Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2],
1.Procesverloop
2.Beoordeling
Het aanbrengen van vloerbedekking in de privé gedeelten is onderworpen aan het bepaalde in Artikel 17 lid 5 van de Akte van Splitsing en navolgende bepalingen.
De vloeren in de appartementen dienen te voldoen aan het advies van de NSG (Nederlandse Stichting Geluidshinder) van tenminste 10 Db contact geluidreductie verbetering (norm NEN-EN-ISO140/717-2-1997). De verbetering moet zijn beoordeeld op basis van de norm NEN 5077 en uitgedrukt in een verbetering van isolatie-index voor contactgeluiden door een betonvloer met de desbetreffende (onder)vloerbedekking te beleggen.
De vloerbedekking van de privégedeelten dient van een zodanige samenstelling te zijn dat contactgeluiden zoveel mogelijk worden tegengegaan. Met name is het niet toegestaan harde vloerbedekking aan te brengen, tenzij wordt voldaan aan de voorwaarden en/of bepalingen van de toepasselijke norm NEN 5077 en de vloerbedekking op een zodanige wijze wordt aangebracht dat naar het oordeel van het bestuur[van de VvE, toevoeging hof]
geen onredelijke hinder kan ontstaan voor de overige eigenaars en/of gebruikers (…).”
Het klopt dat de Nederlandse norm NEN 5077 geen duiding geeft aan de akoestische (geluiddempende) prestatie van een te kiezen bedekking op een vloer. Die prestatie wordt in deze casus ingevuld in art. 22 lid 2 van het Huishoudelijke reglement. Daarin wordt aangegeven dat een vloerbedekking moet worden gekozen die de contactgeluidisolatie met tenminste 10 dB verbetert.” En in antwoord op vraag 5 van [appellante] schrijft [deskundige 2]: “
De wederpartij beroept zich op het laboratoriumonderzoek, omdat het Huishoudelijk reglement verwijst naar een prestatie die in het laboratorium ooit is verkregen”. Ook uit het artikel in NSG Nieuws blijkt dat het gaat om de geluidsreductieverbetering van de toegepaste vloerbedekking (zie het slot van p. 1: “
Waar het om gaat - en zo is het door de NSG ook bedoeld - dat een product wordt aangeschaft met een zekere kwaliteit”). Dit artikel is van belang omdat het bevestigt wat de bedoeling is geweest van het advies van de NSG waar artikel 22.2 HR naar verwijst. Dat het artikel van latere datum is dan het HR doet daar niet aan af.
“(…) Het is logisch dat als je een vloer selecteert om die in een woning te leggen je uitgaat van laboratoriumgegevens. Daarvoor moet je dus een norm als NEN-EN-ISO 140-8 hebben. Een meting volgens deze norm vindt plaats in het laboratorium.” [deskundige 2] heeft zich daarbij aangesloten: “
Ik sluit me aan bij hetgeen dhr. [deskundige 1] heeft verklaard. Je kan in het laboratorium onderzoek doen, en NSG laat dit onderzoek ook al jaren doen. Zo kan je vaststellen dat de geluidsdemping van een product is, en als in een reglement een bepaalde kwaliteit wordt voorgeschreven dan kies je een product met die kwaliteit.”
volgens de geldende norm NEN-EN-ISO 140-8”. Geschillen moeten dus volgens artikel 22.4 HR worden beslecht aan de hand van een laboratoriummeting. In artikel 22.2 HR is bepaald welke geluidsreductieverbetering een vloerbedekking teweeg moet brengen. Daarbij is verwezen naar NEN-EN-ISO 140/717-2-1997 en NEN 5077, in de kennelijke veronderstelling dat in die normen de eis van 10 dB geluidsreductieverbetering is opgenomen. Uit het artikel in NSG Nieuws blijkt dat dat een veel voorkomende misvatting is. Wat daarvan ook zij, de meest voor de hand liggende uitleg van de bepalingen van artikel 22 HR, in onderlinge samenhang bezien, is dat in artikel 22.2 HR is bepaald welke geluidsreductieverbetering een vloerbedekking teweeg moet brengen en dat in artikel 22.4 HR is bepaald hoe moet worden vastgesteld of aan die eis is voldaan.