ECLI:NL:GHDHA:2022:1785

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
31 augustus 2022
Publicatiedatum
14 september 2022
Zaaknummer
BK-21/00777
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens te late betaling griffierecht

In deze zaak heeft belanghebbende verzet aangetekend tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 14 december 2021, waarin zijn hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard vanwege het niet tijdig betalen van het griffierecht. De belanghebbende had in eerste instantie bezwaar gemaakt tegen de weigering van de inspecteur om de inkomensafhankelijke combinatiekorting toe te passen bij de definitieve aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2018. Na een ongegrond verklaard beroep bij de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft hij op 29 juli 2021 hoger beroep ingesteld bij de rechtbank Oost-Brabant. De griffierechten werden niet tijdig voldaan, wat leidde tot de niet-ontvankelijk verklaring van het hoger beroep door het Hof. Tijdens de zitting van 18 augustus 2022 heeft de belanghebbende verklaard dat verwarring over dubbele kenmerknummers en de afstand naar Den Haag de reden waren voor de late betaling. Het Hof oordeelde echter dat deze verwarring niet de oorzaak was van de te late betaling, aangezien de verwarring pas na de uiterste betaaldatum was ontstaan. Het Hof bevestigde de eerdere uitspraak en verklaarde het verzet ongegrond. De proceskosten werden niet vergoed.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-21/00777

Uitspraak van 31 augustus 2022

op het verzet van
[X]te [Z] , belanghebbende, van 21 december 2021, gedaan tegen de onder 1.1. vermelde uitspraak.

Uitspraak en verzet

1.1.
Belanghebbende heeft verzet aangetekend tegen de uitspraak na vereenvoudigde behandeling van dit Hof van 14 december 2021, waarbij het hoger beroep nietontvankelijk is verklaard wegens het te laat voldoen van het griffierecht.
1.2.
In de Tijdelijke aanwijzing gerechtshof Den Haag voor hogerberoepszaken rijksbelastingen van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (Stcrt. 2021, 9365) is het Hof aangewezen als gerechtshof waarvan de zittingsplaats tijdelijk mede wordt aangemerkt als zittingsplaats van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Op grond van de voornoemde regeling heeft de mondelinge behandeling van het verzet plaatsgevonden ter zitting van het Hof op 18 augustus 2022. Belanghebbende heeft aan de zitting deelgenomen via MS Teams, waarbij sprake was van een rechtstreekse beeld- en geluidsverbinding met het Hof. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.
Ter gelegenheid van de definitieve aanslagregeling inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) 2018 heeft de inspecteur belanghebbende de toepassing van de inkomensafhankelijke combinatiekorting geweigerd.
2.2.
Belanghebbende heeft tegen deze weigering bezwaar ingediend.
2.3.
De inspecteur heeft de aanslag 2018 bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.
2.4.
Tegen de uitspraak op bezwaar heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (de Rechtbank). De griffier van de Rechtbank heeft € 48 aan griffierecht geheven. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.5.
Het beroep is behandeld ter zitting van de Rechtbank van 2 juli 2021. Bij uitspraak van 16 juli 2021, BRE 20/8580, ECLI:NL:RBZWB:2021:3588, heeft de Rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
2.6.
Tegen de uitspraak van de Rechtbank heeft belanghebbende op 29 juli 2021 om 12.58 uur digitaal beroep ingesteld bij de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank Oost-Brabant heeft bij brief van 16 augustus 2021 belanghebbende verzocht een kopie toe te zenden van het besluit waarmee belanghebbende het niet eens is.
2.7.
Belanghebbende heeft op 24 augustus 2021 een motivering en een afschrift van de onder 2.5 genoemde uitspraak ingediend. De stukken zijn verwerkt op de griffie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Bij brief van 24 augustus 2021 met kenmerk BK-SHE 21/01080 heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch het hogerberoepschrift van belanghebbende met bijlagen en bijbehorende enveloppe naar het Hof doorgezonden. De griffier van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft in deze brief aangegeven belanghebbende van de doorzending op de hoogte te hebben gesteld en hem ook te hebben bericht dat het Hof het griffierecht zal heffen.
2.8.
Op 31 augustus 2021 is belanghebbende vanuit het Dienstencentrum Rechtspraak een nota griffierecht met kenmerk BK-SGR 21/00777 toegezonden, vermeldend het verschuldigde griffierecht van € 134, uiterlijk te voldoen op 28 september 2021.
2.9.
Omdat het verschuldigde griffierecht op 28 september 2021 niet was voldaan, is belanghebbende op 29 september 2021 vanuit het Dienstencentrum Rechtspraak een aangetekend verzonden herinneringsnota griffierecht met kenmerk BK-SGR 21/00777 toegezonden. Bij deze herinneringsnota is belanghebbende erop gewezen dat hij het verschuldigde griffierecht binnen vier weken na dagtekening van de herinneringsnota moet hebben overgemaakt op de rekening vermeld in de herinneringsnota. In de nota is, voor zover van belang, nog vermeld, dat niet of niet op tijd betalen van het griffierecht ertoe kan leiden dat de rechter het beroep nietontvankelijk verklaart, hetgeen betekent dat het beroep niet inhoudelijk wordt behandeld.
2.10.
Rechtbank Oost-Brabant heeft belanghebbende op 17 september 2021 een herinnering gestuurd aan de onder 2.6 genoemde brief. Belanghebbende heeft op 20 september 2021 een kopie van de onder 2.5 bedoelde uitspraak verzonden naar de rechtbank Oost-Brabant. Bij brief van 10 november 2021 met kenmerk BK-SHE 21/1829 heeft de rechtbank Oost-Brabant het hogerberoepschrift van belanghebbende, onder de mededeling dat het griffierecht nog niet is opgevraagd, doorgestuurd naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
2.11.
Belanghebbende heeft het verschuldigde griffierecht op 11 november 2021 voldaan.
2.12.
Bij brief van 12 november 2021 met kenmerk BK-SHE 21/01351 heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch het hogerberoepschrift van belanghebbende doorgestuurd naar het Hof, onder begeleiding van dezelfde informatie als vermeld in de brief van 24 augustus 2021 met kenmerk BK-SHE 21/01080, genoemd onder 2.7.
2.13.
Bij brief van 16 november 2021 met kenmerk BK-DH 21/1137, heeft de griffie van het Hof belanghebbende de ontvangst bevestigd van zijn hogerberoepschrift, ingekomen op 15 november 2021, gericht tegen de uitspraak van de Rechtbank van 16 juli 2021, genoemd onder 2.5. Aan dat hogerberoepschrift is kenmerknummer BK-21/1137 toegekend.
2.14.
Bij brief van 17 november 2021 met kenmerk BK-DH 21/1137, deelt de griffie van het Hof belanghebbende mee dat aan de zaak ten onrechte een afzonderlijk kenmerknummer is toegekend, aangezien het hoger beroep bij de Belastingkamer reeds is ingeschreven onder kenmerknummer BK-21/00777. Als door belanghebbende reeds griffierecht is betaald met betrekking tot het vervallen nummer BK-21/1137, zal dat belanghebbende worden gerestitueerd. Over het verdere verloop van de zaak met kenmerknummer BK-21/00777 wordt belanghebbende afzonderlijk ingelicht.

Standpunt van belanghebbende

3. Dat belanghebbende het bedrag van € 134 aan griffierecht niet tijdig heeft voldaan, komt doordat hij, zo hij ter zitting heeft verklaard, twee zaken heeft; zijn zaak liep bij twee rechterlijke instanties, namelijk bij het gerechtshof ’sHertogenbosch en bij de rechtbank Oost-Brabant. Desgevraagd heeft belanghebbende opgemerkt dat hij aan het Hof heeft doorgegeven dat een zitting bij het gerechtshof ’sHertogenbosch voor hem praktischer is, want de afstand naar ’s-Hertogenbosch is voor hem korter dan de afstand naar Den Haag. Als reden waarom hij te laat is met betalen noemt hij dat zijn zaak ook bij de rechtbank Oost-Brabant loopt en dat verwarring bestaat over dubbele kenmerknummers: BK-21/01137 en BK21/00777. Hij heeft hierover ook gebeld en alles genoteerd. In een telefoongesprek met het Hof is hem verteld dat er maar één zaak is. Daarop heeft belanghebbende toen geantwoord dat zijn zaak bij twee rechterlijke instanties loopt, namelijk zowel bij de rechtbank Oost-Brabant als bij het gerechtshof ’sHertogenbosch. Daarna heeft, naar belanghebbende heeft verklaard, het Hof hem een herinneringsnota gestuurd. Belanghebbende heeft daarna met de griffie van het Hof gebeld en gezegd dat Den Haag voor hem te ver weg is.

Oordeel van het Hof - uitspraak na vereenvoudigde behandeling

4. Het Hof heeft het navolgende overwogen:

”Uitspraak na vereenvoudigde behandeling van 14 december 2021

op het hoger beroep van
[X]te [Z] , belanghebbende, tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 16 juli 2021, nr. BRE 20/8580, betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2018 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking belastingrente.

Overwegingen omtrent het hoger beroep

De termijn voor betaling van het griffierecht bedraagt vier weken. Deze termijn vangt aan met ingang van de dag na die van verzending van de nota griffierecht d.d. 31 augustus 2021.
De betalingsherinnering ter zake van de eerder verzonden nota griffierecht is op 1 oktober 2021 per aangetekende post verzonden aan het adres van belanghebbende, te weten: [adres, postcode, woonplaats] . Zoals blijkt uit door de griffier bij PostNL ingewonnen informatie, welke aan het dossier is toegevoegd, is het poststuk met de betalingsherinnering op 2 oktober 2021 aan het voormelde adres afgeleverd.
Blijkens deze betalingsherinnering diende het griffierecht uiterlijk op 29 oktober 2021 ter griffie van het Gerechtshof te zijn gestort, ofwel door contante betaling, ofwel door bijschrijving op de bankrekening die op de nota is vermeld.
Uit de administratie van het Gerechtshof blijkt dat het verschuldigde griffierecht op 11 november 2021, dus na afloop van de termijn, is ontvangen.
Het verschuldigde griffierecht is te laat betaald. Nu niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest, dient het hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Deze uitspraak is gegeven op grond van de artikelen 8:41, 8:54, 8:108 en 8:109 van de Algemene wet bestuursrecht.

Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Beslissing

Het Gerechtshof verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.”

Beoordeling van het verzet

5.1.
Degene die hoger beroep instelt, moet griffierecht betalen. De termijn voor betaling van het griffierecht bedraagt vier weken. Deze termijn vangt aan met ingang van de dag na die van verzending van de nota griffierecht. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
5.2.
De door belanghebbende genoemde verwarring over de kenmerknummers is in ieder geval pas ontstaan na de uiterste termijn voor de betaling van het griffierecht en wellicht zelfs pas na de te late betaling op 11 november 2021. De dubbele registratie kan dus niet de oorzaak zijn van de te late betaling. Een andere verklaring voor de te late betaling heeft belanghebbende desgevraagd niet gegeven. Belanghebbende heeft het griffierecht zonder goede reden te laat betaald en was dus in verzuim. De uitspraak na vereenvoudigde behandeling van 14 december 2021 dient te worden bevestigd. Aan een inhoudelijke behandeling van het hoger beroep komt het Hof niet toe.
5.3.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het verzet ongegrond is.

Proceskosten en griffierecht

Er is geen aanleiding voor een vergoeding van de door belanghebbende gemaakte proceskosten in verzet.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak na vereenvoudigde behandeling van 14 december 2021.
Deze uitspraak is vastgesteld door W.M.G. Visser, P.J.J. Vonk en A. van Dongen, in tegenwoordigheid van de griffier T.S.K.J. Tjon. De beslissing is op 31 augustus 2022 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20.303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.