Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop
- het dossier van de procedure bij de kantonrechter in de rechtbank Den Haag ;
- het tussen partijen gewezen vonnis van 6 november 2019;
- de dagvaarding in hoger beroep van 6 februari 2020 van [appellant] ;
- het arrest van dit hof van 7 juli 2020, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 26 november 2020 en van de voortzetting van de mondelinge behandeling op 15 april 2021;
- de memorie van grieven van [appellant] , met bijlagen;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde] , met bijlagen.
3.Feitelijke achtergrond
de gestoffeerde woonruimte (…) plaatselijk bekend [adres]”. [appellant] heeft op grond van de huurovereenkomst een waarborgsom aan [geïntimeerde] betaald.
4.Vorderingen en beslissing van de kantonrechter
5.Vorderingen in hoger beroep en bezwaren tegen het vonnis
6.Beoordeling door het hof
de gestoffeerde woonruimte” aan de [adres] . [geïntimeerde] stelt op zichzelf terecht dat de kelder niet afzonderlijk in de huurovereenkomst is genoemd, maar dat is niet van betekenis omdat geen enkele ruimte afzonderlijk in de huurovereenkomst is genoemd. Nu in de huurovereenkomst in algemene zin is verwezen naar de woonruimte aan de Valkenboslaan 3, mocht [appellant] er redelijkerwijs van uitgaan dat alle tot de woning behorende vertrekken tot het gehuurde behoorden. Bovendien heeft [geïntimeerde] de sleutel van de kelderdeur aan [appellant] ter beschikking gesteld - [geïntimeerde] heeft ter zitting immers verklaard dat de sleutel in de kelderdeur zat. Verder is van belang dat de makelaar de kelder heeft getoond toen [appellant] de woning voorafgaand aan de huur bezichtigde.
“voor zover mogelijk door ons zijn gecontroleerd en akkoord bevonden”. Het is het hof niet duidelijk hoe AEC de opgaaf van [appellant] zonder aankoopbewijzen en specificaties heeft kunnen controleren. Verder valt op dat eerder door [appellant] genoemde waarden fors zijn verhoogd. Ter verduidelijking van de gebrekkige onderbouwing wijst het hof bij wijze van voorbeeld op de volgende twee posten in het AEC rapport:
heeft gestaan. De e-mail bevat daarmee geen behoorlijke kennisgeving van een op dat moment bestaand gebrek aan de kelder dat nog moet worden verholpen.
Kamerstukken II1997/98, 26089, 3, p.18). Van een substantiële aantasting van het huurgenot is in dit geval geen sprake. Het gaat slechts om het gedurende een beperkte tijd (8,5 maanden) niet kunnen gebruiken van een kelder. Het genot van die kelder was al zeer beperkt gelet op de provisorische toegang via een keukentrap en omdat er nog werkzaamheden in uitvoering waren. Gelet op het totaaloppervlak van de woning van 240 m2 en het relatief kleine oppervlak van de kelder (12 m2) moet worden aangenomen dat [appellant] ook zonder kelder over ruim voldoende opslagruimte heeft kunnen beschikken.