ECLI:NL:GHDHA:2022:1690

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
6 september 2022
Publicatiedatum
2 september 2022
Zaaknummer
BK-21/00605
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de BIZ-bijdrage Winkelboulevard Zuid en de geldigheid van de verordening

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, die het beroep tegen de BIZ-bijdrage voor de Winkelboulevard Zuid ongegrond heeft verklaard. De belanghebbende, eigenaar van een onroerende zaak in de BIZ-zone, betwist de geldigheid van de Verordening BI-zone eigenaren Winkelboulevard Zuid 2018. Hij stelt dat hij niet op de hoogte is gesteld van de voorgenomen invoering van de BIZ-bijdrage, geen stembiljet heeft ontvangen voor de draagvlakmeting, en dat er ongeregeldheden zijn geweest bij de stemming. De Rechtbank heeft geoordeeld dat de gemeente Rotterdam de procedures correct heeft gevolgd en dat er voldoende steun was voor de invoering van de BIZ-bijdrage. Het Hof bevestigt deze uitspraak en oordeelt dat de gronden van de belanghebbende niet slagen. Het Hof concludeert dat de procedure rondom de draagvlakmeting correct is uitgevoerd en dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van fraude of andere onregelmatigheden. De uitspraak van de Rechtbank wordt bevestigd en de BIZ-bijdrage blijft van kracht.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-21/00605

Uitspraak van 6 september 2022

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

|(gemachtigde: J.M.L.G. de Jong)
en

de Heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, de Heffingsambtenaar,

(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (de Rechtbank) van 1 juni 2021, nummer ROT 19/951.

Procesverloop

1.1.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2018 met dagtekening 21 juni 2018 de volgende aanslag opgelegd:
Betreft
Winkel op onderstaand adres
[adres] [postcode] [woonplaats]
Objectnummer [nummer]
Aanslagen 2018
Tijdvak
Tarief
WOZ-waarde
Bedrag
BIZ Boulev Zuid eig
2018
€ 200
€ 200
1.2.
Belanghebbende heeft op 3 augustus 2018 bezwaar tegen de aanslag gemaakt.
1.3.
Met dagtekening 16 januari 2019 heeft de Heffingsambtenaar uitspraak op het bezwaar van belanghebbende gedaan. Daarin is het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft op 27 maart 2019 beroep bij de Rechtbank ingesteld. Ter zake is een griffierecht van € 47 geheven.
1.5.
De Rechtbank heeft – voor zover in hoger beroep van belang – het beroep ongegrond verklaard.
1.6.
Belanghebbende heeft op 13 juli 2021 bij het Hof hoger beroep ingesteld. Ter zake is een griffierecht van € 134 geheven.
1.7.
Het Hof heeft het hoger beroep op zijn zitting van 14 juni 2022 behandeld. Belanghebbende is daar verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens de Heffingsambtenaar is diens vertegenwoordiger verschenen. Van het ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt.

Juridisch kader

2.1.
In de Wet op de bedrijveninvesteringszones (de Wet) is onder meer het volgende bepaald:

Artikel 4
1. De verordening waarbij de BIZ-bijdrage wordt ingesteld treedt niet in werking dan nadat gebleken is van voldoende steun onder de bijdrageplichtigen.
2. Het college van burgemeester en wethouders stelt iedere bij de gemeente bekende bijdrageplichtige na vaststelling van de verordening in de gelegenheid zich schriftelijk voor of tegen inwerkingtreding uit te spreken. (…).
3. Bij de toepassing van het tweede lid zorgt het college van burgemeester en wethouders dat alle bijdrageplichtigen zijn geïnformeerd over de strekking van de verordening.
4. Het college zorgt er voor dat de vertrouwelijkheid van de strekking van de schriftelijke verklaring van de bijdrageplichtige gewaarborgd is.
Artikel 5
1. Van voldoende steun is sprake indien na toepassing van artikel 4 blijkt dat:
a. ten minste de helft van de bijdrageplichtigen zich voor of tegen inwerkingtreding heeft uitgesproken,
b. ten minste tweederde deel daarvan zich vóór inwerkingtreding heeft uitgesproken, en
c. (…)
2. In afwijking van het eerste lid blijkt reeds van voldoende steun indien voldaan wordt aan de criteria, bedoeld in dat lid, onder a en b, indien de verordening voorziet in heffing van een voor iedere bijdrageplichtige gelijk bedrag (…).”
2.2.
In zijn openbare vergadering van 12 oktober 2017 heeft de raad van de gemeente Rotterdam de “Verordening BI-zone eigenaren Winkelboulevard Zuid 2018” vastgesteld (de Verordening). De Verordening is bekend gemaakt in het Gemeenteblad 2017, nr. 227, uitgegeven op 29 december 2017.
2.3.
In de Verordening is onder meer het volgende bepaald:
“Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. BI-zone: ‘het gebied Winkelboulevard Zuid, omvattende de straten Beijerlandselaan 1 t/m 204 (even en oneven), Groene Hilledijk 135 t/m 300 (even en oneven) ten noorden van het Sandelingplein, de Strijensestraat 1 t/m 89 (even en oneven), de hoekpanden aan de Slaghekstraat met een gevel aan de Beijerlandselaan met name de huisnummers 73 t/m 77 en 80, en de Beijerlandse Passage 3 t/m 10 (even en oneven) tussen de Beijerlandselaan en het Brabantseplein’, waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven. Het aangewezen gebied is vermeld op de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaart;
(…)
d. Uitvoeringsovereenkomst: de tussen de gemeente Rotterdam en de Stichting BIZ-eigenaren Winkelboulevard Zuid gesloten Uitvoeringsovereenkomst van 5 oktober 2017;
e. BIZ: bedrijveninvesteringszone;
f. stichting: Stichting BIZ-eigenaren Winkelboulevard Zuid.
Artikel 2 Aanwijzing stichting
De stichting wordt aangewezen als stichting als bedoeld in artikel 7 van de wet..
Aard van de belasting
1. Onder de naam ‘BIZ-bijdrage’ wordt jaarlijks een directe belasting geheven ter zake van binnen de bedrijveninvesteringszone gelegen onroerende zaken die op grond van artikel 220a Gemeentewet niet in hoofdzaak tot woning dienen.
2. De BIZ-bijdrage wordt geheven ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan activiteiten in de openbare ruimte en op internet, die zijn gericht op het bevorderen van de leefbaarheid of de veiligheid in de bedrijveninvesteringszone of de ruimtelijke kwaliteit of de economische ontwikkeling van de bedrijveninvesteringszone.
Artikel 4 Belastbaar feit en belastingplicht
1. De belasting wordt gedurende een periode van vijf jaren jaarlijks geheven ter zake van binnen de BI-zone gelegen onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen.
2. De BIZ-bijdrage wordt geheven van (…) de eigenaar, zijnde degene die bij het begin van het kalenderjaar het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft van een in de bedrijveninvesteringszone gelegen belastingobject.
(…)
Artikel 5 Belastingobject
Belastingobject is de onroerende zaak bedoeld in artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken.
Artikel 6 Maatstaf van heffing
De BIZ-bijdrage wordt geheven naar een vast bedrag per belastingobject.
(…)
Artikel 8 Belastingtarief
Het tarief van de BIZ-bijdrage eigenaren bedraagt € 200,00.
Artikel 9 Wijze van heffing
De BIZ-bijdrage wordt bij jaarlijks bij wege van aanslag geheven.
(…)
Artikel 13 Subsidieverstrekking
1. De subsidie voor de uitvoering van de activiteiten die zijn opgenomen in de Uitvoeringsovereenkomst wordt verstrekt aan de stichting.
2. De subsidie bedraagt maximaal het bedrag van de jaarlijks te ontvangen BIZ-bijdragen, nadat daarop de perceptiekosten van 3% in mindering zijn gebracht.
3. Voor zover dit niet reeds is geschied in de Uitvoeringsovereenkomst, kan het college nadere regels stellen met betrekking tot de verplichtingen van de subsidie-ontvanger.
Artikel 14 Wijze van betalen
1. De subsidie wordt door het college verleend aan de Stichting BIZ-eigenaren Winkelboulevard Zuid voor de uitvoering van de activiteiten die zijn opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst. De raming van de subsidie per jaar is € 48.000,00 (exclusief perceptiekosten). De opbrengst per jaar wordt betaald in maandelijkse termijnen.
(…)
Artikel 16 Inwerkingtreding
1. Deze verordening treedt in werking op de achtste dag nadat het college heeft bekendgemaakt dat van voldoende steun als bedoeld in artikel 4 van de wet is gebleken.
2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.
Artikel 17 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening BI-zone eigenaren Winkelboulevard Zuid 2018.”
2.4.
De toelichting op artikel 13 van de Verordening, eveneens opgenomen in het Gemeenteblad 201, nummer 227, luidt:
“De Wet BIZ schrijft voor dat de opbrengst van de BIZ-bijdrage - na aftrek van de perceptiekosten - als subsidie wordt verstrekt aan de BIZ-organisatie.
Door deze manier van voorbereiden is er, voordat er subsidie wordt verstrekt, tussen de gemeente en subsidieontvanger al vergaande overeenstemming. Bovendien is er een uitvoeringsovereenkomst gesloten. De kans is dus zeer klein dat de activiteiten niet worden uitgevoerd of dat er anderszins problemen ontstaan. Een uitgebreide subsidieregeling met allerlei waarborgen is dus in dit geval niet nodig.
Er is voor gekozen dat de gemeenteraad in het kader van de BIZ-bijdrage de subsidie vaststelt tegelijk met het vaststellen van de verordening. De verdere uitvoering van de subsidie is in handen van het college. Het college is ook bevoegd de daarvoor benodigde besluiten te nemen.
Mocht het voorkomen dat de BIZ-organisatie de afgesproken activiteiten niet uitvoert, dan kan de gemeente via de burgerlijke rechter nakoming afdwingen op grond van de uitvoeringsovereenkomst. Als dat tot niets leidt, kan de gemeenteraad de subsidie intrekken (artikel 4:49 Awb).
De al betaalde bedragen kunnen dan als onverschuldigd betaald worden teruggevorderd. In dat geval zal de gemeenteraad zich ook moeten uitlaten over de vraag hoe de betaalde BIZ-bijdragen worden teruggegeven aan de ondernemers. De opbrengst van de bestemmingsheffing kan immers niet voor andere doeleinden worden aangewend.”
2.5.
In zijn vergadering van 19 januari 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam het Reglement draagvlakmeting bedrijveninvesteringszones Rotterdam 2016 vastgesteld (het Reglement). Het Reglement is bekend gemaakt in het Gemeenteblad 2016, nr. 10, uitgegeven op 28 januari 2016 en heeft gegolden van 3 februari 2016 tot en met 9 oktober 2018.
2.6.
In het Reglement is onder meer het volgende bepaald:
“ Artikel 3 Procedure draagvlakmeting
1. Voor de draagvlakmeting wordt gebruik gemaakt van stembiljetten.
2. Een stembiljet staat op naam en bevat de identificerende gegevens van het bijdrageplichtige WOZ-object.
3. De stembiljetten worden met een begeleidende brief en samenvatting van het BIZ-plan per post naar het laatst bij Belastingen bekende postadres van de stemgerechtigde bijdrageplichtige gezonden.
4. Bij de toezending van het stembiljet en de overige bescheiden wordt een (gratis) antwoordenvelop meegestuurd.
5. Het stembiljet moet in de gesloten antwoordenvelop worden gezonden naar het door Belastingen opgegeven postadres.
6. Het stembiljet vermeldt uiterlijk de dag waarop het stembiljet door Belastingen moet zijn ontvangen.
7. Als het papieren stembiljet zoek geraakt is of anderszins in ongerede is geraakt, kan de bijdrageplichtige tot één week vóór de sluiting van de stemmingstermijn eenmalig verzoeken om een duplicaat-stembiljet. Dit stembiljet vervangt het eerder toegestuurde stembiljet.
8. Op grond van artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht is eenieder, die betrokken is bij de uitvoering van de draagvlakmeting en daarbij inzage heeft in de vertrouwelijke gegevens, verplicht tot geheimhouding.
Artikel 4 Ongeldigheid Stembiljet
1. Ongeldig is het stembiljet:
• waaruit niet duidelijk de keuze van de bijdrageplichtige blijkt;
• waaruit blijkt dat de bijdrageplichtige meer dan één voorkeur heeft uitgesproken;
• dat blanco retour is gezonden;
• dat anderszins foutief zoals niet ondertekend is, is ingevuld;
• dat na de sluitingsdatum wordt ontvangen.
2. Alleen met het originele door de gemeente verstrekte stembiljet kan een stem worden uitgebracht.
3. Per belastingobject kan maximaal één stem worden uitgebracht.
(…)
Artikel 6 Uitslag draagvlakmeting
De directeur Belastingen stelt met inachtneming van artikel 5 van de [Wet op de bedrijveninvesteringszones] de uitslag van de desbetreffende draagvlakmeting zo spoedig mogelijk na de sluitingsdatum vast.
Artikel 7 Bekendmaking uitslag
De uitslag van de draagvlakmeting wordt bekendgemaakt door publicatie op de website www.rotterdam.nl/biz.
Artikel 8 Niet voorziene gevallen
De directeur Belastingen beslist over de betekenis van dit reglement en over de daarin niet voorziene gevallen.”

Feiten

3.1.
De aanslag is opgelegd voor de onroerende zaak [adres] te [woonplaats] (de onroerende zaak).
3.2.
Belanghebbende was op 1 januari 2018 eigenaar van de onroerende zaak.
3.3.
In de fase voorafgaande aan de opstelling “BIZ-plan eigenaren Winkelboulevard Zuid [2018 tot en met 2022]. Augustus 2017” (BIZ-plan 2018/2022; zie onder 3.4) heeft de Stichting onder de eigenaren van onroerende zaken in de Winkelboulevard Zuid een “proefpeiling” gehouden. Zij heeft een “Inventarisatieformulier activiteiten en draagvlak BIZ” (het Inventarisatieformulier) aan de eigenaren gezonden. Er zijn 109 formulieren ingevuld aan de Stichting teruggezonden. De antwoorden van de respondenten zijn vastgelegd in het document “Resultaten proefpeiling Vastgoed BIZ Boulevard Zuid, mei 2017” (de Resultaten proefpeiling). Verder heeft de Stichting een “Ondernemers Lounge BIZ” georganiseerd (de Ondernemers Lounge). Het Inventarisatieformulier, de Resultaten proefpeiling en de uitnodiging voor de Ondernemers Lounge BIZ behoren tot de stukken van het geding (bijlagen A, B en C bij het verweerschrift in hoger beroep).
Het Inventarisatieformulier bevat een lijst met 10 activiteiten; aan de eigenaar wordt gevraagd aan te geven welke daarvan hij belangrijk vindt. Ook kan de eigenaar in het formulier invullen welke niet in de lijst genoemde activiteit(en) hij belangrijk vindt. Verder wordt de eigenaar gevraagd of en waarom hij (niet) “achter een BIZ-regeling op de Beijerlandselaan en de Groene Hilledijk voor een periode van 5 jaar” staat. De laatste vraag betreft de hoogte van de jaarlijkse BIZ-bijdrage met als antwoordmogelijkheden: verlagen naar € 180, gelijk laten op € 200 en verhogen naar € 250.
Uit de Resultaten proefpeiling blijkt onder meer dat 96% van de respondenten “achter een BIZ-regeling op de Beijerlandselaan en de Groene Hilledijk voor een periode van 5 jaar” staat en dat 72% van de respondenten voorkeur heeft voor een jaarlijkse bijdrage van € 200.
3.4.
De Stichting BIZ-eigenaren Winkelboulevard Zuid (de Stichting) heeft “BIZ-plan eigenaren Winkelboulevard Zuid [2018 tot en met 2022]. Augustus 2017” (BIZ-plan 2018/2022) opgesteld. Daaraan ontleent het Hof het volgende.

1.2.
Procedure
Het initiatief om tot een BIZ-eigenaren Winkelboulevard Zuid te komen is per 1 februari j.l. bij gemeente Rotterdam aangeleverd.
Naast het voorliggende BIZ-plan eigenaren stellen de gebruikers hun eigen BIZ-plan gebruikers op, zodat voor de Boulevard Zuid twee BIZ-plannen actief zijn met eik hun eigen begroting. De twee BlZstichtingen
nemen samen zitting in de Stichting Winkelboulevard Zuid om de activiteiten gezamenlijk af te stemmen.
De volgende deadlines liggen voor ons:
• De eerstvolgende deadline is 14 juli 2017. Op deze datum dient het definitieve BIZ- plan vastgoedeigenaren Winkelboulevard Zuid bij de gemeente te worden ingediend.
Daarna is de gemeente enkele maanden aan zet met de beoordeling van het BIZ-plan, het opstellen van de concept verordening en uitvoeringsovereenkomst en de behandeling door college en raadscommissie.
• Op 20 oktober 2017 dienen de nieuwe stichting BIZ-eigenaren en de gemeente de Uitvoeringsovereenkomstte ondertekenen
• Op 26 oktober neemt de gemeenteraad een besluit over de BIZ
Direct daarna vindt de definitieve draagvlakmeting plaats. Hiertoe worden de stemformulieren en draagvlakreglement bij de vastgoedeigenaren langsgebracht
• Op 20 november 2017 vindt de uitslag van de draagvlakmeeting plaats
(…)
3.4
Doelstellingen
De doelstellingen met betrekking tot de BIZ zijn te allen tijde aanvullend op de activiteiten die de gemeente reeds uitvoert met betrekking tot het BIZ-gebied. De BIZ-activiteiten zullen derhalve nooit de activiteiten van de gemeente kunnen vervangen.
Algemene (lange termijn) doelstellingen die wij met de BIZ willen bereiken, zijn:
 Het realiseren van een representatieve en veilige winkelstraat met een aangenaam
verblijfsklimaat voor ondernemers en consumenten;
 Duidelijke profilering van de winkelstraat;
 Het versterken van het ondernemersklimaat;
 Het aantrekken van nieuwe ondernemers binnen het brancheringsplan.
3.5
Activiteiten
In het kader van de BIZ stelt het bestuur BIZ-eigenaren i.o. de volgende activiteiten voor:
 Nieuwe (transparante) luifels op het deel waar de luifels nog niet vervangen zijn
 Schoonmaken luifels en/of winkelpuien
 Publiekstrekkende evenementen, dit zal afgestemd worden met de ondernemers
 Bedragen in de servicekosten feestverlichting, dit in samenwerking met de ondernemers
 Samenwerking: BIZ-eigenaren zet in op een zo goed mogelijke samenwerking met de BIZ gebruikers.
Dit zijn activiteiten die ten bate komen aan de eigenaren. Een ieder betaalt zijn eigen deel en er kan dus niet worden doorbelast aan de gebruikers.
Het BIZ-stichtingsbestuur (zie hierna) zorgt voor de uitvoering van de afgesproken activiteiten en voor een jaarlijkse verantwoording hierover aan de gemeente en aan alle bijdrageplichtigen.

(…)

3.7.
Proefpeiling
Er heeft een proefpeiling onder de eigenaren plaatsgevonden. Hierbij zijn er 109 formulieren retour
gekomen.
Kijkend naar de activiteiten van de afgelopen jaren, staat u daarachter en moet dat onderdeel worden van het BIZ-plan voor de komende 5 jaar?
[volgt een cirkeldiagram, waaruit kan worden afgeleid dat op deze vraag 4% van de respondenten “Nee” en 96% van de respondenten “Ja” heeft geantwoord,
Hof]
4.3
Aantal
Het gebied BIZ-eigenaren Winkelboulevard Zuid telt thans in totaal 240 objecten waarvan de eigenaar [bijdrage]plichtig is.
4.4.
Bijdrage
Alle bijdrageplichtigen betalen jaarlijks een BIZ-bijdrage die via de dienst Gemeentebelastingen Rotterdam wordt geïnd. Als bijdrage wordt gekozen voor een vast bedrag per bijdrageplichtige van
€ 200,--per jaar.
Dit bedrag is overeenkomstig de huidige precarioheffing.
Alle bijdrageplichtigen betalen hetzelfde bedrag. De jaarlijkse BIZ-bijdrage wordt voor de komende 5
jaar vastgesteld.
5.1.
Inschatting BIZ-budget Winkelboulevard Zuid
Uitgaande van 240 bijdrageplichtigen en een jaarlijkse bijdrage van € 200,— per bijdrageplichtige perjaar komt dit neer op een verwacht jaarlijks BIZ-budget van:
Inschatting te innen BIZ-bijdragen 240 x € 200,— € 48.000,-
Min: Reservemarge (8% van de BIZ-subsidie) € 3.840,-
Min: Perceptiekosten (3% van de BIZ-subsidie) € 1.440,-
Verwacht jaarlijks BIZ-budget Winkelboulevard Zuid € 42.720,-
5.2
Begroting BIZ eigenaren Winkelboulevard Zuid
(…)
Op basis van de activiteiten die in hoofdstuk 3 staan komen we tot de volgende begroting
(…)
2018
2019
2020
2021
2022
Totaal
Schatting BIZ-subsidies
48
48
48
48
48
240
Overige subsidies
PM
PM
PM
PM
PM
PM
Sponsoring/donateurs
PM
PM
PM
PM
PM
PM
Totaal te verwachten
inkomsten
48
48
48
48
48
240
Schoonmaken luifels
7
7
7
7
7
35
Nieuwe luifels
20
20
20
20
20
100
Evenementen
10
10
10
10
10
50
Servicekosten feestverlichting
4.52
4.52
4.52
4.52
4.52
22.6
Communicatie en organisatie
1.2
1.2
1.2
1.2
1.2
6
Totale projectuitgaven
42.72
42.72
42.72
42.72
42.72
213.6
Reservemarge gemeente (
(8% van BIZ-subsidie)
3.84
3.84
3.84
3.84
3.84
19.2
Perceptiekosten
(3% van BIZ-subsidie)
1.44
1.44
1.44
1.44
1.44
7.2
Totale te verwachten uitgaven
5.26
5.26
5.26
5.26
5.26
26.4
Resultaat
48
48
48
48
48
240
Op basis van deze begroting stelt het bestuur jaarlijks een jaarplan op waarin de activiteiten niet afwijken van de in dit BIZ plan vermelde lijst van activiteiten of passen binnen de doelstellingen van de Wet BIZ. De deadline voor elk jaarplan is 1 november, te beginnen jaarplan voor 2018.
Voorts zal het bestuur een jaarlijkse verantwoording indienen, steeds uiterlijk op 1 april. Aan het eind van de BIZ-periode (per 31-12-2022) zal het bestuur een inhoudelijke en financiële
eindverantwoording uiterlijk op 1 april 2023 aanleveren.
(…)”.
3.5.
In oktober 2017 hebben de Stichting en de gemeente Rotterdam een “Uitvoeringsovereenkomst BIZ-eigenaren Winkelboulevard Zuid. Als bedoeld in artikel 7 lid 3 de Wet op de bedrijfsinvesteringszones” gesloten (de Uitvoeringsovereenkomst) [1] . In de Uitvoeringsovereenkomst is onder meer het volgende bepaald:
“Art. 2
De Stichting staat ervoor in dat zij voldoet en zal blijven voldoen aan de eisen van de Wet en de Verordening, met name aan de vereisten, neergelegd in de artikelen 7 en 8 van de Wet, en dat zij geen andere activiteiten zal ontplooien dan in art. 4 van deze overeenkomst vermeld.
(…)
Art. 4
4.1
De Stichting staat ervoor in dat de BIZ-subsidie wordt aangewend – en uitsluitend wordt aangewend - voor activiteiten die blijken uit het BIZ-plan en het bijbehorende jaarplan - voor zover die activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven in overeenstemming zijn met de Wet, de Verordening, de Beschikking en de Statuten [van de Stichting,
Hof].
4.2
De Stichting is verplicht de activiteiten daadwerkelijk uit te voeren, overeenkomstig artikel 7, lid 3 van de Wet.
Art. 5
Indien de Stichting niet aan haar verplichtingen voldoet kan de Verordening worden ingetrokken, onverminderd de overige voor de gemeente uit deze overeenkomst voortvloeiende rechten.”
3.6.
Bij brief van 24 oktober 2017 zijn de bij de gemeente bekende bijdrageplichtigen uitgenodigd zich uiterlijk op 21 november 2017 schriftelijk voor of tegen inwerkingtreding van de Verordening uit te spreken (de draagvlakmeting). Van de uitslag van de draagvlakmeting is een proces-verbaal opgemaakt dat op 29 november 2017 is vastgesteld door de Directeur Belastingen van de gemeente Rotterdam. Aan dit proces-verbaal ontleent het Hof het volgende:
“1. Draagvlakmeting
Het gaat om de draagvlakmeting van Winkelboulevard Zuid (eigenaren)
Datum telling: 28 november 2017
2. Vaststelling uitslag
De uitslag wordt vastgesteld door de directeur Belastingen op 29 november 2017.
3. Aantal verstrekte stembiljetten 242, waarvan 154 gestemd hebben (64%)
Het aantal stemmen voor bedraagt 123 (80%)
Het aantal stemmen tegen bedraagt: 29
4. Aantal blanco en ongeldige stemmen
Het aantal ongeldige stemmen bedraagt: 2
6. Uitslag
De BIZ is aangenomen
7. Telling
De telling is verricht door [X] en [Y]”
3.7.
De Stichting heeft een “Plan van Aanpak 2018. December 2017” (PvA 2018) opgesteld. Het PvA is, naar het Hof begrijpt, het jaarplan dat in het BIZ-plan 2018/2022 (zie onder 3.4, laatste alinea) is aangekondigd. De opsommingen van doelstellingen en activiteiten in de onderdelen 2.3 en 2.4 van het PvA 2018 zijn (nagenoeg) woordelijk gelijk aan de opsommingen van doelstellingen en activiteiten in de onderdelen 3.4 en 3.5 van het BIZ-plan 2018/2022. De “Begroting 2018 BIZ-eigenaren Winkelboulevard Zuid” in onderdeel 3.3 van het PvA 2018 bevat nagenoeg dezelfde cijfers als de kolom 2018 van de “Begroting BIZ eigenaren Winkelboulevard Zuid” in onderdeel 5.2 van het BIZ-plan 2018/2022 (zie onder 3.4), met dien verstande dat de post “Perceptiekosten (3% van BIZ-subsidie)” in het PvA niet als een uitgave maar als een korting op de BIZ-subsidie wordt gepresenteerd, dat de uitgavepost “Evenementen” in het PvA met € 1.000 is verlaagd en dat de uitgavepost “Communicatie en organisatie” in het PvA is gesplitst in twee aparte uitgaveposten die samen € 1.000 hoger zijn dan de uitgavepost “ Communicatie en organisatie” in het BIZ-plan 2018/2022.

Oordeel van de Rechtbank

4. De Rechtbank heeft in haar uitspraak, voor zover in hoger beroep van belang, overwogen, waarbij belanghebbende is aangeduid als “eiser” en de Heffingsambtenaar als “verweerder”:

Op de zaak betrekking hebbende stukken
4. Eiser stelt dat verweerder niet heeft voldaan aan de op hem op grond van artikel 8:42 van de Awb rustende verplichting om de op de zaak betrekking hebbende stukken over te leggen, omdat niet (alle) stukken over de draagvlakmeting zijn overgelegd. Het gaat volgens eiser om het activiteitenplan, de stembiljetten, het reglement omtrent de wijze van telling en een afdwingbepaling tussen de gemeente en de Stichting BIZ Eigenaren Winkelboulevard Zuid (de Stichting).
4.1.
De rechtbank merkt op dat de gronden die eiser in bezwaar en beroep naar voren heeft gebracht - tot de verzending van de brief van 15 april 2021, juist 11 dagen voor de datum van de zitting - beperkt zijn tot de stelling “Gemeente Rotterdam heeft de procedures inzake BIZ niet juist gevolgd en er is gefraudeerd met de stembiljetten”. In de brief van 15 april 2021 wordt deze stelling aangevuld met meer concrete stellingen, waaronder de stelling dat eiser zelf geen stembiljet heeft ontvangen, dat derden hem hebben gezegd dat zij ook geen stembiljet hebben ontvangen en dat ter zake sprake zou zijn van een onderzoek door de gemeente Rotterdam naar de BIZ-stemming. Eiser breidt het petitum uit met de eis dat de BIZ-verordening onverbindend moet worden verklaard.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat ook na afloop van de beroepstermijn en indien die termijn is gegeven, na afloop van de termijn als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb, gelet op artikel 8:58 van de Awb, nadere argumenten, nadere gegevens of nadere stukken ter onderbouwing van een eerdere beroepsgrond kunnen worden ingediend, tenzij dat in strijd is met een goede procesorde. Dat is volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld ABRvS van 22 mei 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA0693) het geval, indien de nadere argumenten, nadere gegevens of nadere stukken verwijtbaar zodanig laat worden ingediend, dat de andere partijen worden belemmerd om daarop adequaat te reageren of de goede voortgang van de procedure daardoor anderszins wordt belemmerd. Eiser heeft niet aangegeven waarom hij zijn stellingen niet eerder heeft uitgewerkt dan in zijn brief van 15 april 2021.
4.3.
Verweerder heeft in reactie op het beroep onder meer de volgende stukken rond de BIZ-stemming overgelegd: de Verordening, het BIZ-plan eigenaren Winkelboulevard Zuid 2018 t/m 2022 (BIZ-plan) en de toelichting ervan, de uitvoeringsovereenkomst BIZ eigenaren winkelboulevard Zuid (Uitvoeringsovereenkomst), de oprichtingsakte van de Stichting, het Reglement draagvlakmeting Bedrijven investeringszones Rotterdam, het proces-verbaal van de stemming voor de BIZ, de ontwerpbesluiten BI-zones 2018 en het Besluit ondermandaat, ondervolmacht en ondervolmachtiging cluster Dienstverlening 2018. De rechtbank is van oordeel, dat verweerder - gelet op de formulering van gronden door eiser - er niet op bedacht had hoeven zijn dat de documentatie rond de draagvlakmeting door eiser werd gezien als “op de zaak betrekking hebbende stukken”. Voor zover de brief van 15 april 2021 van eiser de strekking heeft, dat verweerder de draagvlakmeting uitputtend had moeten documenteren, moet die brief wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing blijven.
De BIZ-heffing
5. Eiser voert aan dat de procedure inzake de van de totstandkoming van de BIZ-bijdrage niet juist is gevolgd en dat er gefraudeerd is met stembiljetten.
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat de wetgever het essentieel heeft geacht dat alle ondernemers in de potentiële BI-zone in de gelegenheid worden gesteld om hun voorkeur voor het instellen van een BI-zone uit te spreken. Een van de uitgangspunten van de Wet BIZ is daarom dat een BI-zone alleen kan worden ingesteld als er aantoonbaar draagvlak is onder de ondernemers in de BI-zone. Dit uitgangspunt is uitgewerkt in de artikelen 4 en 5 van de Wet BIZ. Op verweerder rust de bewijslast dat voldaan is aan de eis van artikel 4, tweede lid van de Wet BIZ, waarin is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders iedere bij de gemeente bekende bijdrageplichtige in de gelegenheid dient te stellen zich schriftelijk voor of tegen inwerkingtreding van de Verordening uit te spreken.
5.2.
Tot de gedingstukken behoort het “Reglement draagvlakmeting Bedrijven investeringszones Rotterdam 2016”, waarin regels zijn opgenomen ter uitvoering van artikel 4 van de Wet BIZ. Niet gesteld en niet gebleken is dat dit regelement voor het onderhavige jaar niet van toepassing is. Voorts is door verweerder een proces-verbaal van de uitslag van de draagvlakmeting overgelegd, gedagtekend op 29 november 2017 en ondertekend door [A] , directeur Belastingen. Dit proces-verbaal vermeldt dat de telling heeft plaatsgevonden op 28 november 2017, dat er 242 stembiljetten zijn verstrekt, dat 154 stemmen zijn uitgebracht (64%), waarvan het aantal stemmen voor 123 bedraagt, het aantal stemmen tegen 29 terwijl er 2 ongeldige stemmen zijn.
Uit het voorgaande volgt dat er voldoende steun is als bedoeld in de Wet BIZ. Anders dan eiser stelt, bevat noch de Wet BIZ noch het hiervoor genoemde reglement, noch enig andere toepasselijke regeling of toepasselijk beginsel de plicht dat een notaris toezicht moet houden op de telling van de stemmen. Voor zover eiser stelt dat de directeur Belastingen niet bevoegd is om de stemmen te tellen omdat hij partijdig is, treft die stelling zonder nadere motivering, die ontbreekt, geen doel.
5.3.
De stelling dat in de Uitvoeringsovereenkomst niet is opgenomen wat de consequenties zijn als de Stichting de bepalingen die in de Uitvoeringsovereenkomst zijn opgenomen niet naleeft, kan eiser niet baten. Op grond van artikel 7, derde lid, van de Wet BIZ moet de Uitvoeringsovereenkomst voorzien zijn van een bepaling, met de strekking dat de subsidieontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie wordt verstrekt. Tussen partijen is niet in geschil dat deze verplichtingen in artikel 4 van de Uitvoeringsovereenkomst staan vermeld. De rechtbank is van oordeel dat deze bepaling voldoet aan de in artikel 7, derde lid, van de Wet BIZ opgelegde verplichting.
5.4.
Ook stelt eiser dat de BIZ-bijdrage niet in overheersende mate strekt ter bestrijding van de kosten die verbonden zijn aan activiteiten gericht op het bevorderen van de leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of de economische ontwikkeling van de BIZ-zone. In het BIZ-plan is een BIZ-begroting opgenomen, waarin alle uitgaven worden genoemd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de genoemde uitgaven geen betrekking hebben op activiteiten zoals genoemd in artikel 1, tweede lid, van de Wet BIZ.
6. De rechtbank is voorts van oordeel dat eiser - gelet op de gemotiveerde betwisting van verweerder - onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht die het oordeel rechtvaardigen dat gefraudeerd is met de stembiljetten. De enkele stelling dat hij van stemgerechtigden heeft vernomen dat zij geen stembiljetten hebben ontvangen en dat er stembiljetten door de bestuursleden van de Stichting persoonlijk zijn opgehaald terwijl dit niet toegestaan is, leidt zonder nadere onderbouwing niet tot een ander oordeel. Eiser had bijvoorbeeld verklaringen van derden kunnen overleggen. Eiser geeft in zijn brief van 15 april 2021 aan geen stembiljet te hebben ontvangen. Eiser had daarvan eerder (in bezwaar of beroep) geen melding gemaakt, hetgeen deze stelling niet zonder meer geloofwaardig maakt. Voor zover eiser geen stembiljet zou hebben ontvangen, is de rechtbank overigens van oordeel dat daarmee nog geen sprake is van een (procedurele) fout van een zodanig gewicht is dat hij een schending van artikel 4 van de Wet BIZ oplevert die maakt dat de Verordening ten aanzien van eiser buiten toepassing moet worden gelaten. Niet aannemelijk is dat de Verordening anders had geluid of niet was ingevoerd, indien die fout niet zou zijn gemaakt. Het arrest van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 2 april 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1175, waar eiser naar verwijst, vindt geen toepassing. Anders dan de onderhavige zaak staat in die zaak vast dat meerdere bijdrageplichtigen niet in de gelegenheid zijn gesteld vergaderingen, alsmede de stemming over het instellen van een BI-zone bij te wonen.
6.1.
Eiser stelt dat de heer [B] van het [naam] namens de gemeente Rotterdam een onderzoek heeft verricht naar eventuele fraudesignalen ten aanzien van de draagvlakmeting. Volgens eiser heeft de heer [B] verklaard dat de procedure inzake de Wet BIZ niet goed gevolgd is. De rechtbank volgt deze stelling niet, nu uit de overgelegde correspondentie tussen eiser en de heer [B] niet blijkt dat de procedure niet goed is gevolgd. Bovendien staat vast dat het onderzoek niet is voortgezet en hebben partijen ter zitting verklaard dat er momenteel geen onderzoek loopt naar de draagvlakmeting.
7. Nu eiser overigens niet aannemelijk heeft gemaakt dat de procedure ten aanzien van de BIZ niet juist is gevolgd dan wel dat sprake is van fraude, is de rechtbank van oordeel dat de aanslag terecht is opgelegd.”

Geschil in hoger in hoger beroep

4.1.
In hoger beroep is in geschil of er sprake is van een zodanige schending van artikel 4 en artikel 5 van de Wet, dat de Verordening onverbindend is.
4.2.
Belanghebbende neemt het standpunt in dat de Verordening onverbindend is. De Heffingsambtenaar bestrijdt het standpunt van belanghebbende.
4.3.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de aanslag, alsmede tot veroordeling van de Heffingsambtenaar in de door belanghebbende gemaakte proceskosten.
4.4.
De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot afwijzing van het verzoek om hem in de door belanghebbende gemaakte proceskosten te veroordelen.

Beoordeling

5.1.
Naar het oordeel van het Hof heeft de Rechtbank het beroep terecht en op goede gronden ongegrond verklaard. Naar aanleiding van wat belanghebbende in hoger beroep heeft aangevoerd, voegt het Hof aan de motivering die de Rechtbank aan haar oordeel heeft gegeven, nog het volgende toe.
5.2 .
Belanghebbende heeft de hogerberoepsgronden in de (motivering van) het hogerberoepschrift in zijn nadere stuk van 3 juni 2022 herhaald en uitgewerkt. Daarnaast heeft hij in het nadere stuk van 3 juni 2022 enkele hogerberoepsgronden opgenomen, die in de (motivering van) het hogerberoepschrift niet voorkomen. Het Hof zal eerst de in de (motivering van) het hogerberoepschrift opgenomen en in het nadere stuk van 3 juni 2022 uitgewerkte hogerberoepsgronden behandelen (zie onder 5.3 tot en met 5.8) en daarna de in het nadere stuk van 3 juni 2022 toegevoegde hogerberoepsgronden (zie onder 5.9).
5.3.
Belanghebbende voert aan dat hij niet van de voorgenomen invoering van de BIZ-bijdrage op de hoogte is gesteld.
Het Hof stelt voorop dat er in de Wet geen voorschriften staan over de fase die aan de wél in de Wet geregelde (stappen in de) instelling van de BIZ-bijdrage voorafgaat. Dat neemt uiteraard niet weg dat in deze voorfase een goede communicatie tussen de Stichting en de (beoogde) bijdrageplichtigen van groot belang is. Uit de stukken blijkt dat de Stichting in de voorfase acties heeft ondernomen om de eigenaren van onroerende zaken in de Winkelboulevard Zuid bij de voorbereiding van de besluitvorming te betrekken. Zij heeft een proefpeiling gehouden met gebruikmaking van het Inventarisatieformulier activiteiten en draagvlak BIZ” en de resultaten van de proefpeiling vastgelegd in het document “Resultaten proefpeiling Vastgoed BIZ Boulevard Zuid, mei 2017”. Verder heeft de Stichting een “Ondernemers Lounge BIZ” georganiseerd (zie onder 3.3).
Het is niet aan het Hof om een oordeel te geven over de vraag of de Stichting in de voorfase meer had moeten doen dan zij heeft gedaan, in het bijzonder of de Stichting meer informatie over de voorgenomen invoering van de BIZ-bijdrage had moeten verstrekken dan zij heeft verstrekt.
Deze hogerberoepsgrond faalt.
5.4.
Belanghebbende stelt dat bij de draagvlakmeting fouten zijn gemaakt die zo ernstig zijn dat zij moeten leiden tot onverbindendverklaring van de Verordening. Hierna behandelt het Hof de fouten die volgens belanghebbende bij de draagvlakmeting zijn gemaakt, in de volgorde waarin belanghebbende de fouten in zijn nagekomen stuk van 3 juni 2022 aan de orde stelt. Fouten die belanghebbende twee of meer keren aan de orde stelt, behandelt het Hof één keer.
5.5.
Belanghebbende stelt dat hij geen stembiljet voor de draagvlakmeting heeft ontvangen.
Terecht wijst belanghebbende erop dat alle (potentiële) bijdrageplichtigen in de gelegenheid moeten worden gesteld om zich vooraf over de inwerkingtreding van de BIZ-bijdrage uit te spreken. Dit wil echter niet zeggen dat, indien één van de (potentiële) bijdrageplichtigen niet in de gelegenheid is gesteld om zijn stem uit te brengen, daaraan het door belanghebbende voorgestane gevolg – onverbindendverklaring van de verordening – moet worden verbonden. Als het zo is dat belanghebbende niet in de gelegenheid is gesteld om zijn stem uit te brengen en hij bovendien, zo hij wél had kunnen stemmen, tegen de inwerkingtreding van de BIZ-bijdrage zou hebben gestemd, dan zouden – gelet op het van de stemming opgemaakte proces-verbaal (zie onder 3.6) en mits de stemprocedure overigens vlekkeloos was verlopen – er niet 29, maar 30 geldige stemmen tegen zijn geweest, en zou het percentage van de geldige stemmen vóór niet 80,92 maar 80,39 hebben bedragen. Beide percentages liggen ruimschoots boven het minimaal vereiste percentage van de geldige stemmen vóór van 66,67 (twee-derde deel van de uitgebrachte stemmen [2] ). Het een en ander is naar het oordeel van het Hof onvoldoende om enkel op grond daarvan de Verordening onverbindend te achten.
Deze hogerberoepsgrond faalt eveneens.
5.6.
Belanghebbende stelt dat de stemmen niet op de juiste manier zijn geteld.
Volgens belanghebbende zijn bij het tellen van de stemmen vóór en de stemmen tegen de inwerkingtreding van de BIZ-bijdrage, geheven van eigenaren van in de BI-zone gelegen onroerende zaken, ook stemmen van gebruikers van die onroerende zaken meegeteld en zijn omgekeerd, bij het tellen van de stemmen vóór en de stemmen tegen de inwerkingtreding van de BIZ-bijdrage, geheven van gebruikers van in de BI-zone gelegen onroerende zaken, stemmen van eigenaren van die zaken meegeteld.
Voor de BI-zone Winkelboulevard Zuid zijn in twee afzonderlijke verordeningen twee afzonderlijke BIZ-bijdragen (één BIZ-bijdrage geheven van eigenaren van in de BI-zone gelegen onroerende zaken en één BIZ-bijdrage geheven van de gebruikers van die onroerende zaken) ingesteld. Dus moesten er twee afzonderlijke draagvlakmetingen plaatsvinden, waarbij de eigenaren en gebruikers, ieder voor de eigen BIZ-bijdrage, in de gelegenheid moesten worden gesteld om zich voor of tegen de inwerkingtreding van de BIZ-bijdrage uit te spreken. Nu de Heffingsambtenaar gemotiveerd heeft gesteld dat dit met betrekking tot de eigenaren en gebruikers van onroerende zaken in de BI-zone Winkelboulevard Zuid is gebeurd, ligt het op de weg van belanghebbende om feiten te stellen en aannemelijk te maken waaruit volgt dat de door hem gestelde fout bij het tellen van de stemmen zich geeft voorgedaan. Dat heeft belanghebbende echter niet gedaan.
Het enkel poneren van de stelling dat er bij het tellen van de stemmen geen onderscheid is gemaakt tussen de stemmen van enerzijds eigenaren en anderzijds gebruikers in de BI-zone Winkelboulevard Zuid is zonder deugdelijke onderbouwing, welke ontbreekt, onvoldoende om aan die stelling de conclusie te verbinden die belanghebbende voorstaat, te weten de onverbindendverklaring van de Verordening.
Ook deze hogerberoepsgrond faalt.
5.7.
Volgens belanghebbende was er sprake van “ongeregeldheden bij het stemmen”. Hij voert daartoe aan dat:
- hij “van meerdere personen [heeft] mogen vernemen dat er sprake is van fraude bij de oprichting van de BIZ eigenaren winkelboulevard Zuid althans bij het stemmen over de draagvlakmeting”;
- hij “bovendien van derden (winkeliers althans stemgerechtigden) [heeft] mogen vernemen dat er geen stembiljetten zijn bezorgd aan diverse stemgerechtigden”;
- “ er door bestuursleden van de Stichting (…) stembiljetten [zijn] opgehaald, dit terwijl de stembiljetten per post naar de gemeente Rotterdam moesten worden verzonden. Hierdoor zijn de stembiljetten van stemgerechtigden die tegen de BIZ hebben gestemd niet meegeteld, althans zijn deze stembiljetten nooit ingeleverd bij de tellers van de stemmen”.
Belanghebbende heeft volstaan met het poneren van deze stellingen, zonder deze te onderbouwen met door hem gestelde en bij weerspreking aannemelijk gemaakte feiten. Dat is – in negatieve zin – opmerkelijk, zeker nu belanghebbende niet schroomt daarbij de zware aantijging “fraude” te gebruiken. Met hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd heeft hij nog niet het begin van bewijs van de door hem gestelde “ongeregeldheden bij het stemmen” geleverd.
Deze hogerberoepsgrond faalt.
5.8.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat de gemeente Rotterdam mr. [B] , verbonden aan het [naam] , de opdracht heeft gegeven “onderzoek te doen naar de signalen van fraude”. Belanghebbende heeft met de heer [B] gecorrespondeerd; uit deze correspondentie blijkt volgens belanghebbende dat door hem gemaakte opmerkingen door de heer [B] zijn overgenomen. Op 12 maart 2018 zou door de heer [B] aan belanghebbende “kenbaar [zijn] gemaakt dat de procedure voor de oprichting van de BIZ door de gemeente niet goed is gevolgd”. Op 22 maart 2022 heeft de heer [B] , aldus belanghebbende, aan hem “telefonisch kenbaar gemaakt dat hij het onderzoek niet zal voortzetten en de opdracht zal teruggeven aan de gemeente Rotterdam”.
Het Hof vermag niet in te zien wat de relevantie van deze hogerberoepsgrond is voor beantwoording van de door belanghebbende aan het Hof voorgelegde vraag of er sprake is van een zodanige schending van de artikelen 4 en 5 van de Wet dat de Verordening op grond daarvan onverbindend moet worden verklaard. De gemeente Rotterdam heeft de heer [B] , zo blijkt uit de door belanghebbende overgelegde e-mail van 8 maart 2018 van de heer [B] aan belanghebbende, gevraagd “een onafhankelijk oordeel te geven over het handelen van de gemeente bij de totstandkoming van de BIZ Boulevard Zuid”. Niet in geschil is dat de heer [B] op dit verzoek is ingegaan en dat hij enkele weken later de onderzoeksopdracht om onbekende redenen aan de gemeente Rotterdam heeft teruggegeven. Aan het gevraagde oordeel over het handelen van de gemeente bij de totstandkoming van de BIZ Boulevard Zuid is de heer [B] dan ook niet toegekomen. Voor de stelling van belanghebbende dat de heer [B] in de korte tijd waarin hij met het onderzoek bezig is geweest, al tot het oordeel is gekomen dat “de procedure voor de oprichting van de BIZ door de gemeente niet goed is gevolgd”, is geen steun te vinden in de door belanghebbende overgelegde e-mails, noch in enig ander gedingstuk.
Ook deze hogerberoepsgrond faalt.
5.9.
In het nadere stuk van 3 juni 2022 heeft belanghebbende aan de in (de motivering van) het hogerberoepschrift aangevoerde hoger-beroepsgronden de volgende gronden toegevoegd:
- de Heffingsambtenaar heeft geen afschrift van de begroting voor 2018 en volgende jaren overgelegd;
- gesteld noch gebleken is dat de Stichting een Activiteitenplan voor 2018 heeft ingediend;
- in samenhang met de eis dat dwingend moet zijn vastgelegd waarvoor de BIZ-subsidie moet worden aangewend, bestaat er voor het heffen van een BIZ-bijdrage geen wettelijke grondslag.
Deze gronden vinden naar het oordeel van het Hof geen steun in de feiten. De begroting van de Stichting voor de jaren 2018 tot en met 2022 is opgenomen in onderdeel 5.2 van het BIZ-plan 2018/2022 (zie onder 3.3). Het activiteitenplan voor het jaar 2018 is vastgelegd in het PVA 2018 (zie onder 3.6). Naar volgt uit artikel 4 van de Uitvoeringsovereenkomst (zie onder 3.4) staat de Stichting ervoor in dat de BIZ-subsidie wordt aangewend – en uitsluitend wordt aangewend – voor activiteiten die blijken uit het BIZ-plan (lees: BIZ-plan 2018-2022) en het bijbehorende jaarplan (lees: PVA 2018). Als de Stichting de activiteiten in het BIZ-plan 2018-2022 en het PVA 2018 niet uitvoert, voert zij de Uitvoeringsovereenkomst niet uit en kan de gemeente de nakoming van Uitvoeringsovereenkomst bij de burgerlijke rechter afdwingen (zie ook onder 2.4). Voorts is in artikel 5 van de Uitvoeringsovereenkomst (zie onder 3.4) bepaald dat indien de Stichting niet aan haar verplichtingen voldoet de Verordening worden ingetrokken, onverminderd de overige voor de gemeente uit deze overeenkomst voortvloeiende rechten.
Omdat de niet in (de motivering van) het hogerberoepschrift genoemde, maar wel in het nadere stuk van 3 juni 2022 door belanghebbende aangevoerde hogerberoepsgronden reeds op grond van wat hiervoor is overwogen niet slagen, zal het Hof om proceseconomische redenen geen antwoord geven op de vraag of belanghebbende, door zijn hoger beroep op de valreep (11 dagen voor de zitting) met deze hogerberoepsgronden uit te breiden, de Heffingsambtenaar in diens processuele positie heeft benadeeld.
5.10.
Ter zitting heeft belanghebbende tot slot opgemerkt dat het vermelde aantal stembiljetten (242) niet zou kloppen. De Heffingsambtenaar heeft tijdens de schorsing van de zitting geïnformeerd naar het verloop van het tellen van de stemmen en deze uitlating daarna weersproken. Het Hof verwerpt ook deze verder niet met feiten of stukken onderbouwde hogerberoepsgrond. In de gedingstukken is geen enkele aanwijzing te vinden dat het aantal stembiljetten of stemgerechtigden niet 242 zou zijn. Ook hier geldt dat het enkele poneren van een uitlating niet leidt tot het beoogde doel, onverbindendverklaring van de Verordening.
Slotsom
5.11.
Het hoger beroep is ongegrond.

Proceskosten

6. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
De uitspraak is vastgesteld door G.J. van Leijenhorst, A. van Dongen en P.G.H. Albert, in tegenwoordigheid van de griffier R. Wijkstra. De beslissing is op 6 september 2022 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Op 2 oktober 2017 namens de Stichting ondertekend door haar voorzitter en haar penningmeester; op 5 oktober 2017 namens de gemeente Rotterdam ondertekend door de directeur Ruimtelijke Economische Ontwikkeling Stadsontwikkeling
2.Artikel 5, lid 1, aanhef en onderdeel b, van de Wet.