Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop
- het dossier van de procedure bij de kantonrechter in de rechtbank Den Haag;
- het tussen partijen gewezen vonnis van 20 november 2019;
- de dagvaarding in hoger beroep van 21 januari 2020;
- het arrest van dit hof van 21 april 2020, waarin een mondelinge behandeling is gelast (die is gehouden op 30 juni 2020);
- de memorie van grieven van [appellant];
- de memorie van antwoord van Vestia, met bijlagen.
3.Feitelijke achtergrond
Vorderingen en beslissing van de kantonrechter
5.Vordering in hoger beroep en bezwaren tegen het vonnis
eerste griefricht zich, mede blijkens de toelichting daarop, kort gezegd tegen de afwijzing van de vordering in conventie. De
tweede griefricht zich, mede blijkens de toelichting daarop, kort gezegd tegen de toewijzing van de vordering in reconventie.
6.Beoordeling door het hof
- Een eerste woning aan de [adres 2], aangeboden in mei of juni 2018, heeft [appellant] geweigerd omdat hij deze met twee slaapkamers te klein vond voor zijn gezin van twee ouders en drie volwassen kinderen. Van [appellant] kon naar het oordeel van het hof - mede gelet op de krapte op de woningmarkt - echter worden verlangd dat hij tijdelijk genoegen zou nemen met een kleinere woning. [appellant] heeft in de loop van de procedure nog gesteld dat de woning onveilig was omdat deze was gelegen in een verlaten gebouw op een afgezet terrein waar renovatiewerkzaamheden plaatsvonden. Hij heeft deze stelling tegenover de betwisting door Vestia echter niet onderbouwd, zodat het hof deze stelling als onvoldoende onderbouwd verwerpt.
- Ook twee op 3 mei 2019 aangeboden woningen aan de [adres 3] Haag heeft [appellant] geweigerd, deze keer omdat het gezin dan tijdelijk gesplitst zou wonen en [appellant] vond dat de woningen te ver uit elkaar lagen (volgens Vestia 33 meter). Mede gelet op de krapte op de woningmarkt, geldt ook hier dat [appellant] niet (voldoende) heeft onderbouwd dat van hem en zijn volwassen gezin niet kon worden verlangd dat zij tijdelijk in deze woningen zouden wonen.
- Ten slotte heeft Vestia tijdens de comparitie in eerste aanleg vervangende woonruimte aangeboden aan de [adres 4] en toegezegd de verhuizing te regelen. Zij wenste wel betaling van een bedrag van € 300,00 per maand voor deze woning. Dat komt het hof niet onredelijk voor, omdat Vestia [appellant] en zijn gezin woonruimte verschafte en Vestia tegelijkertijd de toezegging deed dat de huurprijs van de woning aan de [adres 1] gedurende de werkzaamheden niet geïnd zou worden. [appellant] heeft in eerste aanleg ter comparitie nog gesteld dat ook deze woning niet vergelijkbaar was, maar hij heeft dat niet toegelicht, laat staan onderbouwd, zodat het hof ook dat standpunt verwerpt.
- een vochtplek met schimmel op de muur van de slaapkamer aan de achterzijde van de woning over een oppervlak van 2 vierkante meter;
- vocht en schimmelplekken in de muur van de slaapkamer aan de voorzijde van de woning over een oppervlak van 1 vierkante meter;
- schimmelplekken in het plafond in de gang over een oppervlak van 0,7 vierkante meter;
- schimmelplekken in het gehele plafond in de badkamer.