5.7Uit het voorgaande volgt dat het bestreden vonnis (voor zover gewezen in conventie) niet in stand kan blijven. Opnieuw rechtdoende zal het hof de vorderingen van Woonforte afwijzen. Het hof zal Woonforte, als in het ongelijk gestelde partij, veroordelen in de proceskosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep. De gevorderde nakosten en rente zijn niet betwist en zijn eveneens toewijsbaar.
- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Gouda van 25 februari 2021 voor zover gewezen in conventie,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
- wijst de vorderingen van Woonforte af;
- veroordeelt Woonforte in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van [appellante] tot op 25 februari 2021 begroot op € 374,- aan salaris advocaat;
- veroordeelt Woonforte in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [appellante] tot op heden begroot op € 441,83 (103,83 + 338,-) aan verschotten en € 2.228,- aan salaris advocaat en op € 163,- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 85,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 85,-, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen tot aan de dag van voldoening;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad voor zover het de veroordeling in de proceskosten betreft.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.P.J. Ruijpers, J.I. de Vreese-Rood en A.A. Muilwijk-Schaaij en is door de rolraadsheer mr. J.E.H.M. Pinckaers ondertekend en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 augustus 2022 in aanwezigheid van de griffier.