ECLI:NL:GHDHA:2022:1276
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vrijspraak verdachte voor rijden onder invloed van ketamine
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 7 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, namelijk het rijden onder invloed van ketamine op 27 april 2019. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep herhaald en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die een veroordeling tot een voorwaardelijke geldboete van 700 euro met een proeftijd van 2 jaren heeft gevorderd.
Het hof heeft vastgesteld dat de tenlastelegging is gebaseerd op artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De kernvraag was of de verdachte onder invloed van ketamine verkeerde, waardoor hij niet in staat was tot behoorlijk besturen. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte onder invloed van ketamine verkeerde, omdat het bloedmonster pas 10 dagen na afname door het NFI is ontvangen. Dit tijdsverloop is niet in overeenstemming met de vereisten van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, dat vereist dat bloedmonsters zo spoedig mogelijk naar een geaccrediteerd laboratorium worden verzonden.
Het hof oordeelt dat het onderzoeksresultaat met betrekking tot de hoeveelheid ketamine niet betrouwbaar is en dat de verdachte daarom niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat hij het tenlastegelegde feit heeft begaan. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en spreekt de verdachte vrij.