Uitspraak
Artikel 2
Binnenstad
Binnenring
Buitenring
B E S L U I T :
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd door de gemeente Delft. De naheffingsaanslagen, gedateerd op 5 en 7 december 2019, betroffen elk een bedrag van € 91, bestaande uit € 30 parkeerbelasting en € 61 kosten van de naheffingsaanslag. Belanghebbende heeft bezwaar aangetekend tegen deze aanslagen, maar de Heffingsambtenaar heeft deze bezwaren ongegrond verklaard. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank Den Haag, die de beroepen ongegrond verklaarde. Belanghebbende is vervolgens in hoger beroep gegaan bij het Gerechtshof Den Haag.
Het Gerechtshof heeft vastgesteld dat de gemeenteraad van Delft op 26 september 2019 een verordening heeft vastgesteld waarin de regels omtrent parkeren zijn vastgelegd. De verordening is op 1 december 2019 in werking getreden. De Heffingsambtenaar heeft de naheffingsaanslagen opgelegd omdat belanghebbende geen parkeerbelasting had voldaan voor het parkeren op een vergunninghoudersplaats. Het Hof oordeelt dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd, aangezien de parkeerbelasting volgens de verordening verschuldigd is op de aangewezen plaatsen en tijdstippen.
Belanghebbende heeft betoogd dat het tarief van € 30 per dag buitenproportioneel is, maar het Hof oordeelt dat dit tarief niet onredelijk is en voldoet aan de wettelijke eisen. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De uitspraak is op 14 juli 2022 in het openbaar uitgesproken.