Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
eiseres in het incident,
1.Waar dit incident over gaat
2.De procedure
- het tussen partijen gewezen arrest van dit hof van 26 februari 2019 onder
zaaknummer 200.239.569/01 (hierna: het Haagse arrest);
- het procesdossier met zaaknummer 200.239.569/01 (het bodemdossier);
- het procesdossier met zaaknummer 200.239.569/02 (het herroepingsdossier), thans
bestaande uit
(a) de dagvaarding tot herroeping van 26 augustus 2020 (met producties), tevens
inhoudende een incidentele vordering tot overlegging stukken, en
(b) de conclusie van antwoord in het incident (met producties).
3.De feiten
“5.1. beveelt Previa om binnen veertien (14) dagen na betekening van dit vonnis aan Aan de Amstel[hof: AA Accountants]
, op kosten van Previa, een afschrift te verstrekken van:1) de jaarstukken 2010 tot en met 2012 en de toelichting daarop van Previa,2) de pagina’s uit de debiteuren- en crediteurenadministratie van Previa per 1 november 2010 en 2011, voor zover die naar het oordeel van de accountant van Previa informatie verschaffen over de vordering van Previa op AA Accountants en de vordering van AA Accountants op Previa,5.2. bepaalt dat Aan de Amstel aan de hiervoor omschreven veroordeling tot afgifte geen rechten kan ontlenen indien Previa binnen twee weken na betekening van dit vonnis Aan de Amstel in het bezit stelt van een verklaring van een accountant (…).”Aan deze veroordelingen was in overweging 5.3 een dwangsom gekoppeld van maximaal 50.000,--. Previa was tevens veroordeeld in de proceskosten.
(i) In het Amsterdamse arrest is, anders dan bij de proceskostenveroordeling, verzuimd om gemotiveerd te oordelen over het beroep van AA Accountants op verrekening met haar tegenvordering op Previa wegens verbeurde dwangsommen (opgelegd bij het kort gedingvonnis).
(ii) AA Accountants heeft in dit verband bij het Amsterdamse hof gesteld dat Previa ondanks sommaties niet (geheel) aan het kort gedingvonnis had voldaan en dat AA Accountants aanspraak maakte op verbeurde dwangsommen van € 50.000,-- en de proceskosten van € 1.776,76. Het Amsterdamse hof heeft de betwisting hiervan door [eiseres] ‘bij gebrek aan wetenschap’ ontoereikend geoordeeld.
(iii) Het hof Den Haag heeft dit oordeel overgenomen. In het Haagse arrest heeft het hof overwogen dat de betwisting ‘bij gebrek aan wetenschap’ onvoldoende was tegenover de concrete en met stukken onderbouwde stellingen van AA Accountants dat Previa niet aan het kortgedingvonnis had voldaan. Dit betekent dat de dwangsommen zijn verbeurd en dat het beroep van AA Accountants op verrekening, mede gelet op het verwijzingsarrest van de Hoge Raad, slaagt. Voor de volledigheid heeft het hof in dit verband nog opgemerkt dat noch de cessie van de vordering van Previa aan [eiseres] noch het faillissement van Previa aan de verrekenmogelijkheid van AA Accountants afdoet.
(iv) Volgens het hof werd deze beslissing niet anders door het betoog van [eiseres] bij memorie van antwoord na verwijzing. Volgens de maatstaven van de Hoge Raad mocht het hof als verwijzingsrechter immers geen feiten bij zijn beoordeling betrekken die pas ná het Amsterdamse arrest voor het eerst werden aangevoerd, behoudens uitzonderingen waarvan geen sprake was. Anders gezegd: in de procedure na verwijzing was geen plaats voor nieuwe feiten [1] . Evenmin had [eiseres] voldoende onderbouwd gesteld dat hij in redelijkheid ook niet vóórdat in hoger beroep arrest werd gevraagd, van de door hem gestelde feiten en omstandigheden kennis had kunnen nemen.
(v) De pas na verwijzing door [eiseres] geponeerde stelling dat de dwangsommen niet zijn verbeurd omdat aan 5.2 van het dictum in kort geding was voldaan, gelet op de verklaring van haar controller de heer [controller] van 18 juli 2014 (productie 13 bij de inleidende dagvaarding), betreft geen nieuw feit of een nieuwe omstandigheid. Dit geldt ook voor haar stelling dat AA Accountants het vertrouwen heeft gewekt dat ze deze verklaring accepteerde. De subsidiaire stelling van [eiseres] dat de overtreding van geringe betekenis is, had eveneens eerder betrokken kunnen en moeten worden. Het bij pleidooi van 17 januari 2019 gedane beroep op schending van artikel 21 Rv omdat AA Accountants verzuimd had de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren, deelt hetzelfde lot, aldus nog steeds het hof Den Haag in zijn eindarrest.
4.De vorderingen van [eiseres] in de herroepingsprocedure en de grondslag daarvan
5.De vorderingen van [eiseres] in het incident, de grondslag ervan en het verweer
a) Zij was geen partij bij het kort geding. Uit dien hoofde droeg zij dus geen kennis van de veroordeling en hetgeen zich nadien heeft afgespeeld. Dit was ook de reden waarom zij de vordering wegens verbeurde dwangsommen heeft betwist bij gebrek aan wetenschap. Niettemin heeft AA Accountants bij het hof Den Haag simpelweg gesteld dat niet aan de veroordeling was voldaan. Daardoor heeft zij belet dat alle relevante feiten aan het licht kwamen. De jaarstukken met de verklaring van de controller de heer [controller] waren wél overgelegd. Er was dus al aan het kort gedingvonnis voldaan. Dit kwalificeert als bedrog.
b) Stukken van beslissende aard betreft de ‘andere informatie’ (de correspondentie) die Previa waarschijnlijk aan AA Accountants heeft verstrekt.
c) De thans gevorderde stukken zijn relevant in het kader van de waarheidsvinding. AA Accountants weigert echter om deze te verstrekken.
d) De vordering kan ook worden gebaseerd op artikel 22 Rv.
6.Beoordeling van het incident
In het kortgedingvonnis impliceerde zowel overweging 5.1 als overweging 5.2 dat een
accountantzich zou uitlaten over de debiteuren- en crediteurenadministratie van Previa. Anders dan [eiseres] stelt, kan de verklaring van de controller van Previa, van wie gesteld noch gebleken is dat die accountant was, niet worden gelijkgesteld met een verklaring van een accountant. Zonder verklaring van een accountant is door Previa dus niet (geheel) aan het kortgedingvonnis voldaan, zoals AA Accountants heeft gesteld in de Amsterdamse en Haagse procedure.
Voor de goede orde wijst het hof er op dat blijkens het Haagse arrest (overweging 7) ook toen al bij het hof bekend was dat AA Accountants bij het Amsterdamse hof had gesteld dat niet (geheel) aan het kortgedingvonnis was voldaan.
(i) Het kortgedingvonnis is door Previa in ieder geval niet volledig nagekomen. (ii) Previa kan geen beroep meer doen op het achterhouden van voor de
beslissing van belang zijnde feiten.
Onder deze omstandigheden valt niet in te zien welk rechtmatig belang (in de zin van artikel 843a lid 1 Rv) [eiseres] in de herroepingsprocedure nog heeft bij de verstrekking van de door hem gewenste correspondentie.
7.Slotsom
- wijst af de vordering in het incident;
- veroordeelt [eiseres] in de kosten van het incident, tot dusver aan de zijde van AA Accountants begroot op € 2.228,-- aan salaris advocaat;
- verwijst de zaak naar de rol van