Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
beschikking van 19 juli 2022
[verzoeker] ,
de besloten vennootschap Zytec B.V.,
De inhoud van de zaak in het kort
Het geding in hoger beroep
10 maart 2022. Beide brieven zijn aan het proces-verbaal gehecht.
Feiten
“Ingenieurs en overig technisch advies en ondersteuning in Werktuigbouwkundige Engineering en R&D”.[verzoeker] maakte voor Emtrase vanaf de start van de onderneming gebruik van een (professionele) boekhouder, de heer [boekhouder] (hierna: [boekhouder] ). Deze verzorgde voor [verzoeker] de aangifte inkomstenbelasting en het benutten van de fiscale ondernemersfaciliteiten (startersaftrek, zelfstandigenaftrek en MKB- winstvrijstelling) en de BTW- administratie en afhandeling. De inkomsten van [verzoeker] in de periode van 2011 tot en met 2020 werden door [verzoeker] voor de inkomstenbelasting opgegeven als winst uit onderneming.
[manager 1] (hierna: [manager 1] ) en [manager 2] waren werkzaam als manager bij Benco. Nadat in augustus 2015 het faillissement was uitgesproken van Zytec International hebben [manager 1] en [manager 2] , samen met [manager 3] (hierna: [manager 3] ) de mogelijkheden van een doorstart van Zytec International onderzocht.
“Zytec”was tot dit moment van oprichting een handelsnaam van Dankar Frasta.
april 2017 tot in ieder geval januari 2018 betrokken bij een project dat niets met Zytec van doen had, namelijk
“Pipelife Nederland”van Benco, dat verder niet van de grond is gekomen.
Procedure in eerste aanleg
primairverzocht - kort gezegd - :
subsidiairverzocht - kort gezegd - Zytec te veroordelen tot betaling van:
meer subsidiairverzocht Zytec te veroordelen aan hem
in alle gevallenverzocht Zytec te veroordelen aan hem te betalen:
december 2020,
Verzoeken in het principaal en incidenteel hoger beroep
principaal hoger beroepverzoekt [verzoeker] bij wege van voorlopige voorziening om Zytec te veroordelen aan hem salaris c.a. te betalen en hem op straffe van een dwangsom toe te laten de bedongen werkzaamheden te verrichten. Daarnaast verzoekt [verzoeker] – in de kern – zijn verzoeken uit de eerste aanleg alsnog toe te wijzen. Tot slot verzoekt [verzoeker] om Zytec te veroordelen in de kosten van beide instanties.
incidenteel hoger beroepverzocht de verzoeken van [verzoeker] af te wijzen en haar voorwaardelijke verzoek uit de eerste aanleg gehandhaafd, en verzocht [verzoeker] te veroordelen in de proceskosten van beide instanties.
De beoordeling van het principaal en incidenteel hoger beroep
principale grievenbetoogt [verzoeker] dat er tussen partijen sprake was van een arbeidsovereenkomst. Voor het toewijzen van de vorderingen van [verzoeker] is (in ieder geval) vereist dat daarvan sprake is.
“in dienst van”het meest onderscheidende criterium [2] .
“in dienst van”wordt in de rechtspraak gelijkgesteld met de aanwezigheid van een gezagsverhouding. De vraag of sprake is van een gezagsverhouding is het cruciale punt bij het onderscheid met de overeenkomst van opdracht (art. 7:400 BW) en dus beslissend voor de vraag of er sprake is van een werknemer of van een ondernemer.
demontabele spacer. [verzoeker] wilde daarover niet overleggen, maar zou zich naar eigen zeggen melden als de
spacergereed was. [verzoeker] weigerde na kritische vragen verdere uitleg te verschaffen of het ontwerp aan te passen. Zytec heeft dit project toen noodgedwongen stopgezet.
V-TORQwilde [verzoeker] geen tussentijdse reviews. Ook hier wilde hij concept niet aanpassen. Toen [verzoeker] tijdens de presentatie van het resultaat een aantal kritische vragen kreeg over de werking, reageerde hij verbolgen. Dit was volgens [verzoeker] het beste en enige goede ontwerp.
geenaanwijzing dat [verzoeker] een werknemer van Zytec was.
art. 7:668a lid 2 BW. Het hof verwerpt dit standpunt, ook als veronderstellenderwijs wordt aangenomen dat [verzoeker] in dienst was bij Dankar Frasta. Zytec is – als gezegd – vanwege de (aard van de) rechten en verplichtingen die partijen zijn overeengekomen, geen werkgever van [verzoeker] en is dat niet geworden enkel vanwege het feit dat Dankar Frasta wel werkgever was.
over de arbeidsovereenkomst en het gegeven ontslag op staande voet”en [manager 2] te horen
“over zijn werkzaamheden, de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst, het gegeven ontslag op staande voet en het certificaathouderschap van [verzoeker] ”. Het hof gaat aan dit bewijsaanbod – of dat nu te gelden heeft als betrekking hebbend op tegenbewijs of bewijs van het bestaan van een arbeidsovereenkomst – voorbij. Door [verzoeker] zijn onvoldoende concrete feiten aangevoerd die door het horen van deze getuigen kunnen worden bewezen en tot een andere beoordeling van de juridische kwalificatie van de overeenkomst van partijen kunnen leiden. Op dit punt is van belang dat – zoals hiervoor een aantal keer malen overwogen – stellingen van Zytec over de feiten onvoldoende gemotiveerd door [verzoeker] zijn weersproken, dan wel kwalificaties die [verzoeker] bezigt niet aan de hand van concrete feiten zijn toegelicht.
Beslissing
- bekrachtigt de tussen partijen op 19 mei 2021 gegeven beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam;
- veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Zytec tot op heden begroot op € 772,-- aan griffierecht en € 3.342,--- aan salaris advocaat (3 punten, tarief II);
- wijst de verzoeken van [verzoeker] af;
- verklaart deze beschikking ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.