Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
6.De beslissing
[e-mailadres]www.uza.be;
;
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 juni 2022 een tussenbeschikking gegeven in een hoger beroep betreffende de erkenning van een minderjarige en de vraag wie de biologische vader is. De vader, die de minderjarige heeft erkend, is in hoger beroep gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank die het gezag over de minderjarige uitsluitend aan de moeder heeft toegewezen en het recht op omgang met de vader heeft ontzegd. De moeder en haar partner, [partner moeder], hebben incidenteel appel ingesteld en verzoeken onder andere om de erkenning van de vader te vernietigen. Het hof heeft vastgesteld dat er een geschil bestaat over de biologische afstamming van de minderjarige, waarbij de vader betwist dat [partner moeder] de biologische vader is. Het hof heeft besloten dat een DNA-onderzoek noodzakelijk is om vast te stellen wie de biologische vader is. Dit onderzoek zal worden uitgevoerd door een deskundige en de kosten worden voorlopig door de staat gedragen. De beslissing over het gezag en de omgang zal worden aangehouden totdat de resultaten van het DNA-onderzoek bekend zijn. Het hof heeft de betrokken partijen opgedragen om mee te werken aan het onderzoek en heeft de behandeling van de zaak pro forma aangehouden tot een latere datum.