Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.NJSC Naftogaz of Ukraine,
National Joint Stock Company Chornomornaftogaz,
JSC Ukrtransgaz,
Likvo LLC,
JSC Ukrgasvydobuvannya,
JSC Ukrtransnafta,
Subsidiary Company Gaz Ukraiiny,
1.Het verloop van de procedure
2.Korte aanduiding van de zaak
3.Enige feiten
Annexatieverdrag).Op 21-22 maart 2014 keurde het Russische parlement het Annexatieverdrag goed en ratificeerde het. Op 21 maart 2014 nam de Russische Federatie een wet aan waarin de toetreding van de Republiek de Krim en de stad Sevastopol tot de Russische Federatie per 18 maart 2014 werd bevestigd (de
Toelatingswet). De Toelatingswet erkende onder meer de doorlopende geldigheid van onder Oekraïens recht rechtsgeldig verkregen eigendomsrechten per 18 maart 2014.
State Council of the Republic of Crimea, de Staatsraad van de toen net opgerichte Republiek de Krim, besluit No. 1758-6/14 om vergunningen, gebruiksrechten, exploitatierechten en overige eigendommen van Chornomornaftogaz en Ukrtransgaz te nationaliseren (het
Nationalisatiebesluit). Op 11 april 2014 onteigende de Staatsraad van de Krim een aantal investeringen van Naftogaz, waaronder drie vergunningen voor offshore opsporing en het recht om het gaspijpleidingsysteem van de Krim te gebruiken. Op 30 april 2014 onteigende diezelfde Staatsraad het overige bezit van Naftogaz op de Krim.
Agreement between the Government of the Russian Federation and the Cabinet of Ministers of Ukraine on the encouragement and mutual protection of investments(hierna: de BIT 1998). Dit verdrag voorziet onder meer in bescherming van investeringen (
investments), gedaan door investeerders van de ene lidstaat op het grondgebied (
territory) van de andere lidstaat. De authentieke taalversies van de BIT 1998 zijn in het Russisch en het Oekraïens.
Definitions):
For the purposes of this Agreement:
Application of the Agreement):
This Agreement shall apply to all investments made by investors of one Contracting Party in the territory of the other Contracting Party, on or after January 1, 1992”
Amendments):
By their mutual consent, the Contracting Parties may make necessary amendments and addenda to this Agreement, which shall be formalized as relevant Protocols and shall constitute an integral part of this Agreement after each of the Contracting Parties has notified the other that the national procedures necessary for the Protocol to take effect have been completed.”
Notice of Arbitrationuit te brengen aan de Russische Federatie. Zij lieten daarbij weten dat zij dr. [arbiter 1] als arbiter benoemden. Omdat de Russische Federatie geen eigen arbiter benoemde, hebben Naftogaz c.s. bij brief van 22 november 2016 de secretaris-generaal van het Permanente Hof van Arbitrage (PHA) verzocht een tweede arbiter te benoemen. Daarop heeft dr. […] als
Appointing Authoritydr. [arbiter 2] als arbiter benoemd. Vervolgens heeft dr. […] rechter [arbiter 3] als voorzitter benoemd. De arbiters hebben Den Haag als plaats van arbitrage aangewezen.
The notice of initiation on the basis of Article 9 of the Agreement Between the Government of the Russian Federation and the Cabinet of Ministers of Ukraine on the Encouragement and Mutual Protection of Investments dated 27 November 1998 (hereinafter – Agreement) of the international arbitration proceedings at the Permanent Court of Arbitration (the Hague) with respect to the claim filed by the NJSC “Naftogaz Of Ukraine”, PSC “State Joint Stock Company Chornomornaftogaz”, PJSC “Ukrtransgaz”, PJSC “Ukrgasvydobuvannya”, PJSC “Ukrtransnafta”, SC “Gaz Ukrainy” and SC “Likvo” is hereby returned.
non-disputing party submission’ ingediend, waarin Oekraïne haar standpunt over de toepasselijkheid van de BIT 1998 voor de onderhavige kwestie heeft toegelicht.
jurisdiction) en aansprakelijkheid (
liability) in een preliminaire procedure te behandelen (
bifurcation). Op 22 februari 2019 heeft de meerderheid van het scheidsgerecht een gedeeltelijke einduitspraak (
Partial Award)gedaan. Het dictum van deze meerderheidsuitspraak luidt als volgt:
For the reasons set out above, the Tribunal by majority rules:
Dissenting Opinion) te kennen gegeven.
Procedural Order no. 8van 6 oktober 2019. Kort samengevat is de Russische Federatie door het scheidsgerecht in de gelegenheid gesteld om verweer te voeren met betrekking tot (de omvang van) de schadevergoeding.
4.De vorderingen
5.De beoordeling
Article 31. General rule of interpretation
De uitleg van de bepalingen van de ECT dient te geschieden aan de hand van de maatstaven van de art. 31-33 WVV. Op grond van art. 31 lid 1 WVV moet een verdrag te goeder trouw worden uitgelegd overeenkomstig de gewone betekenis van de termen van het verdrag in hun context en in het licht van voorwerp en doel van het verdrag. Uit art. 31 lid 3, aanhef en onder b, WVV volgt dat behalve met de context rekening moet worden gehouden met ieder later gebruik in de toepassing van het verdrag waardoor overeenstemming van de verdragspartijen inzake de uitleg van het verdrag is ontstaan, hetgeen meebrengt dat ook de heersende opvatting in de rechtspraak en literatuur van de verdragslanden een primair interpretatiemiddel bij de uitleg van dat verdrag vormt (de statenpraktijk). Op aanvullende middelen van uitleg kan een beroep worden gedaan om de betekenis die voortvloeit uit de toepassing van art. 31 WVV te bevestigen of de betekenis te bepalen indien de uitleg, geschied overeenkomstig art. 31 WVV, de betekenis dubbelzinnig of duister laat, of leidt tot een resultaat dat duidelijk ongerijmd of onredelijk is (art. 32 WVV). Met inachtneming van het bepaalde in art. 32 WVV kan voor de uitleg van een verdrag een beroep worden gedaan op de voorbereidende werkzaamheden (travaux préparatoires) van dat verdrag.”
De grondslag van artikel 1065 lid 1 onder a Rv
territoryvan de Russische Federatie zoals gedefinieerd in artikel 1 lid 4 BIT 1998; het scheidsgerecht is uitgegaan van een verkeerde uitleg van het begrip
territory.
investorsdie
investmentsin de zin van artikel 1 van de BIT 1998 hebben gedaan, omdat hun investeringen vóór 1 januari 1992 zijn gedaan op het grondgebied van de Sovjet-Unie en dus vallen buiten het temporele bereik van de BIT 1998 krachtens artikel 12 daarvan.
investmentsin de zin van artikel 1 in samenhang met artikelen 9 en 12 BIT 1998. Er is sprake van oorspronkelijk binnenlandse investeringen die niet beschermd worden door de BIT, ook niet na de incorporatie van de Krim. Het scheidsgerecht is dus uitgegaan van een verkeerde uitleg van het begrip
investments.
investorsin de zin van artikel 1 lid 2 BIT 1998 onder meer omdat zij onder hun nationale Oekraïense recht nooit bevoegd zijn geweest buitenlandse investeringen op de Krim te doen. Het scheidsgerecht is dus uitgegaan van een verkeerde uitleg van het begrip
investors.
investmentsgedaan en zijn geen
investorsin de zin van de BIT 1998.
De grondslag van artikel 1065 lid 1 onder c Rv
De grondslag van artikel 1065 lid 1 onder e Rv
feesbetaald en nooit met de in de arbitrage betrokken eisende partijen gecommuniceerd.
Het samenstel van bepalingen van art. 1052 lid 1 en 2 en art. 1065 lid 1 sub a Rv strekt ertoe te bewerkstelligen dat, indien een partij de bevoegdheid van het scheidsgerecht wil betwisten vanwege het ontbreken van een geldige overeenkomst tot arbitrage, daarover door het scheidsgerecht in een vroeg stadium van de procedure een beslissing kan worden genomen, waardoor zoveel mogelijk voorkomen wordt dat onnodige proceshandelingen verricht zouden worden indien een later (in het arbitraal geding of bij de gewone rechter) gedaan beroep op het ontbreken van een geldige overeenkomst tot arbitrage, alsnog zou moeten leiden tot het oordeel dat het scheidsgerecht onbevoegd is. In het licht van deze strekking moet beoordeeld worden of en in hoeverre toelaatbaar is dat een partij die in het arbitraal geding voor alle weren een beroep op het ontbreken van een geldige overeenkomst tot arbitrage heeft gedaan, het beroep daarop in het verdere verloop van het arbitraal geding dan wel in de vernietigingsprocedure met nieuwe feitelijke of juridische stellingen onderbouwt. Niet kan als algemene regel worden aanvaard dat daartoe nimmer ruimte zou bestaan. Telkens zal in een concreet geval beoordeeld moeten worden of een nieuwe feitelijke of juridische stelling, mede gelet op de eisen van een goede procesorde, in strijd komt met de hiervoor weergegeven strekking van de wettelijke regeling.”
Partial Award– het enige teken van leven van de Russische Federatie geweest in de arbitrale procedure. Partijen gaan er terecht beide vanuit dat in een arbitrale procedure geen formele eisen gelden voor het verschijnen in de procedure. Op zich is het dus mogelijk dat een dergelijke brief, ook als er verder geen participatie is, als een verschijnen moeten worden aangemerkt. Dat kan het geval zijn als de desbetreffende brief het karakter heeft van een (beknopt) verweerschrift. Het gaat hier om uitleg van de brief aan de hand van objectieve maatstaven. Niet doorslaggevend is dat de brief aan het PHA is gestuurd, en niet aan het scheidsgerecht. Naftogaz c.s. hebben terecht naar voren gebracht dat de Russische Federatie ervan moest uitgaan dat haar brief zou worden doorgestuurd aan het scheidsgerecht en aan de raadslieden van Naftogaz c.s. Doorslaggevend is dat de hoofdboodschap van de brief van 19 januari 2017 is dat de Russische Federatie de
notice of initiation (…) of the international arbitration proceedingsterugzendt (inclusief de toegezonden 54 bladzijden), met de klaarblijkelijke bedoeling dat zij niet aan de arbitrale procedure zal deelnemen. Die boodschap is toegelicht met een korte toelichting, bestaande uit vier volzinnen, waarin is uiteengezet waarom het tribunaal onbevoegd wordt geacht. De brief heeft daarmee niet het karakter van een (beknopt) verweerschrift. Dat het scheidsgerecht het in de brief genoemde bevoegdheidsverweer wel heeft behandeld, maakt dit niet anders. Het scheidsgerecht was immers gehouden ook eigener beweging te toetsen of het bevoegd was en heeft dat ook – los van de desbetreffende brief – gedaan. In alinea 137 van de
Partial Awardvan 22 februari 2019 overwoog het scheidsgerecht immers: “
In addition to consideration of the broad objection of Russia, the Tribunal must satisfy itself, on the basis of the provisions of the Treaty and general principles of international law, that all of the other conditions under the BIT respecting jurisdiction are fulfilled.” De Russische Federatie heeft verder terecht naar voren gebracht dat zowel het scheidsgerecht (in de alinea’s 14, 135 en 196) als Naftogaz c.s. er tijdens de arbitrale procedure blijk van hebben gegeven dat zij de Russische Federatie beschouwden als “niet verschenen”.
De volledige en niet-terughoudende, oftewel integrale, toetsing onder artikel 1065 lid 1 sub a Rv wil dus zeggen dat, voor zover daartegen het vernietigingsberoep is gericht, de gewone rechter alleen de uitdrukkelijke, positieve bevoegdheidsbeslissing van het scheidsgerecht volledig toetst: was die bevoegdheidsaanvaarding op de door het scheidsgerecht dáárvoor aangegeven grond al dan niet juist. Daar houdt de taak van de rechter ex artikel 1065 lid 1 onder a Rv op. De gewone rechter kan niet een alternatieve, al dan niet door de eiser in de arbitrage of pas door hem als verweerder in de vernietigingsprocedure ingeroepen, bevoegdheidsgrond onder het arbitraal vonnis schuiven teneinde de vernietiging ervan te voorkomen.”
onbevoegdheeft verklaard en de situatie waarin een scheidsgerecht zich
bevoegdheeft verklaard. In het laatste geval heeft de rechter uiteindelijk het laatste woord over de vraag of een geldige arbitrageovereenkomst bestaat. Hieruit volgt dat de rechter niet beperkt is tot gronden waarop het scheidsgerecht zijn bevoegheidsoordeel heeft gebaseerd. De vernietigingsrechter moet zelf vaststellen of het scheidsgerecht zich terecht bevoegd heeft verklaard, mits dergelijke argumenten tijdig in de vernietigingsprocedure naar voren zijn gebracht.
Op grond van art. 1052 lid 1 (oud) Rv mag het scheidsgerecht zelf over zijn bevoegdheid oordelen. Indien het scheidsgerecht zich bevoegd acht, is dat oordeel evenwel niet definitief. Het laatste woord over de bevoegdheid van de arbiters komt aan de rechter toe. Dat hangt samen met het fundamentele karakter van het recht op toegang tot de rechter. Indien op de voet van art. 1065 lid 1, aanhef en onder a, (oud) Rv wordt gevorderd dat het arbitrale vonnis wordt vernietigd omdat een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt, dient de rechter te beoordelen of een geldige arbitrageovereenkomst bestaat. Die beoordeling dient zonder terughoudendheid plaats te vinden, en is niet beperkt tot de vraag of de arbiters hun bevoegdheid op de juiste gronden hebben aangenomen. Het algemeen belang bij een effectief functionerende arbitrale rechtspleging brengt mee dat de rechter de arbitrale beslissing niet vernietigt op de enkele grond dat het scheidsgerecht de beslissing dat het bevoegd is van het geschil kennis te nemen, onjuist heeft gemotiveerd. Het staat de rechter dan ook vrij om op andere dan de door het scheidsgerecht gehanteerde gronden te oordelen dat het zich terecht bevoegd heeft geacht om van het geschil kennis te nemen. Een andere opvatting zou immers ertoe leiden dat de rechter die oordeelt dat de door het scheidsgerecht gehanteerde gronden ontoereikend zijn voor de door het scheidsgerecht aangenomen bevoegdheid, maar constateert dat het scheidsgerecht wel op andere gronden bevoegd is, het arbitrale vonnis desalniettemin zou moeten vernietigen. Het gevolg daarvan zou zijn dat, hoewel er een geldige overeenkomst tot arbitrage is, het geschil door de gewone rechter moet worden beslist, tenzij de partijen anders overeenkomen (art. 1067 (oud) Rv). Dat strookt niet met de gebleken bedoeling van de partijen om hun geschil niet aan overheidsrechtspraak maar aan arbitrage te onderwerpen.”
Partial Awardvan 22 februari 2019:
161. The jurisdiction of the Tribunal rests on a treaty to which both Russia and Ukraine are parties. As the Belbek tribunal pointed out, “the juridical space” occupied by the BIT has not been modified by annexation or otherwise since the BIT was concluded on 27 November 1998. The facts required to establish jurisdiction under the BIT do not turn on the legality or illegality of encroachments by one Contracting Party on the territory of the other. In the view of this Tribunal’s
directs that the Treaty“
be interpreted in good faith in accordance withthe ordinary meaning
to be given to the terms of the treaty in theircontext
and in light of itsobject and purpose
. In the majority view, the“
ordinary meaning to be given to the terms”
should not be cut down or diluted by importing the concept of“
lawful”
of“
sovereignty”
where the parties have chosen to use the word“
territory”
without any such limitation. On this point the Tribunal notes the submission of Ukraine that:
sovereignty”
, but Ukraine deferred to Russia’s preferred practice of leaving references to territory open-ended. A restrictive definition should not be imposed where the parties to an investment treaty could have chosen to adopt one, but did not.
sovereign”
territory they would have said so.”
territoryvan de Russische Federatie of van Oekraïne in de zin van artikel 1 lid 4 BIT 1998. De betekenis van artikel 1 lid 4 BIT 1998, overeenkomstig artikel 31 lid 1 WVV op juiste wijze geïnterpreteerd, impliceert een beslissing over het soevereiniteitsgeschil. Met
territoryis immers bedoeld “soeverein grondgebied”.
territory.
.
territorygegeven uitleg behelst geen impliciet oordeel inzake soevereiniteit, evenmin als de vaststelling dat de Russische Federatie haar wetgeving op de Krim toepast. De juridische belangen van Oekraïne, die geen partij was bij de arbitrage, vormden niet de
very subject mattervan het geschil tussen de Russische Federatie en Naftogaz c.s. Het scheidsgerecht heeft geen uitspraak gewezen die de belangen van Oekraïne raakt.
territoryin artikel 1 lid 4 BIT 1998. Volgens de Russische Federatie moet dit begrip worden uitgelegd als
sovereign territory, terwijl één van de (noodzakelijke) elementen van het begrip
sovereign territoryis, dat de soevereiniteit van een staat over een bepaald grondgebied internationaal wordt erkend. Als deze uitleg juist is, zou de meerderheid van het scheidsgerecht met haar oordeel dat de Krim kan worden gezien als
territoryvan de Russische Federatie in de zin van artikel 1 lid 4 van de BIT 1998, inderdaad (impliciet) een oordeel hebben gegeven over de soevereiniteitskwestie. De meerderheid van het scheidsgerecht heeft in de arbitrale tussenuitspraak echter geoordeeld, dat het begrip
territorynu juist níet moet worden uitgelegd als
sovereign territoryin deze zin. De meerderheid van het scheidsgerecht oordeelde dat de Russische Federatie
effective control andde facto
authorityhad en dat als de contractspartijen met
territorybedoelden
sovereign territory,zij dat wel gezegd zouden hebben. Het scheidsgerecht hoefde, gegeven deze uitleg, geen oordeel te geven over het soevereiniteitsgeschil tussen de Russische Federatie en Oekraïne en heeft dat ook niet gedaan. Het heeft zich enkel gebaseerd op de feitelijke stand van zaken op de Krim. Of deze uitleg van het begrip
territoryjuist is, komt hierna aan de orde. Waar het hier om gaat is dat het scheidsgerecht niet heeft geoordeeld over de soevereine status van de Krim.
Dispute Concerning Coastal State Rights in the Black Sea, Sea of Azov, and Kerch Strait (Ukraine v. the Russian Federation, PCA Case No. 2017-06). Het hof volgt de Russische Federatie daarin niet. Naftogaz c.s. hebben terecht naar voren gebracht dat in die kwestie de vraag welk land soevereiniteit bezit op de Krim volledig bepalend was voor de gegrondheid van bepaalde vorderingen van Oekraïne, die gebaseerd waren op het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (hierna: het UNCLOS). Het UNCLOS geeft onder meer een “kuststaat” het recht om verschillende activiteiten te verrichten in de wateren voor de kust. In de UNCLOS-zaak had Oekraïne zich op het standpunt gesteld dat zij soevereiniteit had over de Krim (
Interim Award§152). Om te bepalen of Oekraïne gold als kuststaat in de zin van dat verdrag
,was het daarom volgens het scheidsgerecht nodig om te bepalen wie de soevereiniteit had op de Krim. Daartoe achtte het scheidsgerecht zich niet bevoegd. Anders dan in deze zaak heeft het scheidsgerecht in de UNCLOS-zaak zijn bevoegdheid niet gebaseerd op de uitoefening van “
settled jurisdiction or control”, waarvoor geen oordeel over de soevereiniteit nodig is. Daarbij komt dat deze zaak zich onderscheidt van de onderhavige zaak doordat het een geschil tussen de (verdrags)staten zelf betrof en niet tot onderwerp had het (gestelde) aantasten van investeringen van derden, te weten (rechts)personen gevestigd of woonachtig in een verdragsstaat.
territorygegeven uitleg. Het hof zal daarbij voor zover nodig de argumenten betrekken die de Russische Federatie heeft aangevoerd in het kader van de vraag of het scheidsgerecht ten onrechte in het soevereiniteitsgeschil is getreden.
juridical spacevan de BIT 1998 sinds de inwerkingtreding niet is gewijzigd door de annexatie of anderszins. Diezelfde meerderheid heeft geoordeeld dat Oekraïne weliswaar juridische argumenten heeft voor haar positie op de Krim, maar dat de Russische Federatie de Krim en Sevastopol in bezit houdt en dat het scheidsgerecht bij de uitleg van de BIT 1998 gehouden is om de juridische consequenties te bepalen van een
fait accompli. Zij merkt op dat artikel 29 van de WVV, dat bepaalt dat een verdrag elke partij bindt ten opzichte van
its entire territory,geen verband legt met de
sovereigntyof
lawfulnessvan bezetting en controle. Ten aanzien van artikel 1 lid 4 BIT 1998 heeft de meerderheid van het scheidsgerecht overwogen dat de zinsnede daarin “
defined in accordance with international law” alleen terugslaat op de “
exclusive economic zones and continental shelf” en niet op de definitie van
territoryals zodanig. Het scheidsgerecht heeft zich bij zijn oordeel laten leiden door artikel 31 lid 1 WVV dat bepaalt alle verdragen te goeder trouw moeten worden uitgelegd in overeenstemming met de
ordinary meaningdie aan de termen van het verdrag moet worden gegeven, gelezen in hun
contexten in het licht van het
object and purposevan het verdrag. De meerderheid van het scheidsgerecht is van oordeel dat de gewone betekenis van de term
territoryniet moet worden beknot of afgezwakt door daaraan het concept van wettig of soevereiniteit toe te voegen, terwijl partijen ervoor gekozen hebben om het woord
territoryzonder zo’n beperking te gebruiken.
180. In summary, at the time the BIT was concluded there was one geographic territory shared between two sovereign states, Ukraine and Russia. That is still the situation. Within the geographic space, effective control and de facto authority over both domestic and international relations of Crimea and Sevastopol was seized by the occupying forces of Russia and adopted by the Russian Parliament and endorsed by the Russian Supreme Court. While Ukraine has not surrendered sovereignty, it acknowledges that it is incapable of exercising it. De facto power was exercised by Russia from and after 27 February 2014 (“Special Operations Forces Day”) although the constitutionality of the annexation under Russian law and the legality of the seizure under Russian law were not regularized until 21 March 2014 backdated to March 2014.”
territoryin artikel 1 lid 4 BIT 1998 naar hetzij het soevereine grondgebied van de Russische Federatie, hetzij het soevereine grondgebied van Oekraïne in 1998, toen de BIT 1998 werd gesloten. Op dat moment maakte de Krim deel uit van Oekraïne. De betekenis van het begrip
territoryin artikel 1 lid 4 BIT 1998 kan nadien alleen wijzigen met instemming van de verdragspartijen.
territoryop grond van artikel 31 WVV moet worden uitgelegd aan de hand van (i) de gewone betekenis, (ii) de context, (iii) het voorwerp en doel van de BIT 1998 en (iv) de goede trouw; de meerderheid van het scheidsgerecht heeft deze analyse ten onrechte nagelaten. Toepassing van deze maatstaf brengt volgens de Russische Federatie het volgende mee:
territoryin het internationaal publiekrecht en de tekst van de BIT 1998 zelf volgt dat met
territorybedoeld is
sovereign territoryvan elke verdragspartij bij het sluiten van de BIT 1998. Deze gewone betekenis van
territorywordt bevestigd door de Commissie voor Internationaal Recht (ILC) van de VN, gezaghebbende internationale rechtspraak, het Hof van Justitie van de EU en een grote hoeveelheid gezaghebbende literatuur op het gebied van internationaal publiekrecht;
in accordance with international law” in de tekst na “
exclusieve economic zone and the continental shelf” in artikel 1 lid 4 BIT 1998 houdt dus, anders dan de meerderheid van het scheidsgerecht meent, wel verband met de definitie van het grondgebied. En zelfs als dat niet zo zou zijn, moet het territorium in het eerste deel van de definitie worden bepaald om de “
exclusive economic zone and the continental shelf” te kunnen bepalen;
territoryin woordenboeken legt dus geen gewicht in de schaal. Bovendien definieert een aantal juridische woordenboeken het begrip
territorymet een expliciete verwijzing naar soevereiniteit;
or” en “
respective” in de definitie van
territoryblijkt dat het begrip
territoryslechts naar het (soevereine) grondgebied van één verdragsstaat kan verwijzen;
its” in artikel 1 lid 4 BIT 1998 drukt een element van bezit of eigendom uit, waaruit volgt dat de intentie was te verwijzen naar het respectieve soevereine grondgebied van partijen;
exclusive economic zone and the continental shelf” was alleen nodig omdat deze gebieden naar internationaal publiekrecht geen onderdeel zijn van het soevereine grondgebied van een staat;
territoryiets anders te laten betekenen dan soeverein grondgebied, dan hadden partijen het wel in het verdrag opgenomen; evenmin hebben partijen hebben de bedoeling gehad om het begrip qua inhoud te laten “evolueren”;
dissenting opinionvan professor [arbiter 2] en de door de Russische Federatie overgelegde
legal opinionsvan prof. P. Dumberry, prof. emeritus M. Mendelson, prof. Y. Nouvel en prof. A. Bianchi.
territoryis onlosmakelijk verbonden met bij uitstek soevereine bevoegdheden van een verdragspartij;
effective control and jurisdiction” staat, want dat kan niet de gemeenschappelijke bedoeling zijn geweest bij het sluiten van de BIT 1998.
- een uitleg te goeder trouw dient de gewone betekenis van een verdragsbegrip te benadrukken. In 1998 hield niemand, en zeker niet de vertegenwoordigers van beide verdragspartijen, rekening met het feit dat de Krim een betwist gebied zou worden tussen de verdragspartijen, laat staan dat een dergelijke omstandigheid onder het toepassingsgebied van de BIT 1998 zou kunnen vallen;
- artikel 73 WVV bepaalt bovendien dat bij de uitleg van verdragsbepalingen niet mag worden vooruitgelopen op vraagstukken die zich met betrekking tot een verdrag kunnen voordoen op grond van statenopvolging of het uitbreken van vijandelijkheden tussen staten.
travaux préparatoiresvan de BIT 1998 als de statenpraktijk de door de Russische Federatie voorgestane uitleg van het begrip
territoryin de BIT 1998. De Russische Federatie heeft daartoe gewezen op enkele voorstellen voor artikel 1 lid 4 BIT 1998 van Oekraïne, waarin wel het woord
sovereign powerof
sovereign rights or jurisdictionvoorkomt.
territorygegeven uitleg onjuist is. Hun betoog kan als volgt worden samengevat.
territorywordt gedoeld op het gebied dat valt binnen de effectieve rechtsmacht en controle van een staat. Wat betreft de gewone betekenis voeren zij aan dat in artikel 1 lid 4 BIT 1998 wordt gesproken over
territoryen niet over sovereign
territory. Dit is een bewuste keuze van de verdragspartijen geweest. In andere bilaterale investeringsverdragen wordt de term
territorynader gedefinieerd door een uitdrukkelijke verwijzing naar
sovereignty. Dat zou overbodig zijn als het begrip
territoryal
sovereigntyomvat. Ook uit de jurisprudentie en de literatuur en uit de betekenis die de woordenboeken aan het begrip
territorytoekennen blijkt dat het grondgebied waarover een staat effectieve controle heeft, wordt gezien als de gewone betekenis van
territory.
territorystatisch uit te leggen in die zin dat het beperkt is tot de soevereine grondgebieden zoals die bestonden in 1998. Het is inherent aan een generiek begrip als
territorydat zijn inhoud (de daarmee aangeduide feiten) kan veranderen door de tijd. Dit zijn geen veranderingen in de gewone betekenis van de tekst van de BIT 1998 maar een andere toepassing van het begrip op specifieke feitelijke omstandigheden.
territoryde gebieden onder effectieve controle of rechtsmacht van een verdragspartij omvat. De bepaling definieert het begrip
territoryals, in het geval van de Russische Federatie, omvattend
the territory of the Russia Federation … as well as [its] exclusive economic zone and the continental shelf.De toevoeging van deze maritieme gebieden ondersteunt de ruime lezing van het begrip
territory,dat weliswaar ruim is en de gebieden onder rechtsmacht of controle omvat, maar niet ook de exclusieve economische zone en het continentaal plat. De zinsnede
in accordance with international law, verwijst naar de
exclusive economic zone and the continental shelfen niet, zoals de Russische Federatie stelt, naar
territory.
blow hot and cold” door enerzijds te stellen dat zij de Krim rechtmatig als haar soevereine grondgebied heeft ingelijfd en anderzijds aan te voeren dat zij niet is gebonden aan haar verdragsverplichtingen op dat grondgebied.
its entire territory). Bij de totstandkoming van artikel 29 WVV is de reikwijdte van dit begrip door de ILC toegelicht, waarbij zij gezien de gebruikte bewoordingen tot de conclusie kwam dat het begrip ruim moet worden uitgelegd; de territoriale werkingssfeer omvat gebieden onder de effectieve controle en rechtsmacht van een staat.
territoryin artikel 1 lid 4 BIT 1998 is duidelijk. Er is daarom geen noodzaak om aanvullende middelen van uitleg te gebruiken om de betekenis van
territoryte achterhalen, zoals de Russische Federatie doet. Maar zelfs als die aanvullende middelen, de
travaux préparatoiresen de statenpraktijk, te hulp worden geroepen leiden zij niet tot een andere uitkomst.
de factocontrole over de Krim heeft. Voor zover de Russische Federatie betoogt dat haar wetten niet gelden op de Krim omdat Oekraïne dat niet erkent, gaat het hof daaraan voorbij. De toepassing van de wetgeving van de Russische Federatie op de Krim in de praktijk is, voor zover voor deze kwestie van belang, niet afhankelijk van de erkenning door Oekraïne. De Russische Federatie heeft voor het overige niet, althans niet gemotiveerd, betwist dat zij op de Krim het volledige gezag heeft en dat haar wetten daar worden toegepast. De Russische Federatie heeft immers de Krim geïncorporeerd in haar federatie, zoals blijkt uit de hierboven weergegeven samenvatting van de gebeurtenissen op de Krim.
territoryvan de Russische Federatie als bedoeld in artikel 1 lid 4 BIT 1998, op de volgende gronden:
sovereign territory;
territoryin een verdrag altijd wordt bedoeld
sovereign territoryin de door de Russische Federatie bedoelde zin;
object and purpose’) – te goeder trouw (‘
in good faith’) – tezamen in één operatie worden toegepast, leidt tot de conclusie dat de Krim valt onder de
territoryvan de Russische Federatie.
The term “territory” means the territory of the Russian Federation or the territory of Ukraine as well as their respective exclusive economic zone and the continental shelf, defined in accordance with international law.”
sovereign territory. Uit de toevoeging “
as well as their respective exclusive economic zone and the continental shelf” volgt niet dat met “
territory” wordt bedoeld: “
sovereign territory”. De exclusieve economische zone en het continentaal plat maken geen onderdeel uit van het soevereine grondgebied van een staat, maar ook niet van een gebied waarover een staat rechtsmacht en effectieve controle uitoefent en waarvoor hij internationaal verantwoordelijkheid draagt.
territoryworden afgeleid. De zinsnede “
defined in accordance with international law” slaat naar het oordeel van het hof alleen terug op de zinsnede “
their respective exclusive economic zone and the continental shelf”, en niet ook op “
territory of the Russian Federation or the territory of Ukraine”. Naftogaz c.s. hebben bij conclusie van dupliek een rapport overgelegd van dr. Egbert Fortuin, universitair hoofddocent Russische taalkunde, die de authentieke taalversies van de BIT 1998 heeft bestudeerd en die deze conclusie op grond van syntactische argumenten bevestigt. Het hof sluit zich bij deze conclusie aan. De Russische Federatie heeft geen taalkundige argumenten naar voren gebracht die tot een andere conclusie leiden.
territoryalleen kan vallen het grondgebied van de Russische Federatie zoals dit was op het moment van het sluiten van het verdrag. Het hof onderschrijft de stelling van de Russische Federatie dat voor de
betekenisvan het begrip
territorymoet worden uitgegaan van de bedoelingen van de verdragsluitende partijen op het moment van het sluiten van het verdrag, maar, zoals Naftogaz c.s. terecht naar voren hebben gebracht, betekent dit niet dat de
inhoudvan het begrip (het daadwerkelijke grondgebied) niet kan wijzigen bij toepassing van een uitleg conform die bedoelingen. Dat de verdragsluitende partijen bedoeld hebben het territoriale toepassingsgebied te fixeren op het moment van het sluiten van de BIT 1998 blijkt nergens uit.
territoryin het internationale verdragenrecht altijd de betekenis heeft van
sovereign territory, ongeacht voorwerp en doel van het verdrag. Noch uit de juridische literatuur waarnaar de Russische Federatie verwijst, noch uit internationaalrechtelijke rechtspraak valt zo’n categorische conclusie te trekken. Uit het feit dat algemeen wordt aanvaard dat verdragen gelding hebben op het gehele soevereine grondgebied van een staat, volgt immers niet de conclusie dat verdragen niet ook werking (kunnen) hebben op grondgebied waarover een staat langdurig rechtsmacht en effectieve controle uitoefent, zoals in het onderhavige geval.
territoryaltijd wordt verwezen naar
sovereign territory.Artikel 29 WVV luidt als volgt:
Unless a different intention appears from the treaty or is otherwise established, a treaty is binding upon each party in respect of its entire territory”.
Commentary on the 1969 Vienna Convention on the Law of Treaties”, Mark E. Villiger, Leiden/Boston 2009, blz. 392 – 393):
If there are territorial changes, the treaty continues, in principle, to apply to the entire territory; different intentions would have to be renegotiated with, or at least be tacitly approved by, the other parties.”
territoryin zijn algemeenheid verwijst naar grondgebieden waarvan de soevereiniteit door de internationale gemeenschap is erkend. Zie Villiger, a.w. blz. 392:
The territory covers the area over which a party to the treaty exercises sovereignty and thus embraces all that State’s land, territorial waters and air space, whether or not these areas are part of the metropolitan area (though not the continental shelf, the exclusive economic zone and the fishery zones).Recognition under international law of the State and its territory is not required.” (vette letter aangebracht door het hof).
Raad/Front Polisario, ECLI:EU:C:2016:973). In dit arrest ging het om de vraag of het handelsakkoord mede van toepassing was op de Westelijke Sahara. Marokko rekende dit stuk van de Sahara tot zijn grondgebied. Dat werd betwist door Front Polisario, een organisatie die opkomt voor de inheemse bevolking van de Westelijke Sahara. Het Internationaal Gerechtshof had in een advies geoordeeld dat de inheemse bevolking van de Westelijke Sahara ingevolge het algemene volkenrecht het recht op zelfbeschikking toekwam. Mede in het licht van dat advies oordeelde het Hof van Justitie van de EU dat de definitie “het grondgebied van Marokko” in de associatieovereenkomst tussen de EU en Marokko niet de Westelijke Sahara omvatte. Naar het oordeel van het hof moet rechtsoverweging 95 van het arrest met betrekking tot de betekenis van artikel 29 WVV, waarop de Russische Federatie zich beroept, in die bijzondere context worden gezien. Voor zover het Hof van Justitie van de EU in algemene zin zou hebben bedoeld dat uit artikel 29 WVV volgt dat een verdrag een staat uitsluitend bindt ten aanzien van internationaal erkend soeverein grondgebied, volgt het hof dat standpunt niet. Zoals hiervoor overwogen, kan naar het oordeel van het hof uit de bepaling in artikel 29 WVV dat een verdrag van toepassing is op het “
entire territory” van een verdragspartij, worden afgeleid dat een verdrag ook geldt voor een gebied ten aanzien waarvan een staat rechtsmacht of effectieve controle uitoefent. Het hof voegt daaraan toe dat het niet gehouden is om de uitspraak van het Hof van Justitie van de EU, als deze de betekenis zou hebben die de Russische Federatie er aan toeschrijft, te volgen, aangezien de uitspraak niet de uitleg van het Unierecht betreft.
Vienna Convention on the Law of Treaties: a commentary,Berlijn: Springer, 2018, blz. 1334). Artikel 73 WVV staat daarom niet in de weg aan de uitleg van
territoryals door het scheidsgerecht gegeven.
travaux préparatoiresgeen grond om tot een andere conclusie te komen. Daaruit volgt weliswaar dat verschillende definities van
territorytussen de Russische Federatie en Oekraïne zijn uitgewisseld, waarbij – van de kant van Oekraïne – ook formuleringen zijn voorgesteld waarin het woord
sovereignvoorkomt, maar het hof kan aan de hand van die stukken niet vaststellen wat de reden is geweest waarom uiteindelijk de huidige formulering – waarin het woord
sovereignniet voorkomt – is gekozen. Bij de verschillende tekstvoorstellen ontbreekt een (authentieke) toelichting. Nadere inzichten over de bedoelingen van de verdragspartijen vallen uit de overgelegde
travaux préparatoiresdaarom niet te destilleren.
territorysteeds of zelfs gewoonlijk
sovereign territorywordt bedoeld. Naftogaz c.s. noemen daartegenover immers een aantal verdragen waarin dat juist niet het geval is.
territoryonlosmakelijk is verbonden met de soevereine bevoegdheden van een verdragspartij, zoals het toekennen van nationaliteit, het opzetten van een rechtsstelsel, het recht om bepaalde (takken van) investeerders uit te sluiten. Het hof is van oordeel dat de term
territoryin de door de Russische Federatie genoemde artikelen (slechts) aangeeft dat de verdragspartij de macht moet hebben om wetgeving uit te vaardigen, nationaliteit toe te kennen enz. Die macht kan een staat ook hebben over een gebied waarover hij de feitelijke controle uitoefent, zoals ook blijkt uit het feit dat de Russische Federatie wetgeving op de Krim heeft uitgevaardigd. Voorwerp en doel van de BIT 1998 is niet alleen het stimuleren, maar ook het beschermen van investeringen. Dit volgt in de eerste plaats uit de aanduiding van het verdrag (
on the encouragementand mutual protectionof investments), en daarnaast ook uit het feit dat de bescherming zich uitstrekt over investeringen gedaan op of na 1 januari 1992, dus ook over investeringen die zijn gedaan voor het sluiten en de inwerkingtreding van het verdrag. Het betoog van de Russische Federatie dat de bescherming uitsluitend gericht is op – gerekend vanaf het moment van sluiten van het verdrag – toekomstige investeringen, volgt het hof dus niet.
intending to create and maintain favorable conditions for mutual investments”. Bij het creëren van zulke gunstige omstandigheden gaat het niet alleen om het in het vooruitzicht stellen van bescherming voor toekomstige investeerders, maar ook om de bescherming van bestaande investeringen. De bescherming van bestaande investeringen dient ook het doel van het stimuleren van toekomstige investeringen. Toekomstige investeerders worden immers afgeschrikt als reeds bestaande investeringen (van derden of van henzelf) zonder adequate rechtsbescherming of compensatie worden onteigend of op andere wijze worden aangetast.
Expropriation), dat bescherming biedt tegen onteigening en nationalisatie van investeringen. Het is de Russische Federatie die op het grondgebied van de Krim sinds de gebeurtenissen in 2014 deze bevoegdheden uitoefent, met toepassing van de aan Russische overheidsorganen toekomende bevoegdheden. De Russische Federatie heeft niet, althans niet gemotiveerd, betwist dat de investeringen van Naftogaz c.s. op de hierboven samengevatte wijze, dus met gebruikmaking van overheidsbevoegdheden (in de vorm van overheidsdecreten) zijn onteigend. De Russische Federatie heeft er weliswaar op gewezen dat de mogelijkheid tot onteigenen een “
essential attribute of sovereignty” vormt, maar heeft niet bestreden dat zij deze mogelijkheid op het grondgebied van de Krim feitelijk heeft en ten aanzien van de investeringen van Naftogaz c.s. ook feitelijk heeft uitgeoefend.
Horror Vacui: Or Why Investment Treaties Should Apply to Illegally Annexed Territories, Journal of International Arbitration, 33 J.Int.Arb. 256 (2016)en Costelloe,
Treaty Succession in Annexed Territory, 65 ICLQ, 2016).
territoryvan de Russische Federatie als gedefinieerd in dit artikel. Het hof tekent daarbij nog aan dat het bij een uitleg van het verdrag conform de maatstaven van artikel 31 WVV, niet erop aankomt dat de verdragspartijen ten tijde van het sluiten van het verdrag deze feitelijke situatie, te weten de incorporatie van de Krim door de Russische Federatie vele jaren later, hebben voorzien en onder de werking van het verdrag hebben willen brengen. In zijn algemeenheid is het onmogelijk dat bij het sluiten van een verdrag alle mogelijke toekomstige situaties onder ogen worden gezien. Het komt erop aan na te gaan wat past bij de bedoelingen van partijen ten aanzien van de werking van het verdrag op het moment van het sluiten daarvan. De bedoeling van partijen was om investeringen van de onderdanen van een verdragspartij te beschermen tegen onder meer onteigeningen door de andere verdragspartij. Daarbij past dat tot het grondgebied van een verdragsstaat wordt gerekend, elk gebied waarover een verdragspartij rechtsmacht en effectieve controle uitoefent, die haar de mogelijkheid geven om investeringen van onderdanen van de andere verdragspartij te onteigenen.
territoryen dat dit dus geen grond voor vernietiging van het arbitrale (tussen)vonnis oplevert. Het argument van de Russische Federatie dat de BIT 1998 uitgaat van reciprociteit, zodat de Krim niet kan worden gekwalificeerd als
territoryin de zin van de BIT 1998 zolang Oekraïne de soevereine rechten van de Russische Federatie ten aanzien van de Krim niet erkent, zal hierna worden besproken. Dat argument leidt niet tot een andere conclusie.
Partial Awardvan 22 februari 2019 aandacht besteed aan de
non-disputing party submissionvan Oekraïne. Het scheidsgerecht heeft uit die
submissionafgeleid dat Oekraïne de soevereiniteitsclaim van de Russische Federatie op de Krim bestrijdt, maar tegelijkertijd in praktische zin aanvaardt dat de Russische Federatie sinds de incorporatie rechtsmacht heeft over en effectieve controle uitoefent op de Krim (
Partial Awardvan 22 februari 2019, §180). Het scheidsgerecht heeft het standpunt van Oekraïne betrokken bij zijn oordeel dat de Russische Federatie degene is die
de factosoevereiniteit uitoefent op de Krim.
territoryargument – benadrukt dat de BIT 1998 na de incorporatie van de Krim niet kan worden toegepast, omdat voor de werking van de BIT 1998 noodzakelijk is dat sprake is van reciprociteit. Omdat Oekraïne op grond van haar eigen wetgeving geen bescherming biedt onder de BIT 1998 voor investeringen op haar grondgebied door Krimse investeerders, kunnen er volgens de Russische Federatie geen verplichtingen van de Russische Federatie onder de BIT 1998 bestaan ten aanzien van Oekraïense investeringen op de Krim.
Agreement (…) on the Encouragement/Promotion and Reciprocal/Mutual Protection of Investments”) en de preambule van de BIT 1998 waar deze begrippen worden herhaald.
vice versa– worden aangemerkt als binnenlandse investeringen.
exceptio non adimpleti contractusde Russische Federatie in staat om haar wederkerige prestaties in het kader van de BIT 1998 met betrekking tot de Krim te weigeren, met inbegrip van haar bereidheid tot arbitrage.
exceptio non adimpleti contractusniet slaagt omdat een eventueel gebrek aan reciprociteit in interstatelijke verplichtingen nog niet meebrengt dat de Russische Federatie haar verplichting om te arbitreren tegenover Naftogaz c.s. kan weigeren, want Naftogaz c.s. zijn niet tekortgeschoten in de nakoming van eenzelfde of samenhangende verplichting.
Oekraïnede Russische Federatie nog niet het recht geeft om haar verplichting tot arbitreren jegens
Naftogaz c.s.niet na te komen. Die verplichting is immers niet wederkerig met de verplichtingen van Oekraïne.
territoryin de zin van de BIT 1998, dat Naftogaz c.s. geen door het verdrag beschermde
investmentshebben gedaan en dat Naftogaz c.s. geen
investorszijn in de zin van de BIT 1998. Deze standpunten zijn hiervoor aan de orde geweest of komen hierna aan de orde.
Partial Awardniet als zodanig behandeld. Wel heeft de meerderheid in haar
Partial Awardin § 175 opgemerkt dat de BIT 1998 niet zonder temporele grenzen is en dat artikel 12 de bescherming van het verdrag beperkt tot investeringen die op of na 1 januari 1992, de datum van het uiteenvallen van de USSR, zijn gedaan. Vervolgens heeft de meerderheid van het scheidsgerecht in § 191 geoordeeld dat het werkwoord “
made” in artikel 12 slechts een “
existing state of affairs” op de datum van de onteigening en het begin van de arbitrale procedure beschrijft.
Dissenting Opinionals haar mening te kennen gegeven dat op grond van artikel 12 van de BIT 1998 investeringen die vóór 1 januari 1992 zijn gedaan niet vallen onder de bescherming van artikel 5 tegen onteigening. Voor zover de pijpleidingen en met gas verband houdende investeringen zijn gedaan gedurende de tijd dat de Oekraïne en de Russische Federatie deel uitmaakten van de USSR zijn zij volgens haar niet beschermd.
Procedural Order no. 8uitgevaardigd. Daarin stelde hij het volgende vast:
The Tribunal specifically noted in paragraph 175 of the Partial Award that “[t]he Treaty itself is not without temporal limitations. Article 12 restricts protection to investments made ‘on or after January 1, 1992’.” Accordingly, subject matter jurisdiction was affirmed only in respect of investments made after that date. The quantification phase will only deal with investments made after that date.”
gedaanop of na 1 januari 1992 en dus niet investeringen die simpelweg
bestondenten tijde van een op of na 1 januari 1992 begane schending van de BIT 1998 en een na die datum aangevangen arbitrage. De Russische Federatie stelt zich daarbij op het standpunt dat ook artikel 12 BIT 1998 op grond van artikel 31 WVV moet worden uitgelegd aan de hand van (i) de gewone betekenis en de context van artikel 12 en (ii) het voorwerp en doel van de BIT 1998 en de uitleg te goeder trouw. Dit heeft de Russische Federatie als volgt uitgewerkt.
investmentsmade
(…) on or after January 1, 1992.” Volgens de Russische Federatie duidt het woord “made” erop dat een
actieveinvesteringshandeling moet worden gedaan na 1 januari 1992 en niet dat investeringen alleen moeten worden “gehouden”. Ook in internationale verdragen wordt onderscheid gemaakt tussen het “doen” van een investering en het enkele “bestaan” van een investering. Dat laatste wordt aangeduid met de termen “owned”, “held”, “controlled”, “maintained” of “existing”. De taaldeskundigen prof. Tyulenev (
associateprofessor in
translation studies, verbonden aan Durham University) en dr. T. Kurokhtina (
research associateverbonden aan het
Institute for Slavic Studies of the Russian Academy of Sciences) bevestigen dat de in de authentieke Russische en Oekraïense teksten van artikel 12 BIT 1998 gebruikte bewoordingen betekenen dat een investering actief op of na 1 januari 1992 moet zijn gedaan. Dat dit de betekenis is van artikel 12 BIT 1998 wordt ook onderschreven door [arbiter 2] in haar
Dissenting Opinion, door rechter Klett tijdens de openbare beraadslaging in een andere arbitragezaak onder de BIT 1998 en door Oekraïne zelf in haar
non-disputing party submission.
Partial Awardmaakt artikel 12 BIT 1998 zinledig.
travaux préparatoiresvan de BIT 1998 ondersteunen de uitleg van artikel 12. Uit de tekstvoorstellen blijkt dat de backstop voorwerp van onderhandelingen is geweest, waarbij de Oekraïense delegatie de volgende tekst voorstelde:
made” in artikel 12 heeft in de officiële grondteksten Russisch en Oekraïens dezelfde betekenis als “
executed”, “
realized” of “
accomplished,”, zoals ook wordt uiteengezet door dr. Egbert Fortuin (hierna: Fortuin), universitair hoofddocent Russische taalkunde, de taaldeskundige van Naftogaz c.s. Het begrip
investmentswordt gebruikt om aan te geven wat er na 1 januari 1992 moet zijn gedaan. Zoals haar deskundige Nico Schrijver aangeeft, bepaalt artikel 31 WVV dat artikel 12 in samenhang moet worden gelezen (context) met de definitie van
investmentsin artikel 1 lid 1 van de BIT 1998. In die samenhang gelezen betekent dit dat de betrokken vermogensbestanddelen op of na 1 januari 1992 moeten voldoen aan de vereisten van
investmentsin artikel 1 lid 1 van de BIT 1998. De investeringen van Naftogaz c.s. werden beschermde investeringen op 18 maart 2014 toen de Krim “
territory” van de Russische Federatie werd.
investment. Het door de Russische Federatie gestelde vereiste dat sprake moet zijn van een kapitaalinjectie voordat er sprake kan zijn van een
investment, vindt geen steun in de brede
asset-baseddefinitie van de BIT 1998, evenmin als de eis dat er een actieve investering moet zijn.
investorsof
investmentszijn in de
territoryvan ofwel de Russische Federatie of Oekraïne. Artikel 12 BIT 1998 erkende derhalve dat vanaf 1 januari 1992 sprake kon zijn van investeringen die dienen te worden beschermd.
dramatically narrow the BIT’s application” en is ook in tegenspraak met de positie die door Russische staatsbedrijven en staatsorganen is ingenomen in andere arbitrages, zoals Gazprom en Tatneft, Russische staatsenergiebedrijven.
) / carried out (Engelse vertaling 2
) by investors of one Contracting Party in the territory of the other Contracting Party, on or after January 1, 1992.”
gedaanonder het beschermingsbereik van de BIT 1998 vallen, op de volgende gronden:
gehouden, maar op investeringen die op een bepaald moment zijn
gedaan;
object and purpose’) – te goeder trouw (‘
in good faith’) – tezamen in één operatie worden toegepast, leidt tot de conclusie dat het beschermingsbereik van het verdrag zich niet uitstrekt tot investeringen die vóór 1992 zijn gedaan;
travaux préparatoiresen de statenpraktijk.
assets which are invested’of (in een andere Engelse vertaling:) ‘
assets which are put in’ (Tyulenev, par. 9 onder III) gebruikt. Hier is het werkwoord in het Russisch en in het Oekraïens in de tegenwoordige tijd gesteld. Deze werkwoordsvorm duidt een situatie aan, die niet aan een bepaald moment is gekoppeld. In artikel 12 daarentegen wordt een perfectief passief verleden deelwoord gebruikt, in het Engels vertaald met “
investments made” of “
investments carried out” (Kurokhtina en Tyulenev) ofwel een tijd die een idee van afgerondheid op een bepaald moment uitdrukt (Fortuin). Hoewel Kurokthina en Fortuin tot een verschillende uitkomst raken zijn zij het wel met elkaar eens dat de gebruikte tijd niet naar een actie in het verleden verwijst, maar naar het resultaat en de gevolgen daarvan op het moment waarop we spreken. Belangrijker is echter dat Fortuin ook de analyse van Kurokhtina onderschrijft dat op het moment waarop de artikelen investeringsbescherming verlenen de investeringen al zijn gedaan; het is een voltooide handeling en daarom is het grammaticaal en semantisch juist om de voltooid verleden tijd te gebruiken. Uit de omstandigheid dat in het artikel het jaartal 1992 is genoemd, leidt het hof af dat in artikel 12 de handeling die ter beoordeling voorligt in het verleden moet hebben plaatsgehad. Anders was het nutteloos om dat jaartal te noemen. Ook het woord ‘
carried out’dat in een van de Engelse vertalingen wordt gebruikt, duidt op een op of na 1992 verrichte handeling.
territory” van de andere staat), maakt het opnemen van de backstop in artikel 12 zinloos (geen
effet utile), want op deze wijze kunnen uiteindelijk alle “oude” investeringen onder het beschermingsbereik komen te vallen.
travaux préparatoires, zoals weergegeven door de Russische Federatie en als zodanig niet weersproken door Naftogaz c.s., en wordt bevestigd door de
non-disputing party submissionvan Oekraïne.
Russia presumes it is more reasonable to apply the treaty only to those investments of investors of both countries which had been carried out on the territory of Russia and Azerbeidzjan since these countries gained their sovereignty after the dissolution of the USSR, i.e. since their emergence on the international stage as new subjects of international law. To this end, we have suggested a specific date – 1 January 1992 (…).”
non-disputing party submissionin de arbitrageprocedure die het voorwerp vormt van deze vernietigings- en herroepingsprocedure. Oekraïne verklaart daar (RF 10 (N), par. 36):
Like most bilateral investment treaties of its era, the Treaty was written to protect pre-existing investments (covering the period from 1992, shortly after the dissolution of the USSR, to 1998, when the Treaty was concluded. (…) Under the Treaty, so long as the investment was made after 1 January 1992, it is irrelevant whether the Treaty applied at the time.”
gedaanonder de werking van de BIT 1998 vallen. De door Naftogaz c.s. voorgestane uitleg, waardoor investeringen ongeacht wanneer zij zijn gedaan worden beschermd zodra zij aan alle vereisten voldoen, maakt de bepaling overbodig, en dat kan niet de bedoeling zijn geweest.
Partial Awardbeslist:
(a) that the Tribunal has jurisdiction over the claims;”.
Procedural Order no. 8uitgevaardigd, waarin staat:
The Tribunal specifically noted in paragraph 175 of the Partial Award that “[t]he Treaty itself is not without temporal limitations. Article 12 restricts protection to investments made ‘on or after January 1, 1992’.”Accordingly, subject matter jurisdiction was affirmed only in respect of investments made after that date. The quantification phase will only deal with investments made after that date.”(onderstreping hof).
Procedural Orderconsequenties verbindt voor zijn uitspraak in de
Partial Awarddat hij bevoegd is over de (dus in beginsel alle) claims te oordelen.
Procedural Order no. 8niet duidelijk zijn, zal de
Partial Awardvoor alle zekerheid worden vernietigd, maar dan alleen voor zover het scheidsgerecht heeft geoordeeld dat het bevoegd is om alle vorderingen te beoordelen, aangezien het alleen bevoegd is te oordelen over investeringen die op of na 1 januari 1992 zijn gedaan.
unity of investmentdat tot gevolg zou hebben dat de gehele investering van Naftogaz c.s. in het gas- en olieconcern vóór 1 januari 1992 is gedaan. Beide partijen hebben ter onderbouwing van hun standpunten stukken uit de
quantum phasevan de arbitrage in het geding gebracht.
Partial Awardvan 22 februari 2019 gebogen over de vraag of er sprake is van een geschil over
investmentsals bedoeld in de BIT 1998. Daarbij heeft de meerderheid vooropgesteld dat de
investmentsin overeenstemming waren met de Oekraïense wetgeving toen zij aanvankelijk werden gedaan en met de Russische wetgeving vanaf het moment dat Rusland de Krim annexeerde op 18 maart 2014.
orthodox principles of treaty interpretation” voorschrijven dat de bevoegdheid van het scheidsgerecht wordt getoetst op de datum van onteigening en de datum van de aanvang van de procedure en niet op het moment waarop de investering werd verkregen. Zij vonden steun voor hun oordeel in de bewoordingen van artikel 1 lid 1 BIT 1998 dat
investmentsomschrijft als “
assets that are[present tense]
invested by an investor,omdat die werkwoordsvorm “
is also merely descriptive of an existing state of affairs”.
assets which[
from the date of acquisition]
were invested by an investor of one Contracting Party in the territory of the other Contracting Party in accordance with its legislation”.
bubble”) zou ontstaan in verdragsbescherming, omdat Rusland niet aansprakelijk zou zijn omdat de investering oorspronkelijk niet in Rusland was gedaan en Oekraïne niet aansprakelijk zou zijn omdat de eisers Oekraïens en niet Russisch zijn.
oorspronkelijk– dat wil zeggen ten tijde van het doen van de investeringen – dienen te zijn gedaan op het soevereine territoir van de Russische Federatie zoals bepaald door haar internationaal en tussen de verdragspartijen erkende grenzen ten tijde van het sluiten van de BIT 1998. De tekst van artikel 1 lid 1 BIT 1998 brengt mee dat het moet gaan om (i)
assets [which are] invested(een handelingsvereiste), (ii)
in the territory of the other Contracting Party(een territoriaal vereiste) en (iii)
in accordance with its legislation(een legaliteitsvereiste). De gewone betekenis van
investedduidt op een eenmalige, actieve handeling. Het op passieve wijze worden van een buitenlandse investeerder louter door een (gestelde) wijziging van het territoir valt er niet onder. Die gewone betekenis wijst verder op een handeling die in het verleden heeft plaatsgevonden. Dit moet worden onderscheiden van het voortdurende
holding,
owningof
controllingvan investeringen. Dergelijke bezitsvormen komen niet voor in de BIT 1998 (anders dan in verschillende andere investeringsverdragen). Precies dit onderscheid tussen het verrichten van een actieve investeringshandeling (“
invested”) en het houden (“
held”, “
owned” of “
controlled”) van een investering maakt dat de definitie van
investmentsin artikel 1 lid 1 BIT 1998 een grensoverschrijdend element vereist ten tijde van het doen van de oorspronkelijke investering. De Russische Federatie heeft verwezen naar diverse uitspraken in geschillen onder BIT-verdragen die bevestigen dat voor bescherming onder de desbetreffende verdragen onvoldoende is dat de investeerder de vereiste buitenlandse nationaliteit verkrijgt na het doen van de investering.
in accordance with its legislation’ bevestigt dat de relevante peildatum voor toetsing onder artikel 1 lid 1 BIT 1998 het moment is van het doen van de oorspronkelijke investering. Dit moment is ook volgens arbitrale vonnissen in zaken betreffende investeringsverdragen steevast bepalend om vast te stellen of de investering is gedaan in overeenstemming met het recht van de andere verdragspartij, het gastland. Een andere uitleg zou betekenen dat de legaliteit van de investering niet zou kunnen worden getoetst omdat de investeringen niet oorspronkelijk zijn gedaan in de gaststaat, waardoor het legaliteitsvereiste betekenisloos zou worden, hetgeen strijdig is met het effectiviteitsbeginsel.
investmentsin de zin van artikel 1 lid 1 BIT 1998. Samengevat hebben zij dit standpunt als volgt nader uitgewerkt.
are invested”in de BIT 1998 doelt op een “
existing state of affairs”. De Russische en Oekraïense teksten gebruiken voor die term de tegenwoordige tijd van het imperfectieve aspect van het werkwoord “
to invest”. Die vorm wordt gebruikt om voortdurende, herhaalde of onvoltooide acties te beschrijven. Het werkwoord heeft ook een statische betekenis, die betrekking heet op het bezit en het onderhouden gebruiken en/of vermeerderen van dit bezit (de investering). Naftogaz c.s. hebben daarbij verwezen naar het hiervoor al genoemde rapport van dr. Fortuin. Niets in de tekst van het verdrag wijst erop dat de legaliteit van een investering moet worden beoordeeld op het moment dat deze
oorspronkelijkis gedaan.
Russian Federation vs PJSC Ukrnaftaen
Russian Federation vs Stabil LLC et al., uitspraken van 16 oktober 2018). In al deze zaken is geoordeeld dat de BIT 1998 van toepassing is op de (oorspronkelijk Oekraïense) investeringen die in die zaken aan de orde waren.
investmentsals volgt definieert:
"For the purposes of this Agreement:
investmentsals opgenomen in dit artikel, komt het aan op een uitleg van die verdragsterm met toepassing van de hierboven genoemde uitlegmaatstaf die volgt uit artikel 31 lid 1 WVV, waarbij de drie elementen van die bepaling (gewone betekenis van de bewoordingen, context en ‘
object and purpose’) – te goeder trouw (‘
in good faith’) – tezamen in één operatie worden toegepast.
investmentsals bedoeld in artikel 1 lid 1 BIT 1998, op de volgende gronden:
investmentsin de zin van het verdrag;
object and purpose’) – te goeder trouw (‘
in good faith’) – tezamen in één operatie worden toegepast, leidt tot de conclusie dat voor de toepasselijkheid van het verdrag voldoende is dat de – na 1992 gedane – investeringen zich op het moment van de gestelde inbreuk op het grondgebied van de andere verdragsstaat bevonden.
De talige verwoording van de tekst maakt dus een interpretatie mogelijk waarbij bestaande eigendommen (goederen, investeringen) investeringen worden in de zin van Artikel 1(1) op het moment dat de grens van Rusland en Oekraïne veranderde, waardoor Oekraïense goederen (eigendom) op de Krim “investeringen” werden op het grondgebied van de Russische Federatie. Met andere woorden, een taalkundige analyse van het Verdrag dwingt niet de interpretatie af dat op hetzelfde moment aan de genoemde voorwaarden moet worden voldaan.”
madedan wel
carried outin de Russische taalversie – zoals hiervoor al aangegeven gebruik gemaakt van een ander werkwoordaspect dan bij het woord
investedin artikel 1 lid 1 BIT 1998. Het werkwoordaspect van
madeof
carried outverwijst (anders dan het in artikel 1 lid BIT 1998 gebruikte werkwoordaspect) wél naar de verleden tijd (een zogenoemd perfectief aspect). De Russische Federatie heeft niet bestreden dat sprake is van verschillende werkwoordaspecten in deze artikelen. Dat investeringen van vóór 1 januari 1992 niet vallen onder bescherming van het verdrag ligt in zoverre voor de hand, dat zowel Oekraïne als de Russische Federatie tot 1 januari 1992 deel uitmaakten van de Sovjet-Unie. Het verdrag bevat daarmee een “harde” grens, een backstop, in de tijd: investeringen gedaan voor die datum komen niet in aanmerking voor bescherming. Dat het verdrag niet spreekt van het enkele “houden of bezitten van investeringen” sluit aan bij de naar het oordeel van het hof in de BIT 1998 besloten liggende bedoeling om ten tijde van de Sovjetperiode verkregen eigendommen buiten de werking van het verdrag te laten vallen. Een vereiste van gelijktijdigheid valt er niet in te lezen.
past passive imperfective participle’, in tegenstelling tot de in artikel 12 gekozen werkwoordsvorm, een ‘
past passive perfective participle’,geen handeling aan die op een bepaald moment is voltooid, maar een voortdurende toestand. Kurokhtina erkent het verschil tussen beide werkwoordsvormen waar zij over artikel 12 opmerkt: “
By the time of investments protection referred to in these articles(waaronder artikel 12, toevoeging hof)
investments have already been made, it is an accomplished action, and it is therefore grammatically and semantically logic to use the past perfect tense.”
in good faith’) – van het verdrag aan de hand van tekst, context, ‘
object and purpose’ leidt evenmin tot de conclusie dat de investeringen zich van meet af aan op het grondgebied van de Russische Federatie moesten bevinden. Hiervoor heeft het hof al overwogen dat de BIT 1998 naast en in het verlengde van het doel van het stimuleren van investeringen uit de andere verdragsstaat ook nadrukkelijk tot doel heeft het beschermen van investeringen. Het past bij deze beschermingsgedachte om het verdrag van toepassing te laten zijn op alle investeringen die er op basis van de tekst van het verdrag voor in aanmerking komen. Daarom is niet doorslaggevend dat Naftogaz c.s. bij het doen van de investeringen geen verdragsbescherming in het vooruitzicht hadden en dat hun investeringsbeslissingen daardoor dus niet beïnvloed zijn. Datzelfde geldt immers voor de ook door het verdrag beschermde investeringen die zijn gedaan vóór het opstellen en de inwerkingtreding van het verdrag. Samenvattend: er zijn in de tekst, het voorwerp en het doel van het verdrag – mede gezien deze beschermingsgedachte – geen aanwijzingen om uit te gaan van een beperkte uitleg van het begrip
investments.
Partial Awardvan 22 februari 2019, waarbij zij zich heeft laten leiden door de expertopinies van dr. Paliashvili en prof. Paul B. Stephan. Prof.Stephan heeft – kort gezegd – aangegeven dat onder Oekraïens recht verleende vergunningen geldig bleven op de Krim nadat Rusland dat gebied had geannexeerd. De Russische wetgeving vereiste verder dat Oekraïense firma’s zich uiteindelijk zouden organiseren als Russische entiteiten of zich registreren als afdelingen van buitenlandse firma’s die op Russisch grondgebied opereren.
Phoenix Action Ltd vs The Czech Republic, ICSID Case No. ARB/06/05, 15 april 2009) waaruit volgt dat de controle op de wettigheid van een investering moet plaatsvinden op het moment dat de investering wordt gedaan, omdat anders de gaststaat door het eenvoudig veranderen van haar wetgeving bescherming aan een buitenlandse investering kan onthouden. Deze rechtspraak verzet zich niet tegen de uitleg van het scheidsgerecht. Bij dit uitgangspunt past immers dat de wetmatigheid van de investeringen in dit geval door het scheidsgerecht is getoetst op het moment dat de investeringen onderdeel gingen uitmaken van de rechtsorde van de Russische Federatie, dat wil zeggen ten tijde van de incorporatie.
Russische Federatie v. Ukrnafta, zaaknr. 396/2017 en
Russische Federatie v. Stabil LLC e.a., zaaknr. 398/ 2017). In deze zaken was de uitleg van artikel 1 lid 1 BIT 1998 ook aan de orde (in de Engelse vertaling van de uitspraken aangeduid als Article
1 (1) IPA(Investment Protection Agreement) 1998). Het Zwitserse Federale Hooggerechtshof oordeelde (in de Engelse vertaling):
We cannot concur with the appellant when it argues that the very wording of Art. 1 (1) IPA 1998 indicates that the agreement only protects investments that, at the time of their making, were made by an investor from one Contracting State on the territory of another Contracting State; while by contrast, investments that were originally made in the investor’s home country and “are located in the territory of the host country at a later time only due to a boundary change” do not fall under the protection of the 1998 Investment Protection Agreement. Contrary to the view argued in the appeal, the wording “assets [which are] invested by an investor of once Contracting Party in the territory of the other Contracting Party” does not clearly indicate whether Art. 1 (1) IPA 1998 presupposes that the investment was already made in the host country’s territory from the outset, or whether the definition also includes investments made in a territory that only later came under the control of the host country. On the sole evidence of the wording of the text of the agreement as translated into English, there seems to be no more reason to rule out the position that the term “investments” entails an additional temporal restriction concerning a boundary change, than there is to rule out the Appellee’s opposing position that “investments” do not necessarily have to be in the foreign state from the outset.
dissenting opinion” heeft gegeven. Het Zwitserse Federale Hooggerechtshof deed echter een unanieme uitspraak. Er bestaat ook geen officieel verslag van de openbare beraadslaging. Dat één van de rechters tijdens de openbare beraadslaging – naar zou volgen uit een namens de Russische Federatie opgemaakt verslag van die zitting – argumenten heeft genoemd voor een andere zienswijze, doet er niet aan af dat het Zwitserse Federale Hooggerechtshof tot de hierboven geciteerde uitspraak is gekomen, waarbij het hof zich aansluit.
dissenting opinionis afgegeven door prof. [arbiter 2] doet daar niet wezenlijk aan af.
García and García v. Bolivarian Republic of Venezuelaen het arbitrale vonnis van 20 april 2016 in de zaak
Uzan v. Republic of Turkey, SCC Arbitration V 2014/023). Deze uitspraken geven het hof geen grond om tot een ander oordeel te komen. Het ging in die zaken om investeerders die zich – op eigen initiatief en vaak specifiek met het doel om onder bescherming van een verdrag te komen vallen – hadden verplaatst. In het onderhavige geval gaat het om een verplaatsing van de grenzen van de verdragsluitende staten, waardoor een aanvankelijk binnenlandse investering buiten toedoen van de investeerder in de andere verdragsstaat komt te liggen. Dit laatste maakt ook de García-uitspraak van de Franse rechter minder relevant. Het ging daar om Venezolaanse investeerders die na het doen van investeringen in Venezuela mede de Spaanse nationaliteit verkregen.
Berschader and Berschader v. The Russian Federation(SCC Case No. 080/2004) en
Clorox Espana v. Bolivarian Republic of Venezuela(PCA Case No. 2015-30)), maar die zaken werpen geen licht op de in deze zaak voorliggende kwestie. Het gaat hier immers niet om de vraag of sprake is van een dergelijke indirecte investering door Naftogaz c.s., maar om de vraag of deze investering zich in de Russische Federatie moest bevinden op het moment dat zij (actief) werd gedaan. Naftogaz c.s. hebben er bovendien in hun conclusie van antwoord terecht op gewezen dat de arbitrale uitspraak in de zaak
Clorox Espana v. Bolivarian Republic of Venezuelais vernietigd door het Zwitserse Federale Hooggerechtshof (
Clorox Spain S.L. v. Bolivarian Republic of Venezuela, Zwitserse Federale Hooggerechtshof, zaaknr. 4A_306/2019, 25 maart 2020) waarbij het Zwitserse Federale Hooggerechtshof overwoog dat er geen reden is om de in het toepasselijke BIT-verdrag voorkomende term “
invested by investors” zo uit te leggen, dat sprake moet zijn van een actieve investering gedaan door de investeerder zelf in ruil voor een tegenprestatie.
Bayview Irrigation District et al v. Mexico,
ICSID CaseNo. ARB(AF)/05/01,
Award, 19 juni 2007);
The Canadian Cattlemen for Fair Trade v. the United States of America, UNCITRAL, Award on Jurisdiction, 28 januari 2008). In die zaken waren de desbetreffende investeringen immers steeds binnenlands gebleven.
investmentsals bedoeld in artikel 1 lid 1 BIT 1998, en dat er in zoverre dus geen grond tot vernietiging van de arbitrale uitspraken is.
competent in accordance with legislation” zijn. Het scheidsgerecht heeft dit vereiste opgevat als een verwijzing naar “
corporate structure and powers”. Hij heeft uit de door Naftogaz c.s. in de arbitrale procedure ingediende
expert opinionsvan dr. Paliashvili afgeleid dat vanaf het moment dat zij de desbetreffende investeringen deden tot aan de arbitrale procedure, niets in de charters van Naftogaz c.s. noch enige Oekraïense wet Naftogaz c.s. verbood om een (grensoverschrijdende) Nationale Bank van Oekraïne (hierna: NBU)-vergunning te krijgen noch om investeringen te doen in de Russische Federatie. Daarbij is de meerderheid er – in tegenstelling tot de minderheidsopinie van [arbiter 2] – vanuit gegaan dat orthodoxe principes van verdragsinterpretatie verlangen dat de juridische feiten worden vastgesteld op het moment van de gestelde inbreuk en bij het begin van de procedure en niet op de datum van de aanvankelijke investering. Daarnaast heeft het scheidsgerecht in meerderheid onder verwijzing naar de
expert opinionvan prof. Paul B. Stephan geoordeeld dat Naftogaz c.s. op het moment van de onteigening voldeden aan het vereiste van een (van het gastland) verschillende nationaliteit omdat Oekraïense
investorsop de Krim werden aangemerkt als “
foreign”
investorstenzij en totdat zij “
reorganized themselves as Russian entities”.
jurisdiction ratione personae) als rechtsgeldig opgerichte rechtspersonen naar het recht van Oekraïne en naar dat recht wettelijk bevoegd zijn om zowel in Oekraïne als in Rusland te investeren en dat zij alle op het moment van de inbreuk op 18 maart 2014 activa hielden in het
territoryvan Rusland.
investorals bedoeld in artikel 1 lid 2 BIT 1998, moeten in Oekraïne gevestigde of wonende investeerders naar Oekraïens recht bevoegd zijn tot het doen van investeringen op de “
territory of the other Contracting Party”, dus op het grondgebied van de Russische Federatie. Het gaat daarbij dus om het doen van
buitenlandseinvesteringen door Naftogaz c.s. op de Krim. De bevoegdheid van Naftogaz c.s. om binnenlandse investeringen te doen op de Krim is niet relevant.
buitenlandseinvesteringen op de Krim te doen. Toen Naftogaz c.s. hun investeringen deden, behoorde de Krim tot het grondgebied van Oekraïne. Na maart 2014 beschouwt de Oekraïense wet investeringen van Oekraïense ingezetenen op de Krim nog steeds als binnenlandse investeringen. Er gelden in Oekraïne specifieke wettelijke verplichtingen voor ingezetenen die investeringen in het buitenland willen doen. Het gaat om Decreet nr. 15-93 van het kabinet van ministers van Oekraïne “
On the system of currency regulation and currency control” van 19 februari 1993, en Decreet nr. 893-95 van de president van Oekraïne “
On investing [in] Property Holdings by Residents outside Ukraine” van 13 september 1995. Het scheidsgerecht heeft deze wetten ten onrechte buiten beschouwing gelaten. Naftogaz c.s. konden slechts aan de vereisten van de Oekraïense wetten inzake buitenlandse investeringen voldoen, als Oekraïne de Krim juridisch als buitenlands grondgebied zou beschouwen, hetgeen niet het geval is.
als onderdeel van de Russische Federatie;
buitenlandseinvesteringen op de Krim te doen. Naftogaz c.s. waren volgens de Oekraïense wet slechts gerechtigd om binnenlandse investeringen op de Krim te doen. De meerderheid van het scheidsgerecht heeft ten onrechte de tekst van artikel 1 lid 2 BIT 1998 niet gevolgd en alleen beoordeeld of Naftogaz c.s. “
[were] legally competent under Ukrainian law to invest both in Ukraine and Russia”.Het citaat door de meerderheid van het scheidsgerecht van de opinie van Paliashvili suggereert dat artikel 1 lid 2 BIT 1998 slechts een abstracte wettelijke bevoegdheid vereist. Deze uitleg strookt niet met artikel 31 WVV, aangezien deze voorbijgaat aan de duidelijke verwijzing in artikel 1 lid 2 BIT 1998 naar Oekraïense wetgeving. De juiste uitleg van artikel 1 lid 2 BIT 1998 is dat Oekraïens recht voor Oekraïners geen beperkingen mag bevatten voor het doen van investeringen op de Krim als onderdeel van de Russische Federatie. Naftogaz c.s. misten vóór en na maart 2014 de bevoegdheid naar Oekraïens recht om buitenlandse investeringen op de Krim te doen.
legal entity constituted in accordance with the legislation in force in the territory of[
Ukraine]” zijn en ten tweede moeten zij “
competent in accordance with legislation of[
Ukraine]
to make investments in the territory of the[
Russian Federation]” zijn. Volgens Naftogaz c.s. voldoen zij aan beide voorwaarden.
to make investments” als zodanig. De meerderheid van het scheidsgerecht heeft terecht geoordeeld dat de term bevoegdheid “
refers to corporate structure and powers”; andere investeringsscheidsgerechten interpreteerden een “
competency” als een “
capacity to enter into legal relations.”
buitenlandseinvesteringen te doen
op de Krim. Tot het doen van investeringen op het grondgebied van de Russische Federatie waren Naftogaz c.s. op grond van het Oekraïense recht bevoegd, zoals Paliashvili in haar expertopinie heeft bevestigd.
buitenlandsheeft op het moment dat hij zijn investering verwerft.
investorszijn als bedoeld in de BIT 1998 niet opgaat. Het vereiste in artikel 1 lid 2 van de BIT 1998 dat de
natural personof de
legal entity is competent in accordance with its legislation to make investments in the territory of the other Contracting Partybetekent (slechts) dat de investeerder volgens de wetten van zijn eigen land in de bevoegdheid moet hebben om investeringen te verrichten op het grondgebied van de andere verdragsstaat. Dat Naftogaz c.s. daartoe gerechtigd waren, staat niet ter discussie. Verder is het hof van oordeel dat het houden van de investeringen op de Krim na de incorporatie van de Krim niet in strijd is met regelgeving van Oekraïne. Dat Oekraïne deze investeringen formeel niet als buitenlandse investeringen beschouwt, maakt Naftogaz c.s. niet onbevoegd om deze investeringen te houden. Zoals hiervoor reeds besproken, erkent Oekraïne dat de Russische Federatie
de factocontrole uitoefent op de Krim en gaat Oekraïne er in dat verband vanuit dat het de Russische Federatie is die verantwoordelijkheid draagt voor deze investeringen in die zin, dat de verplichting om – bijvoorbeeld – niet zonder adequate schadevergoeding tot onteigening over te gaan thans op de Russische Federatie rust.
silence in respect of multi-party proceedings is not silence in respect of consent”
.De Russische Federatie heeft toestemming gegeven tot de arbitrage met betrekking tot elke eiser.
an investor”, “
the investor”) en in lid 3 naar “
both parties” wordt verwezen.
t]he partyinitiating recourse to arbitration (…) shall give to
the other party(…) a notice of arbitration” (cursivering toegevoegd).
investor” en “
investors” op onderling inwisselbare wijze, zodat uit het gebruik van enkelvoud of meervoud geen conclusie kan worden getrokken ten aanzien van een bevoegdheidsbeperking. Uitspraken van scheidsgerechten zoals
Ambiente Ufficio S.p.A. v. Argentine Republic, ICSID Case No. ARB/08/9, 8 februari 2013 en
Guaracachi America Inc. and Rurelec PLC v. the Plurinational State of Bolivia, PCA Case No. 2011-17, 31 januari 2014, bevestigen dat het gebruik van een enkelvoud niet kan worden opgevat als bevoegdheidsbeperking.
Ambiente Ufficiozaak.
investor” in het enkelvoud wordt gehanteerd, kan niet worden opgevat als een beperking van de mogelijkheid voor meerdere investeerders om gezamenlijk een vordering in te stellen. Hetzelfde geldt voor de verwijzing naar “
both parties” in lid 3. De termen “
investor” en “
investment” worden in het verdrag soms in het enkelvoud en soms in het meervoud gehanteerd, zonder dat daarvoor een specifieke reden valt aan te wijzen. Zo spreekt artikel 9 lid 1 BIT 1998 wel over “
investments” in het meervoud. Het gebruik van het enkelvoud van de term “
investor” past bij het gebruik van de woorden “
any dispute” in dezelfde bepaling. Er had ook kunnen staan: “
All disputes between one Contracting Party and investors of the other Contracting Party (…)”. De strekking van de bepaling zou hetzelfde zijn geweest, terwijl in dat geval over “
investors” in het meervoud zou zijn gesproken. Het hof kan zich dus niet verenigen met het standpunt van de Russische Federatie dat artikel 9 BIT 1998 een aanbod tot arbitrage jegens één enkele investeerder behelst.
Stabil LLCen tien anderen tegen de Russische Federatie (PCA Case No. 2015-35). Het hof is met het scheidsgerecht van oordeel dat redenen van doelmatigheid en consistentie ook in de onderhavige zaak pleiten voor het behandelen van de vorderingen van Naftogaz c.s. in één procedure, nu zij alle over dezelfde feiten gaan, dezelfde regelgeving van toepassing is en de rechtspersonen nauwe banden hebben.
Partial Award) dat de Krim op een bepaald moment van status is veranderd, namelijk van onderdeel van de
territory of Ukrainein onderdeel van de
territory of the Russian Federation. Deze beslissing heeft de bedoeling om rechtsgevolgen te bewerkstelligen voor Naftogaz c.s., de Russische Federatie en Oekraïne. De status van de Krim is echter geen kwestie die ter vrije bepaling staat van Naftogaz c.s., als private partijen, en de Russische Federatie als één van de verdragspartijen.
Interim Awardvan 24 februari 2017 van het scheidsgerecht volgt nu juist dat het zich over die kwestie niet heeft uitgesproken. Naftogaz c.s. hebben verwezen naar de uitspraak van het Zwitserse Hooggerechtshof van in de zaak Ukrnafta (zie onder 5.8.10 hiervoor), dat een soortgelijk
arbitrability-argument heeft verworpen omdat de arbitrale procedure niet de soevereine status van de Krim tot onderwerp had.
territoryhiervoor is al overwogen dat daarbij geen oordeel hoeft te worden gegeven over het soevereiniteitsgeschil aangaande de Krim. Het oordeel van het scheidsgerecht houdt geen oordeel over de soevereiniteit van de Krim in en heeft ook geen rechtsgevolgen voor partijen die niet bij de arbitrage betrokken zijn. Van strijd met de openbare orde op deze grond is dus ook geen sprake.
Partial Awardvan 22 februari 2019 gedeeltelijk zal worden vernietigd, zoals overwogen in rov. 5.7.6. Voor het overige zullen de vorderingen van de Russische Federatie worden afgewezen. Daarmee is de Russische Federatie de voornamelijk in het ongelijk gestelde partij. Hierbij past dat zij wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Naftogaz c.s. begroot op € 5.382,- aan griffierecht en € 25.672,50 aan salaris advocaat (4 ½ punten in tarief VIII), met inbegrip van de nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten.
6.Beslissing
Partial Awardvan 22 februari 2019 voor zover het scheidsgerecht heeft geoordeeld dat het bevoegd is om alle vorderingen te beoordelen, aangezien het alleen bevoegd is te oordelen over investeringen die op of na 1 januari 1992 zijn gedaan;