] wordt tevens melding gemaakt van stankoverlast vanuit de wc van [appellant] . Door [onderbuurvrouw] wordt daarnaast drie keer melding gemaakt van politiebezoek naar aanleiding van (volgens [onderbuurvrouw] onterechte) meldingen van geluidsoverlast gedaan door [appellant] . [buurman] vermeldt twee keer dat [appellant] hem staat te filmen.
3.15
Op 24 maart 2020 heeft Woonkracht10 [appellant] aangesproken op de stankoverlast en hem verzocht zijn wc vaker en het liefst na elk gebruik door te spoelen. [appellant] heeft hier dezelfde dag op gereageerd met een e-mail waarin hij onder meer schrijft:
“Verzoek afgewezen. Ik wordt steeds beschuldigd en de tiefus drugslucht waar ik vele meldingen van gemaakt heb van overlast veroorzaker [buurman] [adres 3] al sinds 2007 deden jullie ook geen kanker aan. Ik waarschuw je nu stop met deze onzin. Of ik ga maatregelen nemen. (…) Bovendien ik betaal me huur gewoon dus wat wil je doen je kan niets helemaal niets. Je hebt werkelijk geen ene poot om op te staan en jij neemt contact op met hun…. Je geeft dus zwart op wit toe dat jullie bezig zijn tegen ons. (…)
Dus nogmaals jij gaat stoppen nu”
3.16
Woonkracht10 heeft vervolgens op 26 maart 2020 aan [appellant] geschreven:
“ (…) Zoals al eerder en vaker aangegeven vinden wij uw manier van communiceren beneden peil, respectloos en onsamenhangend. Daarnaast reageert u zeer negatief, door het verzoek alleen af te wijzen en vervolgens haalt u er, wederom, andere niet relevante zaken bij. Al eerder hebben wij u aangegeven dat alle zaken separaat worden behandeld. U klaagt over de bewoners, [adres 1] en [adres 2] . Echter als deze bewoners zelf hun beklag over u doen, weigert u met hen in gesprek te gaan. Dit betekent dat deze zaken nog in behandeling zijn en dat er inderdaad ook klachten over u zijn. Uw klacht over uw buren, [adres 3] loopt ook nog. Ook zij geven aan dat u met grote regelmaat geluidoverlast veroorzaakt. Gezien uw laatste reactie weet ik niet of we dat gesprek met hen bij de politie nog laten plaatsvinden.
Stappen die Woonkracht10 gaat ondernemen
Vanuit Woonkracht10 hebben wij u de afgelopen periode de ruimte gegeven uw ongenoegen over de leefbaarheid in en rond de flat [straatnaam] en het functioneren van medewerkers kwijt te kunnen. Wij hebben al uw meldingen, zoals altijd, in behandeling genomen. Onze ervaring is dat elke melding van u voornamelijk tot discussie leidt en er niet aan oplossingen wordt gedacht of gewerkt. Ook concluderen wij dat niet alle meldingen terecht zijn. Wat wij u ook vertellen over hoe zaken worden opgepakt en welke rol u, als huurder, en wij, als verhuurder, daar in spelen, u bent het er niet mee eens. Ook weigert u uw houding en uw communicatie, na vele verzoeken, niet aan te passen. Bij ons is de grens nu echt bereikt. Wij gaan ons beraden over de te volgen stappen en leggen uw dossier voor aan onze advocaat. (…)”
3.17
Bij brief van 30 april 2020 heeft Woonkracht10 [appellant] verzocht te verhuizen, waarbij zij haar bemiddeling heeft aangeboden, en heeft zij aangekondigd zo nodig een procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning te zullen starten.
3.18
Woonkracht10 heeft bij de Rechtbank Rotterdam om een voorlopig getuigenverhoor verzocht. Dit verzoek was gericht tegen [appellant] en tegen diens zuster [zus appellant] die, net als [appellant] , een zelfstandige woning in het complex [straatnaam] in [woonplaats 1] bewoont.
3.19
Op 12, 20 en 21 oktober 2020 hebben de getuigenverhoren plaatsgevonden. In die getuigenverhoren zijn onder anderen gehoord: [bovenbuurman] , [bovenbuurvrouw] , [onderbuurvrouw] , [buurman] , mevrouw [buurvrouw 1] (de partner van [buurman] , die met [buurman] samenwoont op nummer [adres 3] , hierna: [buurvrouw 1] ) en mevrouw [buurvrouw 2] (buurvrouw van [appellant] , wonend op nummer [adres 4] , hierna: [buurvrouw 2] ). Zij hebben onder meer het volgende verklaard:
[bovenbuurman] :
“Ik woonde tot drie maanden geleden aan het [adres 2] . Dit was direct boven dhr. [appellant] . Ik woonde daar samen met mijn vrouw. U toont mij een overlast logboek van vier pagina’s dat door Stichting Woonkracht10 als onderdeel van productie 17 bij het verzoekschrift is gevoegd. Ik herken dat logboek. Dit is door mijn vrouw ingevuld.
De overlast die wij hebben ervaren van dhr. [appellant] bestond onder andere uit geluidsoverlast. Hij sloeg dan bijvoorbeeld keihard met de deuren. Dat gebeurde altijd onverwachts. Het kon ‘s-nachts gebeuren of ‘s-avonds of overdag. Dit heeft jaren zo
geduurd. We hadden ook last van harde muziek van dhr. [appellant] . Dat kon soms een tijd goed gaan maar daarna was het dan weer mis.
De overlast die ik eerder heb beschreven is de reden dat wij drie maanden geleden verhuisd zijn. Wij waren het zo zat, we hadden helemaal geen woonplezier meer.
Ik heb diverse keren geprobeerd om met dhr. [appellant] in gesprek te komen maar hij deed de deur niet open of liep weg.”
[bovenbuurvrouw] :
“Ik woonde tot 18 juli 2020 aan het [adres 2] . Dat is direct boven dhr. [appellant] . Ik woonde daar samen met mijn man. U toont mij een overlastlogboek dat door Woonkracht10 als onderdeel van productie 17 bij het verzoekschrift is gevoegd. Dit bestaat uit vier bladzijden. Ik herken dit als mijn eigen overlastlogboek. Ik heb dit zelf geschreven. Ik heb dat logboek naar waarheid ingevuld. De overlast die wij hebben ervaren van dhr. [appellant] bestond onder meer uit geluidsoverlast in de vorm van keiharde muziek en slaan met deuren. Ik ben hartstikke doof. Ik heb twee gehoorapparaten. Ik slaap niet met mijn gehoorapparaten in maar soms werd er ‘s-nachts zo hard met de deur geslagen dat zelfs ik het goed kon horen.
Wij zijn vanwege dhr. [appellant] verhuisd. Wij hadden geen leven daar. Ons woongenot was weggehaald.”
[onderbuurvrouw] :
“Ik woon op [adres 1] . Dit is direct onder dhr. [appellant] . Ik woon hier met mijn twee kinderen. Het is een tweeling, ze zijn 10 jaar. Ik woon hier sinds juni 2019.
U toont mij een email van mij aan mevrouw [medewerker Woonkracht] van Woonkracht10 van 22 juni 2020 die door Woonkracht10 als onderdeel van productie 17 bij het verzoekschrift is gevoegd. Die email is van mij. En daarbij zit als bijlage een overzicht waarin ik gevallen van overlast heb genoteerd, in de periode van 9 februari 2020 tot 9 juni 2020. Ik verklaar dat ik dit overzicht naar waarheid heb ingevuld.
Ik ervaar geluidsoverlast van dhr. [appellant] . Dit bestaat uit bonken op de vloeren, slaan op de radiatoren, slaan op de balustrade van het balkon en slaan met deuren. Ik ervaar ook bij vlagen ernstige stankoverlast omdat dhr. [appellant] de wc niet doortrekt. Dat is een hele penetrante geur.
Dhr. [appellant] doet ook regelmatig valse meldingen over mij bij de politie. Dat zijn er in het afgelopen jaar vijf of zes geweest. Er wordt dan bijvoorbeeld geklaagd over geluidsoverlast van een blaffende hond, terwijl ik helemaal geen hond heb.”
[buurman] :
“Ik woon ongeveer 10 jaar op [adres 3] . Ik woon naast dhr. [appellant] . Toen ik daar kwam wonen, woonde dhr. [appellant] daar al. In het begin woonde ik er alleen met mijn vriendin. Tegenwoordig woon ik er met haar en twee kinderen van 5 jaar en 1 jaar.
U toont mij een overlastlogboek dat door Woonkracht10 als onderdeel van productie 17 bij het verzoekschrift is overgelegd. Dit logboek loopt van 8 februari 2020 tot 24 april 2020. Ik heb dit logboek naar waarheid ingevuld. In het logboek beschrijf ik de overlast die ik ervaar van dhr. [appellant] . Dat betreft geluidsoverlast. Dit bestaat uit de radio heel hard aanzetten, slaan tegen de verwarming of slaan tegen de vensterbank of iets dergelijks. Vooral in de avonduren, als ik thuis ben heb ik hier last van. De afgelopen maanden wordt er rond half twaalf ‘s avonds structureel met de deur gesmeten. Dat klinkt hard bij ons door. Ik denk dat het zelfs twee of drie verdiepingen lager te horen is.
Er zijn ook vaak valse meldingen bij de politie gedaan over overlast die ik of mijn gezin zouden veroorzaken. Dit is gebeurd zolang ik er woon. Soms was het meer, soms was het minder. Een tijd lang gebeurde het maandelijks
In januari 2020 heb ik een bekeuring gekregen van de politie. Dit was naar aanleiding van een melding van dhr. [appellant] wegens geluidsoverlast. Wij vierden toen de verjaardag van mijn dochter, zij werd 1 jaar. Om 10 uur ‘s avonds was alles normaal en om 3 uur ’s nacht stond de politie voor de deur. Ik heb tegen deze bekeuring beroep aangetekend omdat ik het er niet mee eens ben. Toen de politie kwam waren we alleen maar aan het praten.
Ik rook weleens een joint. Dat doe ik dan op het balkon, voornamelijk in het weekend en soms ook ‘s avonds doordeweeks. Ik hecht eraan hierbij op te merken dat ik gewoon een drukke baan heb en dat ik ‘s avonds en in het weekend soms behoefte heb om te ontspannen.”
[buurvrouw 1] :
“Ik woon op [adres 3] . Ik woon daar met dhr. [buurman] en onze twee kinderen. De heer [appellant] woont direct naast ons. Ik voel mij niet veilig. De heer [gedaagde] heeft problemen met mijn vriend, dhr. [buurman] . Ik heb in 10 jaar veel gezien en meegemaakt. Ik durf de kinderen niet alleen op de galerij te laten.
Dhr. [appellant] doet ook altijd valse meldingen bij de politie. Ik weet dat deze meldingen van dhr. [appellant] zijn omdat wij dat van de politie horen. Er worden dan meldingen van geluidsoverlast gedaan terwijl wij niet eens thuis zijn. Volgens mij is dhr. [appellant] geobsedeerd door mijn vriend en ik voel mij hier onveilig bij.”
[buurvrouw 2] :
“Ik woon op [straatnaam] [adres 4] , dhr. [appellant] woont direct naast mij. Ik woon er sinds 1984. Ik heb nooit overlast gehad van buren en er is voor zover ik weet, ook nooit over mij geklaagd. Ik kan niet zeggen dat ik geluidsoverlast ervaar van dhr. [appellant] . Er is wel iets anders waar ik last van heb. Zoals ik gezegd heb werk ik bij de politie en als mijn collega’s bij dhr. [appellant] aan de deur komen naar aanleiding van een melding van hem, dan klaagt hij tegenover die collega’s over mij. Hij gaat dan helemaal los over mij en zegt bijvoorbeeld dat ik politiedossiers tegen hem gebruik. Hij heeft ook, dit jaar nog, een officiële klacht tegen mij ingediend bij het klachtenmeldpunt van de politie. Die klacht is weerlegd. Ik heb geen politiedossiers gebruikt. Ik werk al 35 jaar bij de politie en er is verder nog nooit een klacht tegen mij ingediend.”
3.2
De politie heeft op grond van artikel 20 van de Wet politiegegevens, in het kader van het zwaarwegend algemeen belang en op basis van het Convenant gezamenlijke aanpak van woonoverlast van 1 september 2016, aan Woonkracht10 een rapport woonoverlast over [appellant] en zijn zus verstrekt. Dit rapport is door Woonkracht10 overgelegd en vermeldt onder meer:
“(…) Sinds 2016 is de wijkagent naar aanleiding van diverse overlastmeldingen bij de casus betrokken. De wijkagent heeft diverse interventies gepleegd, die allen geen gewenst effect hebben gehad. Onder andere is in 2017 voorgesteld om buurtbemiddeling in te schakelen. Dit werd geweigerd.
(…)
Vanaf januari 2017 zijn er in de politiesystemen 73 meldingen opgeslagen van dhr. [appellant] . De meldingen gaan inhoudelijk over door hem ervaren overlast van de buren. Bij controle door de politie blijkt herhaaldelijk geen sprake van overlast. De situatie nam voor één der buren een dermate vervelende vorm aan, dat door de politie is besloten om een zogenaamde afspraak op locatie te maken. Deze houdt in dat als er door [appellant] een overlastmelding wordt gedaan ten aanzien van specifiek deze buren, de politie op de melding geen inzet pleegt.
Op een bepaald moment begon meneer met het filmen van zijn buren. Hij is daarop aangesproken omdat zij dit als erg vervelend ervaren. Een buurvrouw geeft aan dat haar woongenot door hem wordt bedorven. Zij weet zich al langere tijd geen raad meer in hoe zij met hem om moet gaan. Hij beticht haar van geluidsoverlast op grond van reguliere leefgeluiden die onvermijdelijk zijn of waar zij niets aan kan doen (wasmachine, tv, muziek). Politie en verhuurder Woonkracht10 bevestigen dat er geen sprake is van verwijtbare overlast.
De meldingen die meneer bij de politie doet over buren zijn van uiteenlopende aard. Zo klaagt hij over gebruik van verdovende middelen, slecht gedrag van buren, blaffende honden en geluidsoverlast door muziek. Een in de flat wonende politieambtenaar zou zich bezig houden met duistere zaken en samen spannen met de overige buren. Een andere bewoner zou zijn hond schoppen. Op allerlei manieren wordt er volgens [appellant] geluidsoverlast veroorzaakt zoals door het tegen buizen tikken, toiletten expres doortrekken, etc.
Al deze meldingen zijn onderzocht door de politie. Er is echter nimmer gebleken dat er sprake is van enige vorm van overlast. Daarnaast is gebleken dat tijdens meldingen van overlast door buren, de desbetreffende buren op dat moment niet thuis waren. (…)
Vanaf halverwege 2019 komen meerdere mutaties in de politiesystemen voor waaruit blijkt dat meneer hoog in zijn emoties zit. Dit blijkt uit het volgende, niet limitatieve relaas:
  • Meerdere keren wordt in mutaties benoemd dat meneer een zeer warrig en vreemd verhaal vertelde.
  • Meneer geeft aan met heel veel buren in onmin te leven en zich daar verschrikkelijk druk om te maken. Dit laat hij onder andere blijken uit het feit, dat hij een dagboek bijhoudt met tot op uur en minuut weergegeven, de gedragingen van buren. (…)
  • (…) Hij geeft voortdurend aan dat de politie en Woonkracht10 onder één hoedje spelen, liegen en bedriegen.
  • Meneer maakt in zeer korte tijd meerdere meldingen op één dag, bijv. 7 meldingen over wc getik van de buren.
  • Tijdens diverse meldingen en terugbel verzoeken spreekt meneer op lasterlijke toon over de politie en Woonkracht10. (…)
  • Meneer doet een melding waarin hij zegt dat de wijkagent (…) echt op moet gaan passen, anders zal hij zijn 27 dienstjaren niet gaan halen. De toon wordt scherper en krijgt een lasterlijk en bedreigend karakter. (…)
  • Meneer noemt verschillende buren :”kinderverkrachters, moordenaars en drugsdealers”. Hij geeft aan dat als dit niet stopt, dit consequenties zal hebben voor één van de buren waarvan hij het huisnummer noemt. Betrokken buurvrouw betreft een medewerkster van de afdeling Intake & Service van de politie. (…)
Uit de diverse meldingen in het bedrijfsprocessensysteem van de politie ten aanzien van de heer [appellant] en mevrouw [zus appellant] lijkt in eerste instantie dat zij degenen zijn die woonoverlast ervaren en daarvan veelvuldig melding doen bij de politie. Hierdoor krijgen direct omwonenden (soms meerdere keren) bezoek van geüniformeerde politie. Zij ervaren dit als vervelend en ondervinden daar last van. Temeer omdat zij geen idee hebben waarom er wordt geklaagd. De achterliggende context geeft echter aan dat bij controle blijkt dat geen enkele klacht gegrond is. De wijkagent merkt dat buren en omwonenden van beide betrokkenen uit angst voor de gevolgen gebaseerd op het gedrag van belden betrokken, terughoudend zijn in het doen van meldingen bij de politie. Dit is in het casusoverleg woonoverlast besproken en aldaar is men tot de conclusie gekomen dat in deze casus na het doorlopen van de zogenaamde escalatieladder een procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst als ultimum remedium onvermijdelijk is.”
3.21
Ter zitting in hoger beroep heeft [appellant] verklaard dat het bestreden vonnis van de rechtbank in mei 2021 aan hem is betekend en dat hij de woning op 18 mei 2021 vrijwillig heeft ontruimd. Ook heeft hij verklaard dat hij hierna dakloos is geweest en dat hij per 3 juli 2021 een nieuwe woning heeft gevonden in [woonplaats 2] .

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
Woonkracht10 heeft [appellant] gedagvaard en gevorderd dat, samengevat, de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis de huurovereenkomst tussen haar en [appellant] zal ontbinden en [appellant] zal veroordelen de woning te ontruimen, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten, plus rente.
4.2
Woonkracht10 heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [appellant] ernstige overlast veroorzaakt voor omwonenden en daarmee tekortschiet in de uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichting zich als een goed huurder te gedragen en geen overlast te veroorzaken. Woonkracht10 ontvangt al geruime tijd meldingen van omwonenden omtrent geluidsoverlast veroorzaakt door [appellant] . De geluidsoverlast bestaat volgens de meldingen onder meer uit het slaan tegen radiotoren en balustrade, het afspelen van keiharde muziek en het slaan met deuren. Ook veroorzaakt [appellant] stankoverlast door de wc in zijn woning niet door te trekken. [appellant] doet daarnaast regelmatig onterechte meldingen over zijn buren bij Woonkracht10 en de politie. Het woongenot van omwonenden wordt verstoord door het gedrag van [appellant] . Hij is meerdere malen aangesproken op zijn gedrag, zonder resultaat. Gelet op de ernst van de tekortkoming en het gebrek aan uitzicht op verbetering van de situatie is de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning gerechtvaardigd.
4.3
De rechtbank heeft de vorderingen toegewezen en [appellant] in de kosten veroordeeld.

5.Vordering in hoger beroep

5.1
[appellant] is in hoger beroep gekomen omdat hij het niet eens is met het vonnis. Hij heeft verschillende bezwaren (grieven) tegen het vonnis aangevoerd. [appellant] wil dat het hof de vorderingen van Woonkracht10 alsnog afwijst.
5.2
[appellant] voert aan dat hij geen ernstige en structurele overlast heeft veroorzaakt (grief 1). Volgens hem heeft hij juist overlast ervaren van zijn buren en heeft Woonkracht10 zijn meldingen niet serieus genomen. Verder voert [appellant] aan dat het recht op een woning een grondrecht is en dat het aan Woonkracht10 is om aan te tonen dat het belang van Woonkracht10 en de omwonenden moet prevaleren boven het belang van [appellant] bij behoud van zijn woning (grief 2). Volgens [appellant] is de overlast daarvoor niet ernstig en structureel genoeg, terwijl het voor hem na ontbinding van de huurovereenkomst bovendien feitelijk onmogelijk zal zijn om een andere woning te vinden. Tot slot is [appellant] van mening dat de ontbinding en veroordeling tot ontruiming niet uitvoerbaar bij voorraad mogen worden verklaard, zodat hij de tijd krijgt om een andere woning te vinden (grief 3).

6.Beoordeling in hoger beroep

6.1
Kernvraag is of [appellant] overlast heeft veroorzaakt voor zijn omwonenden en of deze overlast de ontbinding van de huurovereenkomst kan rechtvaardigen. Uit artikel 6:265, eerste lid, BW volgt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van zijn verbintenissen, aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. De Hoge Raad [1] heeft beslist dat deze hoofdregel en tenzij-bepaling samen uitdrukking geven aan de materiële rechtsregel dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst. Het is aan de tekortschietende partij om zich voldoende gemotiveerd op de ‘tenzij’-uitzondering te beroepen. Bij de beoordeling dient de rechter rekening te houden met alle door partijen genoegzaam gemotiveerd aangevoerde omstandigheden van het geval.
6.2
Naar het oordeel van het hof is voldoende komen vast te staan dat [appellant] in elk geval vanaf 2019 tekort is geschoten in zijn verplichting om zich als een goed huurder te gedragen door ernstige en structurele geluids- en stankoverlast te veroorzaken, vele onterechte overlastmeldingen over zijn buren te doen, zich verbaal agressief op te stellen tegenover Woonkracht10 en afwijzend te reageren op elke poging tot bemiddeling. Gelet op de hierna vermelde feiten en omstandigheden kon Woonkracht10 in redelijkheid besluiten dat haar ter bescherming van het woongenot van de andere huurders niets anders restte dan over te gaan tot het instellen van een ontbindingsvordering.
6.3
Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen hebben vier getuigen ( [buurman] , [bovenbuurman] , [bovenbuurvrouw] en [onderbuurvrouw] ), verdeeld over drie huishoudens, verklaard over geluidsoverlast, hebben twee getuigen ( [bovenbuurvrouw] en [onderbuurvrouw] ), verdeeld over twee huishoudens, verklaard over stankoverlast vanuit de wc van [appellant] en hebben drie getuigen ( [buurman] , [buurvrouw 1] en [onderbuurvrouw] ), verdeeld over twee huishoudens, verklaard over valse politiemeldingen.
6.4
De geluidsoverlast heeft bestaan uit bonken op de muren, slaan op de radiatoren of verwarmingsbuizen, slaan op de balustrade, slaan met deuren en het afspelen van harde muziek. Dat (deels) sprake is geweest van zeer ernstige geluidsoverlast blijkt uit het feit dat [bovenbuurvrouw] heeft verklaard dat zij stokdoof is en twee gehoorapparaten heeft. Zij slaapt zonder die gehoorapparaten in maar volgens haar sloeg [appellant] ’s-nachts soms zo hard met de deur dat zelfs zij het goed kon horen. Dat één naaste buur van [appellant] , [buurvrouw 2] , heeft verklaard geen geluidsoverlast van [appellant] te hebben ervaren, legt onvoldoende gewicht in de schaal tegenover de daartegenover staande belastende verklaringen. De rechtbank heeft hierover terecht opgemerkt dat geluiden bij de ene buur immers harder kunnen doorklinken dan bij de andere buur en bovendien blijkt uit de getuigenverklaring van [medewerker Woonkracht] dat [buurvrouw 2] haar heeft verteld dat zij vaak weg is omdat zij bij de politie werkt. [buurvrouw 1] , de partner van [buurman] , heeft weliswaar niet expliciet verklaard dat zij geluidsoverlast van [appellant] heeft ervaren, maar zij heeft de door andere getuigen genoemde overlast ook niet ontkend. Zij is als getuige kennelijk niet specifiek gevraagd naar de geluidsoverlast, maar heeft vooral over andere door haar ervaren problemen met [appellant] gesproken. [appellant] heeft in zijn eigen melding van 21 december 2019 (alinea 3.10 hierboven) overigens zelf ook erkend dat hij heeft geslagen met deuren en harde muziek heeft afgespeeld in reactie op door hem ervaren geluidsoverlast.
6.5
Ook het bewust veroorzaken van stankoverlast heeft [appellant] niet betwist, zo blijkt uit de e-mail van 24 maart 2020 (zie alinea 3.15). Hij heeft in elk geval uitdrukkelijk geweigerd er iets aan te doen. Dat alleen de boven- en onderburen melding hebben gemaakt van stankoverlast, en de naaste buren niet, kan bijvoorbeeld te maken hebben met de loop van leidingen en buizen, en betekent in ieder geval niet dat de stankoverlast – in samenhang met de andere overlast – niet als structureel en ernstig kan worden aangemerkt. Dat er vanaf 24 maart 2020 geen klachten over stankoverlast zijn geweest doet daaraan niet af.
6.6
[appellant] voert in hoger beroep aan dat hij al vanaf 2004 in de woning woont en dat hij pas medio 2019 voor het eerst is geconfronteerd met klachten over overlast. Bovendien is de frequentie van de gemelde overlast in de overgelegde logboeken volgens hem niet zodanig hoog dat gesproken kan worden van structurele overlast. Dit argument slaagt niet. Wat het laatste betreft: uit de overgelegde logboeken en de getuigenverklaringen blijkt wel degelijk dat in elk geval vanaf 2019 sprake is geweest van zodanig regelmatige overlast dat de kwalificatie “structureel” op zijn plaats is. Verder geldt dat uit de stukken blijkt dat niet pas vanaf 2019, maar al veel eerder (vanaf 2015) over [appellant] is geklaagd. Wat daar echter ook van zij, ook als pas in de laatste 1 tot 2 jaar regelmatig overlast zou zijn veroorzaakt door [appellant] , kan dergelijke overlast als structureel worden aangemerkt. De lange duur van de huurrelatie vormt ook geen rechtvaardiging voor het in latere jaren veroorzaken van ernstige en structurele overlast.
6.7
[appellant] werpt verder tegen dat hij zelf (ook) overlast heeft ervaren van zijn buren en dat Woonkracht10 zijn meldingen niet serieus heeft genomen. Voorop staat dat zelfs als dit zo zou zijn, ook dit geen rechtvaardiging kan vormen voor het zelf veroorzaken van overlast. Daarbij komt dat in de overlastrapportage van de politie staat dat bij controle is gebleken dat de klachten van [appellant] (vaak) niet gegrond waren. [appellant] voert hierover aan dat het nu eenmaal zo is dat het even duurt voordat de politie ter plaatse is en dat de overlast dan meestal al is geëindigd. De klachten van [appellant] vinden echter geen bevestiging in verklaringen of klachten van andere omwonenden en zijn klachten konden bovendien in elk geval in een aantal gevallen feitelijk ook niet kloppen. Zo heeft [buurvrouw 2] als getuige verklaard dat zij [appellant] heeft horen klagen over de naaldhakken van [bovenbuurvrouw] , terwijl die laatste een kunstknie heeft en (dus) niet op naaldhakken loopt. Ook blijkt uit de getuigenverklaring van [buurvrouw 2] en uit die van [onderbuurvrouw] dat [appellant] heeft geklaagd over een blaffende hond bij [onderbuurvrouw] terwijl zij geen hond heeft. In de politierapportage staat verder dat sprake is geweest van meldingen van overlast door buren die op dat moment niet eens thuis waren. Het dossier bevat dus wel degelijk aanknopingspunten voor de conclusie dat de meldingen van [appellant] in elk geval regelmatig niet terecht waren. Daaraan doet niet af dat [appellant] mogelijk soms wel terecht een melding deed (of in de woorden van de medewerkers van Woonkracht10: soms wel een punt had).
6.8
Wat daar verder ook van zij, zoals reeds overwogen vormt eventuele overlast van een ander geen rechtvaardiging om zelf overlast te veroorzaken. Ook het gestelde inadequate opvolgen van meldingen van [appellant] door Woonkracht10 vormt niet zo’n rechtvaardiging. [appellant] kan overigens ook niet worden gevolgd in zijn stelling dat Woonkracht10 zijn meldingen niet serieus heeft genomen. Uit het feitenrelaas hierboven blijkt dat Woonkracht10 in elk geval vanaf 2019 meldingen wel degelijk heeft opgepakt en opgevolgd. Het is [appellant] zelf geweest die alle voorstellen tot buurtbemiddeling en/of bemiddelingsgesprekken onder leiding van Woonkracht10 van de hand heeft gewezen, terwijl zijn buren wel bereid waren om in gesprek te gaan. Meer in het algemeen blijkt uit de stukken dat [appellant] zich niet coöperatief heeft opgesteld en dat de manier waarop hij communiceerde veel te wensen overliet.
6.9
Alles bij elkaar genomen is het hof dan ook van oordeel dat wel degelijk sprake is van een tekortkoming van voldoende gewicht om de ontbinding en ontruiming, uitvoerbaar bij voorraad, te rechtvaardigen. Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel. Wat betreft de uitvoerbaar bij voorraad verklaring heeft het hof in zijn overwegingen betrokken dat [appellant] , gelet op de vele waarschuwingen van Woonkracht10, al langere tijd heeft kunnen zien aankomen dat hij niet in het gehuurde zou kunnen blijven wonen en op zoek moest gaan naar woonruimte elders. Het argument van [appellant] dat het voor hem feitelijk onmogelijk zou zijn om nieuwe woonruimte te vinden, wordt gelogenstraft door de feiten. Dankzij de bemiddeling van Woonkracht10 (die de opvolgende verhuurder ervan heeft kunnen overtuigen dat [appellant] nog een kans verdiende) heeft [appellant] tamelijk snel, al binnen twee maanden na de ontruiming, nieuwe woonruimte gevonden.
Conclusie en proceskosten
6.1
De conclusie is dat het hoger beroep van [appellant] niet slaagt. Daarom zal het hof het vonnis bekrachtigen. Het hof zal [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.

7.Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het bestreden vonnis van 22 april 2021;
- veroordeelt [appellant] in de proceskosten, aan de kant van Woonkracht10 in hoger beroep tot op heden begroot op € 772,- aan griffierecht en op € 2.228,- aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.M. Dousma-Valk, A.E.A.M. van Waesberghe en A.J. Swelheim en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2022 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810.