waardering, omdat deze op de belangrijkste waardebepalende kenmerken, zoals ligging,
type, bouwjaar, inhoud, oppervlakte en onderhoudstoestand enigszins redelijk en - mede
gelet op het unieke karakter van de onroerende zaak - voldoende vergelijkbaar zijn met de
onroerende zaak.
De uitkomst hiervan is dat de m2-prijs van de onroerende zaak € 5.384,- bedraagt tegen een
gemiddelde m2-prijs van € 7.964,- voor de vergelijkingsobjecten. Daarbij merkt de rechtbank
op dat zij in hetgeen eiser daarover zonder verdere onderbouwing naar voren brengt, geen
aanleiding ziet te twijfelen aan de juistheid van de door verweerder gehanteerde
grondstaffels. Hieruit volgt dat verweerder de WOZ-waarde niet te hoog heeft vastgesteld.
Voor zover de ligging van de onroerende zaak minder zou zijn dan die van de
vergelijkingsobjecten is dat voldoende verdisconteerd in de lagere m2-prijs van de
onroerende zaak. Daarnaast staat de onroerende zaak te koop voor een bedrag van € 3.950.000,-. Hoewel dit niet direct relevant is voor de WOZ-waarde van de onroerende zaak
geeft dit wel een indicatie van de waarde die de eigenaar eraan toekent.
De rechtbank wijst er tenslotte op dat een taxatieopbouw een hulp- en controlemiddel is bij
de waardevaststelling, maar dat uiteindelijk enkel de eindwaarde ter toetsing staat (zie
bijvoorbeeld Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22 september 2015,