ECLI:NL:GHDHA:2022:135
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Chr.Th.P.M. Zandhuis
- A. van Dongen
- R.A. Bosman
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning en vergoeding van immateriële schade
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, waarin de WOZ-waarde van zijn woning is vastgesteld op € 598.000. De belanghebbende, eigenaar van een vrijstaande woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze waarde, die door de Heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland was vastgesteld op 1 januari 2018. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep is gegaan. Belanghebbende stelt dat de waarde te hoog is en vraagt om een herziening naar € 500.000, alsook om vergoeding van immateriële schade. Het Hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de Heffingsambtenaar zijn stelling voldoende heeft onderbouwd met een waarderapport en matrix, waarin de waarde van de woning is bepaald aan de hand van vergelijkingsobjecten. Het Hof heeft de argumenten van belanghebbende verworpen, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het geschil niet is overschreden, waardoor er geen recht op vergoeding van immateriële schade bestaat. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af.