Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
hierna te noemen: [eiseres],
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in de herroepingsprocedure
- het arrest van 28 september 2021 in het incident ex artikel 843a Rv in de herroepingsprocedure (ECLI:NL:GHDHA:2021:1742);
- de conclusie van antwoord van AA Accountants;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
3.Feitelijke achtergrond (samengevat en voor zover thans nog van belang)
1) jaarstukken 2010 tot en met 2012 en de toelichting daarop door Previa en
2) pagina’s uit de debiteuren- en crediteurenadministratie van Previa per 1 november 2010 en 2011, voor zover die volgens de accountant van Previa informatie verschaffen over wederzijde vorderingen (beslissing 5.1).
Tevens heeft de voorzieningenrechter (in 5.2) beslist dat Aan de Amstelaan deze veroordeling tot afgifte geen rechten kan ontlenen indien Previa binnen twee weken na betekening van dit vonnis Aan de Amstel in het bezit stelt van e
en verklaring van de accountant zoals in overweging 4.8 weergegeven. In overweging 4.8 heeft de voorzieningenrechter bepaald dat die bescheiden niet verstrekt hoeven te worden indien Previa Aan de Amstel binnen veertien dagen na dit vonnis in het bezit stelt van een verklaring van de accountant van Previa waarin deze antwoord geeft op de vraag of de boeken/administratie van Previa en P&H op 30 januari 2012 een vordering van Previa op Aan de Amstel voorkomt en zo ja tot welk bedrag.
“7. (…….) In dit verband heeft AA Accountants[Hof: bij het hof Amsterdam]
gesteld (bladzijde 19 memorie van antwoord, tevens grieven in incidenteel appel), zakelijk weergegeven, dat Previa ondanks sommaties niet (geheel) aan het kortgedingvonnis heeft voldaan en dat door AA Accountants aanspraak is gemaakt op de verbeurde dwangsommen tot het maximale bedrag van € 50.000,--, evenals de proceskosten ten bedrage van € 1.776,76; dat Previa dwangsommen noch proceskosten heeft betaald. (…)”.
“10. (….) [eiseres] heeft bij memorie van antwoord in incidenteel appel[hof: bij het hof Amsterdam]
de tegenvordering wegens verbeurde dwangsommen slechts betwist bij gebrek aan wetenschap. Dit is onvoldoende tegenover de concrete en met stukken onderbouwde stellingen van AA Accountants dat Previa niet aan het kortgedingvonnis heeft voldaan. Dit betekent dat moet worden vastgesteld dat de dwangsommen zijn verbeurd en dat het beroep van AA Accountants op verrekening, mede gelet op het verwijzingsarrest, slaagt. (…).11. Deze beslissing wordt niet anders door hetgeen Previa heeft betoogd bij memorie van antwoord na verwijzing, reeds omdat het hierbij niet gaat om feiten en omstandigheden die zich ná het vernietigde arrest van het hof Amsterdam hebben voorgedaan, zoals ook bij pleidooi door AA Accountants is aangevoerd. Evenmin heeft [eiseres] voldoende onderbouwd gesteld dat hij in redelijkheid ook niet vóórdat in hoger beroep arrest werd gevraagd, van de door hem gestelde feiten en omstandigheden kennis had kunnen [nemen].12. De eerst na verwijzing door [eiseres] geponeerde stelling dat de dwangsommen niet zijn verbeurd omdat aan 5.2 van het dictum was voldaan, gelet op de verklaring van haar controller [controller] van 18 juli 2014 (productie 13 bij de inleidende dagvaarding), betreft geen nieuw feit of een nieuwe omstandigheid. Dit geldt ook voor haar stelling dat AA Accountants het vertrouwen heeft gewekt dat ze deze verklaring accepteerde. De subsidiaire stelling van Previa dat de overtreding van geringe betekenis is, had eveneens eerder betrokken kunnen en moeten worden.Het bij pleidooi van 17 januari 2019 gedane beroep op schending van artikel 21 Rv – volgens Previa heeft AA Accountants verzuimd de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren – deelt hetzelfde lot.”
Vordering [eiseres] in de herroepingsprocedure, de gronden daarvan en het verweer
5.Beoordeling van de gevorderde herroeping
(i) dat Previa bij het hof Amsterdam onvoldoende verweer heeft gevoerd tegen de
betreffende stellingen van AA Accountants;
(ii) dat dit niet meer hersteld kan worden bij het hof Den Haag, omdat er sprake is
van een zogenaamde ‘voortbouwende zaak’;
(iii) dat het hof Den Haag wel degelijk kennis heeft genomen van de stelling van
AA Accountants dat niet (geheel) aan het kort gedingvonnis was voldaan; en
(iv) dat het beroep van [eiseres] op verzuim van AA Accountants ‘om de voor de
beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren’ niet
opgaat.
nietaan het kort gedingvonnis was voldaan in plaats van
(niet geheel)aan het kort gedingvonnis was voldaan, zoals AA Accountants wel bij het Amsterdamse hof had gesteld.
De betreffende stelling in Amsterdam maakt immers ook deel uit van het dossier bij het hof Den Haag. Voor de volledigheid wijst het hof er overigens nog op dat ook bij ‘niet gehele voldoening’ in beginsel dwangsommen worden verbeurd.
Het gestelde achterhouden van stukken van beslissende aard
“6.2 In het kortgedingvonnis impliceerde zowel overweging 5.1 als overweging 5.2 dat een accountant zich zou uitlaten over de debiteuren- en crediteurenadministratie van Previa. Anders dan [eiseres] stelt, kan de verklaring van de controller van Previa, van wie gesteld noch gebleken is dat die accountant was, niet worden gelijkgesteld met een verklaring van een accountant. Zonder verklaring van een accountant is door Previa dus niet (geheel) aan het kortgedingvonnis voldaan, zoals AA Accountants heeft gesteld in de Amsterdamse en Haagse procedure.(…”)
van beslissende aard. Immers, Previa heeft met de verklaring van haar controller niet volledig voldaan aan het kort gedingvonnis. Reeds hierom faalt ook deze herroepingsgrondslag.
6.Conclusie en slot
7.Beslissing
- wijst af de vordering van [eiseres] tot herroeping van het Haagse arrest;
- veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure, tot zover aan de zijde van AA Accountants begroot op € 2.228,-- aan salaris advocaat.