ECLI:NL:GHDHA:2022:1779

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
6 september 2022
Publicatiedatum
14 september 2022
Zaaknummer
BK--21/00776
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van proceskostenvergoeding in WOZ-zaak na hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 september 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 19 juli 2021. De zaak betreft een geschil over de waarde van een onroerende zaak, vastgesteld door de Heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam op € 267.000 voor het kalenderjaar 2019. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze waarde, maar de Heffingsambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank, die het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard en de Heffingsambtenaar gelast heeft het betaalde griffierecht van € 48 te vergoeden, maar het verzoek om een proceskostenvergoeding heeft afgewezen.

Belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 augustus 2022 hebben partijen een compromis bereikt over de proceskostenvergoeding. Het Hof heeft geoordeeld dat de Heffingsambtenaar belanghebbende € 1.400 aan kosten voor bezwaar en beroep moet vergoeden, evenals de griffierechten van € 48 en € 134 voor respectievelijk de behandeling in beroep en hoger beroep. Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd voor zover het verzoek om vergoeding van de kosten voor bezwaar en beroep is afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-21/00776

Uitspraak van 6 september 2022

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: J.C.A. Verbeek)
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, de Heffingsambtenaar,

(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (de Rechtbank) van 19 juli 2021, nummer ROT 20/1692.

Procesverloop

1.1.
Bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) heeft de Heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak [adres] te [woonplaats] (de woning), op grond van artikel 22 Wet WOZ op waardepeildatum 1 januari 2018 (de waardepeildatum) voor het kalenderjaar 2019 vastgesteld op € 267.000 (de beschikking). Tegelijk met deze beschikking is de aanslag in de onroerende zaakbelastingen van de gemeente Rotterdam voor het jaar 2019 (de aanslag) opgelegd.
1.2.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Tegen de uitspraak op bezwaar heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank. Partijen zijn in de beroepsfase tot overeenstemming gekomen over de WOZ-waarde van de woning. De Rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard en de Heffingsambtenaar gelast belanghebbende het betaalde griffierecht van € 48 te vergoeden. Verder heeft de Rechtbank het verzoek om een proceskostenvergoeding afgewezen.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van het hoger beroep is een griffierecht van € 134 geheven. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Op 24 augustus 2022 heeft het Hof de pleitnota van belanghebbende ontvangen.
1.5.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 25 augustus 2022. Partijen zijn verschenen. Ter zitting heeft belanghebbende een aanvulling op de pleitnota overgelegd.
Beoordeling van het hoger beroep
2.1.
Het hoger beroep gaat uitsluitend over de vraag of recht bestaat op toekenning van een proceskostenvergoeding. Partijen hebben aan de hand van het ter zitting verhandelde bij wijze van compromis overeenstemming bereikt, inhoudend: (i) dat de Heffingsambtenaar belanghebbende € 1.400 aan kosten voor bezwaar en (hoger) beroep zal vergoeden, (ii) dat de Heffingsambtenaar belanghebbende het voor de behandeling van de zaak in beroep gestorte griffierecht van € 48 zal vergoeden, indien en voor zover dit bedrag nog niet aan belanghebbende is betaald, en (iii) dat de Heffingsambtenaar belanghebbende het voor de behandeling van de zaak in hoger beroep gestorte griffierecht van € 134 zal vergoeden.
2.2.
Het Hof volgt partijen in het compromis.

Beslissing

Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, voor zover het verzoek om vergoeding van de kosten voor bezwaar en beroep is afgewezen;
- veroordeelt de Heffingsambtenaar in de kosten voor bezwaar en (hoger) beroep van belanghebbende tot een bedrag van € 1.400; en
- gelast de Heffingsambtenaar belanghebbende het voor de behandeling van de zaak in hoger beroep gestorte griffierecht van € 134 te vergoeden.
Deze uitspraak is vastgesteld door W.M.G. Visser, I. Reijngoud en A. van Dongen, in tegenwoordigheid van de griffier T.S.K.L. Tjon. De beslissing is op 6 september 2022 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20.303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.