ECLI:NL:GHDHA:2022:1504

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
9 augustus 2022
Zaaknummer
200.304.125/01 en 200.304.143/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot herstelbeschikking inzake kinderalimentatie en partneralimentatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep met betrekking tot een verzoek tot herstel van een eerdere beschikking. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaten mr. M.F. Hofman en mr. F. Oirbans, had verzocht om aanvulling van de beschikking van 25 mei 2022, waarin het hof niet had beslist over de kinderalimentatie. De vrouw stelde dat het hof had verzuimd te beslissen over dit onderwerp, terwijl de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. T. Bijlsma, betoogde dat het hof wel degelijk had beslist en dat de vrouw in cassatie kon gaan tegen deze beslissing.

Het hof overwoog dat artikel 32 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat de rechter op verzoek van partijen zijn beschikking kan aanvullen indien hij heeft verzuimd te beslissen over een onderdeel van het gevorderde. Het hof concludeerde echter dat het verzoek van de vrouw niet kon worden toegewezen, omdat in de eerdere beschikking gemotiveerd was waarom het hof niet toekwam aan de beoordeling van de kinderalimentatie. Het hof wees het verzoek van de vrouw af, omdat het hof niet had verzuimd te beslissen en de beslissing in de eerdere beschikking voldoende was gemotiveerd.

De beslissing van het hof was dat het verzoek ex artikel 32 Rv werd afgewezen. Deze beschikking is uitgesproken in het openbaar, waarbij de rechters K.M. Braun, A. Zonneveld en H. Mollema-de Jong aanwezig waren, bijgestaan door griffier mr. F.W. Zalm.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling civiel recht
zaaknummers : 200.297.081/01 (verhuizing)
200.304.125/01 (echtscheiding)
200.304.143/01 (afwikkeling huwelijkse voorwaarden)
zaaknummers rechtbank : C/10/601418 / FA RK 20-5732 (echtscheiding)
C/10/618503 / FA RK 21-3745 (afwikkeling huwelijkse voorwaarden)
beschikking van de meervoudige kamer van 13 juli 2022 betreffende een verzoek ex artikel 32 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
inzake
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
in de procedure met zaaknummer 200.297.081/01 verzoekster in het principaal hoger beroep en verweerster in het incidenteel hoger beroep,
in de procedure met zaaknummers 200.304.125/01 en 200.304.143/01 verweerster in het principaal hoger beroep en verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaten mr. M.F. Hofman en mr. F. Oirbans te Rotterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
in de procedure met zaaknummer 200.297.081/01 verweerder in het principaal hoger beroep en verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
in de procedure met zaaknummers 200.304.125/01 en 200.304.143/01 verzoeker in het principaal hoger beroep en verweerder in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. T. Bijlsma te Heerenveen.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
regio Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen: de raad.
Als informant is aangemerkt:
het Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Leeuwarden en Rotterdam,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Procesverloop

1.1.
Het hof heeft in deze zaak op 25 mei 2022 een beschikking gewezen.
1.2.
Van de zijde van de vrouw is op 3 juni 2022 een brief ingekomen, waarin zij verzoekt de beschikking aan te vullen door alsnog te beslissen op de incidentele grief van de vrouw.
1.3.
Bij brief van 28 juni 2022 heeft de man verzocht het verzoek van de vrouw af te wijzen.

2.Verzoek en verweer

2.1.
De vrouw stelt dat het hof heeft verzuimd te beslissen met betrekking tot de kinderalimentatie. In rechtsoverweging 5.18. concludeert het hof niet toe te komen aan de beoordeling van de verzoeken van de vrouw aangaande de kinder- en partneralimentatie, omdat die enkel zien op de situatie dat de vrouw met de minderjarige terug zou verhuizen naar [plaats 1] en hier, vanwege de verleende toestemming voor verhuizing, thans geen sprake van is. Volgens de vrouw klopt dit voor wat betreft de partneralimentatie, maar niet voor wat betreft de kinderalimentatie. In het appelverweerschrift van de vrouw van 4 februari 2022 stelt zij een incidentele grief in tegen de door de rechtbank vastgestelde kinderalimentatie, zowel voor de situatie dat de vrouw in [plaats 2] mocht blijven als voor de situatie dat de vrouw moest terugverhuizen naar [plaats 1] .
2.2.
Volgens de man is er geen sprake is van een vergeten onderwerp of grief, nu het hof onder 5.18. een overweging heeft opgenomen die uitmondt in een beslissing. Voor zover de vrouw het niet eens is met deze beslissing kan zij daartegen cassatie instellen.

3.Overwegingen hof

3.1.
Artikel 32 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt, voor zover hier van belang, dat de rechter te allen tijde op verzoek van partijen zijn beschikking aanvult indien hij heeft verzuimd te beslissen over een onderdeel van het gevorderde of verzochte.
3.2.
Het hof zal het verzoek van de vrouw afwijzen en overweegt hiertoe als volgt. Onder 5.18. van de beschikking van 25 mei 2022 is gemotiveerd waarom het hof niet toekomt aan een beoordeling van het verzoek van de vrouw ten aanzien van de kinderalimentatie. Het hof heeft verder overwogen dat het verzoek van de vrouw in hoger beroep, dat ziet op de vaststelling van kinderalimentatie, wordt afgewezen. Voorts heeft het hof in het dictum ook het meer of anders verzochte afgewezen. Hieruit blijkt dat het hof niet heeft verzuimd te beslissen, zodat niet is voldaan aan het vereiste van artikel 32 Rv. Dit leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof:
wijst het verzoek ex artikel 32 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.M. Braun, A. Zonneveld en H. Mollema-de Jong, bijgestaan door mr. F.W. Zalm als griffier en is op 13 juli 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.