Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer rechtbank : 8528293 RL EXPL 20-9062
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 19 oktober 2020, waarmee Badhuiskade in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 21 juli 2020;
- het anticipatie-exploot van de VvE van 14 december 2020 en het rectificatie-exploot van diezelfde datum;
- het arrest van dit hof van 19 januari 2021, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 17 maart 2021;
- de memorie van grieven van Badhuiskade, met bijlagen;
- de memorie van antwoord, tevens akte vermeerdering van eis, van de VvE, met één bijlage;
- de memorie van antwoord in het incidenteel appel van Badhuiskade, met één bijlage.
3.Feitelijke achtergrond
“Zolang door de vergadering niet de voorschotbijdrage voor een boekjaar is vastgesteld, moeten de eigenaars de laatstelijk vastgestelde voorschotbijdragen voldoen.”
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
7.Beslissing
in zoverre opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt Badhuiskade tot betaling van € 32.475,87 aan achterstallige VvE-bijdragen tot en met juli 2021 en een bedrag van € 1.202,81 voor iedere maand vanaf augustus 2021 dat Badhuiskade op grond van artikel 11 lid 3 jo artikel 13 lid 1 van de splitsingsakte tot betaling daarvan gehouden is en in verzuim verkeert, tot aan de datum waarop Badhuiskade ingevolge een besluit van de VvE tot betaling van een andere bijdrage gehouden is;
- veroordeelt Badhuiskade tot betaling van de wettelijke rente over iedere (opeisbare) termijn, gerekend vanaf de datum van verzuim van iedere termijn tot aan de dag der algehele voldoening van die termijn;
- bekrachtigt het vonnis voor het overige;
- veroordeelt Badhuiskade in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van de VvE tot op heden begroot op € 2.071,- aan verschotten en € 2.884,,- aan salaris advocaat in het principaal appel en op € 721,- aan salaris advocaat in het incidenteel appel en € 163,- aan nasalaris te verhogen met € 85,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
- bepaalt dat binnen veertien dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 85,-, na de datum van betekening, aan deze kostenveroordeling moet zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen tot aan de dag der algehele voldoening;
- wijst het in hoger beroep meer of anders gevorderde af;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.