Uitspraak
Zaaknummer rechtbank : 8774285 / CV EXPL 20-3207
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 7 juni 2021, waarmee Rah Wonen in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Gouda, van 25 maart 2021;
- het arrest van dit hof van 13 juli 2021, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 27 oktober 2021;
- de brief van mr. Spanjersberg van 4 november 2021;
- de brief van mr. Geerdes van 12 november 2021;
- de memorie van grieven van Rah Wonen, met bijlagen;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde ], met bijlagen;
- de akte na memorie van antwoord van Rah Wonen;
- de antwoordakte van [geïntimeerde ].
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vorderingen in hoger beroep
primairdat de overeenkomst met [geïntimeerde ] wordt vernietigd wegens bedrog of dwaling en
subsidiairen
meer subsidiairdat deze wordt ontbonden.
Nog meer subsidiairvordert Rah Wonen dat wordt geoordeeld dat [geïntimeerde ] geen huurbescherming toekomt, althans dat [geïntimeerde ] daarvan misbruik maakt, althans dat een beroep op huurbescherming naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is en dat [geïntimeerde ] wordt veroordeeld de woning te ontruimen.
Meest subsidiairvordert zij dat wordt geoordeeld dat de huurovereenkomst rechtsgeldig is opgezegd en
uiterst subsidiairte oordelen zoals het hof in goede justitie juist acht. Voor alle gevallen vordert Rah Wonen dat [geïntimeerde ] wordt veroordeeld in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep.
6.Beoordeling in hoger beroep
Haviltex-maatstaf vast te stellen welke rechten en verplichtingen partijen zijn overeengekomen. Vervolgens dient de overeenkomst te worden gekwalificeerd. Als de overeenkomst voldoet aan de voorwaarden die de wet aan een huurovereenkomst stelt, is niet van belang of partijen daadwerkelijk de bedoeling hadden de overeenkomst onder de regeling van huur te laten vallen (HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2034 en HR 6 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1746).
betrekkelijk bepaalde tijdaan te gaan, namelijk zolang het glastuinbouwbedrijf niet zou worden verkocht. Dat standpunt miskent de aard van de wettelijke regeling voor de huurovereenkomst voor woonruimte, zoals die in 2013 gold.
7.Beslissing
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Gouda, van 25 maart 2021;
- veroordeelt Rah Wonen in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde ] tot op heden begroot op € 338,- aan verschotten en € 2.785,- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.