ECLI:NL:GHDHA:2022:1862

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
26 september 2022
Zaaknummer
2200163719
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van tenlastegelegde invoer en bezit van methamfetamine na gecontroleerde aflevering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk invoeren van ongeveer 11 kilogram methamfetamine (crystal meth) en het opzettelijk aanwezig hebben van deze drugs, zoals ten laste gelegd onder artikel 2 van de Opiumwet. Tijdens de procedure werd vastgesteld dat er een gecontroleerde aflevering van een postpakket had plaatsgevonden, waarin 12 glazen potten waren aangetroffen, waarvan er 11 uit het pakket waren gehaald voor onderzoek. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) had monsters van zes potten onderzocht, maar het was niet mogelijk om vast te stellen of de pot die voor de gecontroleerde aflevering was gebruikt, daadwerkelijk methamfetamine bevatte. Hierdoor kon niet worden bewezen dat de verdachte betrokken was bij de invoer van de drugs.

Het hof oordeelde dat de handelingen van de verdachte, zoals telefonische contacten en overboekingen naar Mexico, onvoldoende bewijs boden voor betrokkenheid bij de invoer van de specifieke partij methamfetamine. Bovendien was het niet mogelijk om te bewijzen dat de verdachte opzettelijk methamfetamine aanwezig had. Gezien deze omstandigheden heeft het hof, in overeenstemming met de advocaat-generaal en de verdediging, geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte de tenlastegelegde feiten had begaan. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen en werd de teruggave van in beslag genomen geldbedragen gelast.

De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in strafzaken, vooral in drugszaken waar de herkomst en de inhoud van in beslag genomen goederen cruciaal zijn voor de beoordeling van de betrokkenheid van de verdachte. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-001637-19
Parketnummer: 10-224063-18
Datum uitspraak: 9 september 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 19 april 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.
hij in de periode van 31 oktober 2018 tot en met 9 november 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, een hoeveelheid van ongeveer 11 kilogram, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine (crystal meth), zijnde methamfetamine (crystal meth) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I danwel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 9 november 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 11 kilogram, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine (crystal meth), zijnde methamfetamine (crystal meth) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de eerste rechter.
Vrijspraak
Blijkens de processen-verbaal met de nummers PL1700-2018336628-16 en PL1700-2018336628-17 werd na
onderschepping van een postpakket met 12 glazen potten, vermoedelijk inhoudende drugs, besloten tot een gecontroleerde aflevering.
[verbalisant] heeft in laatstgenoemd proces-verbaal gerelateerd dat hij 11 van de 12 potten uit het pakket heeft gehaald en 1 pot in het door hem voor de gecontroleerde aflevering geprepareerde pakket heeft laten zitten.
Blijkens het rapport van het Nederlands Forensisch
Instituut (hierna NFI) van 27 maart 2019 zijn de monsters van zes potten onderzocht, in welke monsters blijkens dat rapport de aanwezigheid van metamfetamine-HC1 is aangetoond, waarbij het gehalte van die stof per pot relatief grote verschillen vertoonde.
Bij tussenarrest van dit hof d.d. 3 juli 2020 heeft het hof de advocaat-generaal opgedragen zorg te dragen voor het doen opmaken van een aanvullend proces-verbaal ter beantwoording van de vragen of zich onder de monsters die door het NFI zijn onderzocht een monster uit de pot die voor de gecontroleerde aflevering is gebruikt bevond en zo nee, of een monster uit deze pot nog voorhanden is.
Uit het aanvullend proces-verbaal van 2 oktober 2020 volgt dat de potten niet individueel zijn voorzien van goednummers. Derhalve is niet meer vast te stellen of één van de door het NFI onderzochte monsters een monster betreft dat uit de pot kwam die voor de gecontroleerde aflevering is gebruikt. Ook is blijkens het aanvullend proces-verbaal niet meer vast te stellen of de pot die in het geprepareerde pakket is achtergebleven de pot is die door de Duitse autoriteiten is onderzocht. Tot slot volgt uit het aanvullend proces-verbaal dat de 12 inbeslaggenomen potten inmiddels zijn vernietigd, waardoor nader onderzoek niet mogelijk is.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde overweegt het hof als volgt. Gelet op de inhoud van het dossier, is het hof van oordeel dat niet vast te stellen is dat de verdachte betrokken is geweest bij de invoer van methamfetamine. De handelingen van de verdachte vóór inbeslagname bestonden slechts uit – kort gezegd – (telefonisch) contact tussen de verdachte en de medeverdachte, twee overboekingen van € 1.000,- naar Mexico en het sturen van een tweetal berichten over personen die zijn aangehouden naar aanleiding van een onderzoek met betrekking tot internationale drugshandel. Naar het oordeel van het hof blijkt uit deze handelingen onvoldoende dat deze betrekking hebben de invoer van verdovende middelen, laat staan van deze specifieke partij methamfetamine.
Voorts dient te worden beoordeeld of de verdachte, door het in ontvangst nemen van het pakket met inhoud, als dader of mededader betrokken is geweest bij de zgn. verlengde invoer van methamfetamine. Gelet op de uitspraak van de Hoge Raad van 15 december 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD1300 (het zogeheten Kokosnoten-arrest), dient daarvoor komen vast te staan dat de pot die voor de gecontroleerde aflevering is gebruikt methamfetamine bevatte.
Die vaststelling is evenwel niet mogelijk nu - zoals hiervoor is overwogen - niet vast is komen te staan dat één van de door het NFI onderzochte monsters afkomstig is uit de pot die voor gecontroleerde aflevering is gebruikt. Bij die stand van zaken kan reeds daarom niet worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de invoer van methamfetamine en kan tevens niet wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte opzettelijk methamfetamine aanwezig heeft gehad.
Gelet op het voorgaande is het hof, met de advocaat-generaal en de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Beslag
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, zal het hof ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geldbedragen de teruggave aan de verdachte gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en
spreekt de verdachtedaarvan
vrij.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
€ 165,- en € 345,-.
Dit arrest is gewezen door mr. B.P. de Boer,
mr. TH.W.H.E. Schmitz en mr. J. Candido, in bijzijn van de griffier mr. I.M. van Hoevelaken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 9 september 2022.
Mr. I.M. van Hoevelaken is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.