ECLI:NL:GHDHA:2022:112

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 januari 2022
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
2200233921
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensensmokkel van Albanese nationaliteit met de bedoeling door te reizen naar het Verenigd Koninkrijk

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Kaapverdië en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van mensensmokkel van elf personen met de Albanese nationaliteit. Deze personen hadden de bedoeling om door te reizen naar het Verenigd Koninkrijk. De verdachte vervoerde hen in de laadruimte van een bestelbus vanuit Duitsland naar Nederland, waarbij de vreemdelingen verstopt zaten tussen meubels en witgoed. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mensensmokkel, ondanks zijn verweer dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de vreemdelingen. Het hof achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig, gezien de omstandigheden waaronder de vreemdelingen waren vervoerd en de bewijsmiddelen die in het dossier waren opgenomen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 maanden onvoorwaardelijk, conform de eis van de advocaat-generaal. Het hof benadrukte de ernst van het feit en de gevolgen voor de betrokken vreemdelingen, en oordeelde dat de verdachte geen verantwoordelijkheid had genomen voor zijn handelen. De uitspraak werd gedaan in het kader van de aanpak van mensensmokkel en de bescherming van kwetsbare personen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002339-21
Parketnummer: 10-750562-20
Datum uitspraak: 20 januari 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 4 augustus 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachtes],

geboren te [plaats] (Kaapverdië) op [datum] 1984,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
adres: [adres]
(Groot-Brittannië).
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden, met aftrek van voorarrest. Tevens is de gevangenneming van de verdachte bevolen.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij,
in of omstreeks de periode van 3 december 2020 tot en met 4 december 2020 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, althans in Nederland, en/of Duitsland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een ander of anderen, te weten 11, althans één of meer, personen, met de Albanese nationaliteit, althans van buitenlandse afkomst,
-behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of Duitsland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, en/of het Verenigd Koninkrijk, zijnde een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, en/of genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
-uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en/of Duitsland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, en/of het Verenigd Koninkrijk, zijnde een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
door
-een busje te (laten) huren (met Brits kenteken [kenteken]) en/of
-bovengenoemde personen in (de laadruimte van) genoemd busje (tussen meubels en/of witgoed) te (laten) vervoeren door Duitsland en/of Nederland richting Hoek van Holland om vervolgens de veerboot naar het Verenigd Koninkrijk te nemen, en/of
-ticket(s) aan te (laten) schaffen voor de ferry (Stena Line) van Hoek van Holland naar het Verenigd Koninkrijk,
en (aldus) de doorreis en/of het transport en/of toegang door/naar en/of het verblijf in Nederland en/of Duitsland en/of het Verenigd Koninkrijk georganiseerd en/of gefaciliteerd en/of gecoördineerd,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader(s), wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis of dat verblijf wederrechtelijk was.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof ten aanzien van de omschrijving van de tenlastegelegde periode tot een iets andere bewezenverklaring komt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij,
in of omstreeks de periode van 3 december 2020 tot en met 4 december 2020 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam,
althans in Nederland,en
/ofDuitsland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een ander ofanderen, te weten 11
, althans één of meer,personen, met de Albanese nationaliteit,
althans van buitenlandse afkomst,
-behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of Duitsland
en/of een andere lidstaat van de Europese Unie,en/of het Verenigd Koninkrijk, zijnde een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, en
/ofgenoemde personen daartoe gelegenheid
,enmiddelen
en/of inlichtingenheeft verschaft
en/of
-uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en/of Duitsland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, en/of het Verenigd Koninkrijk, zijnde een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
door
-een busje te
(laten)huren (met Brits kenteken [kenteken]) en
/of
-bovengenoemde personen in
(de laadruimte van
)genoemd busje (tussen meubels en
/ofwitgoed) te
(laten)vervoeren door Duitsland en
/ofNederland richting Hoek van Holland om vervolgens de veerboot naar het Verenigd Koninkrijk te nemen, en
/of
-
eenticket
(s)aan te (laten) schaffen voor de ferry (Stena Line) van Hoek van Holland naar het Verenigd Koninkrijk,
en (aldus) de doorreis en/of het transport en/of toegang door/naar
/toten/of het verblijf inNederland en/of Duitsland en/of het Verenigd Koninkrijk
georganiseerd en/ofgefaciliteerd
en/of gecoördineerd,
terwijl hij, verdachte
, en zijn mededader(s),wist
(en) of ernstige redenen had(den) te vermoedendat die toegang of die doorreis
of dat verblijfwederrechtelijk was.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep – overeenkomstig zijn overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitnotities - op het standpunt gesteld dat de verdachte wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. De raadsman heeft daartoe – verkort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat de verdachte niet wist en ook niet redelijkerwijze kon vermoeden dat er personen in zijn busje waren gestapt.
De rechtbank heeft ter beoordeling van dit in de kern ook in eerste aanleg gevoerde verweer uitvoerige overwegingen in het vonnis opgenomen. Het hof kan zich met deze overwegingen volledig verenigen en vult ze aan met één alinea die hieronder in schuine letters staat vermeld.
Beoordeling
Met de rechtbank overweegt het hof als volgt:
Uit de inhoud van het dossier en het onderzoek op de terechtzitting zijn, naast de hierboven
genoemde feiten, de volgende feiten en omstandigheden naar voren gekomen.
Van de rederij Stena Line is informatie ontvangen waaruit blijkt dat er een boeking in het systeem stond op naam van de verdachte en het Britse kenteken [kenteken]. Als geboortedatum van de verdachte stond 1 januari 1993 vermeld, in plaats van [datum] 1984. De boeking had betrekking op de overtocht van Hoek van Holland naar Harwich op vrijdagavond 4 december 2020, enkele reis. Er was geboekt via AFERRY online op 2 december 2020 om 11.06 uur. De totale overtocht kostte £ 109,-.
In het systeem van Stena Line stond tevens een boeking op naam van [naam], geboren op 1 januari 1993, met het Britse kenteken [kenteken]. Ook deze boeking had betrekking op de overtocht van Hoek van Holland naar Harwich op vrijdagavond 4 december 2020. Er was geboekt via AFERRY online op 2 december 2020 om 10.59 uur. Bij deze boekingsgegevens stond vermeld dat in het Verenigd Koninkrijk, tijdens het ontschepen van de ferry, bij de inreiscontrole in het Verenigd Koninkrijk, tien vreemdelingen met de Albanese nationaliteit achterin de bestelbus met het kenteken [kenteken] waren aangetroffen. Ook deze vreemdelingen zaten verstopt tussen meubelstukken. Volgens de informatie van Stena Line waren de voertuigen met de kentekens [kenteken] en [kenteken] gezamenlijk op 2 december 2020 via Dover naar Calais
uitgereisd.
Opvallend is dat beide boekingen op 2 december 2020 online zijn gedaan, met slechts enkele minuten ertussen. Verder is bij beide boekingen dezelfde geboortedatum vermeld en werden in beide bestelbussen vreemdelingen met de Albanese nationaliteit aangetroffen, die waren verstopt tussen meubelstukken. Daar komt nog bij dat beide voertuigen gelijktijdig via Dover naar Calais zijn uitgereisd.
Op 5 december 2020 werd door de Koninklijke Marechaussee bij dezelfde controlepost in Hoek van Holland wederom een witte Peugeot Boxer bestelbus met een Brits kenteken
gecontroleerd waarin zich dertien vreemdelingen in de laadruimte bevonden. Hier ging het eveneens om Albanezen die verstopt zaten tussen meubels en witgoed.
Uit onderzoek van de veiliggestelde data van de telefoon van de verdachte is voorts gebleken dat op 2 december 2020 is gezocht naar de adressen Ulrichstrasse 28 en Dusseldorfer Strasse 269 en op 4 december 2020 naar het adres Friedrich-Ebert-Strasse 329. Dit zijn adressen in Duisburg die ook voorkomen in de data van de telefoon van de verdachte van het hiervoor genoemde transport van 5 december 2020. Aan de Dusseldorfer Strasse 269 is een `Kaufhaus der Diakonie' gevestigd, een liefdadigheidsorganisatie die meubels verkoopt.
Ook is door de in de onderhavige zaak aangetroffen vreemdelingen onder meer verklaard dat zij hebben overnacht in een hotel in Duitsland en dat zij allemaal in de vroege ochtend van 4 december 2020 in een busje met een Brits kenteken zijn gestapt. Zij hebben de deur van de bestelbus geopend en alle spullen die achterin stonden opzijgeschoven. Hun plan was om naar het Verenigd Koninkrijk te gaan. De verdachte heeft echter verklaard dat hij pas op 4 december 2020 rond 09.00 uur meubels en koelkasten heeft gekocht en dat de verkopers op de markt hem hebben geholpen met het inladen van de spullen. Toen hij op de markt aankwam, was de bestelbus leeg.
In de telefoon van een van de vreemdelingen was een telefoonnummer opgeslagen met daarachter de tekst "Per angli me fugon" wat (vermoedelijk) Albanees is voor "naar Engeland met busje". Dit telefoonnummer is ook genoemd door een van de vreemdelingen van het transport op 5 december 2020 als van een contactpersoon voor de reis naar het Verenigd Koninkrijk. De verdachte heeft bovendien verklaard dat hij een bestelbus had gehuurd voor ongeveer duizend pond, inclusief borg, en dat hij via Dover en Calais naar Duitsland was gereden om daar oude meubels te kopen. In Duitsland heeft hij twee nachten geboekt in een hotel voor een bedrag van ruim zeventig euro. Op de laatste dag van zijn verblijf in Duitsland heeft de verdachte koelkasten, banken en tapijten gekocht voor een totaalbedrag van ongeveer honderdtachtig euro. Daarna is hij naar Hoek van Holland gereden.
Het hof is – met de advocaat-generaal – van oordeel dat het onwaarschijnlijk is dat de verdachte niet heeft gemerkt dat zich elf personen bevonden in het door hem bestuurde voertuig - een bestelbus van beperkte omvang - gelet op alleen al het totale geschatte aanzienlijke gewicht van 11 personen en temeer nu uit de verklaringen van de gesmokkelde vreemdelingen blijkt dat zij op verschillende momenten in de bus zijn gestapt.
Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, acht het hof de verklaring van de verdachte dat hij niet wist van de aanwezigheid van de vreemdelingen in het door hem bestuurde voertuig, ongeloofwaardig.
Het hof acht ook onaannemelijk dat de verdachte hoge kosten maakt enkel om in Duitsland tweedehands meubels en witgoed te kopen met een waarde van minder dan tweehonderd euro. De meubels en het witgoed wilde de verdachte verkopen in het Verenigd Koninkrijk, maar de waarde van deze spullen staat in geen verhouding tot de kosten van de gehuurde bestelbus, de ondernomen reis en het verblijf in Duitsland. De door de verdachte afgelegde route - heen met de ferry vanaf Dover naar Calais en terug vanaf Hoek van Holland naar Harwich - is ook niet logisch. De verdachte heeft voor die (duurdere) route
geen aannemelijke verklaring gegeven.
Naar het oordeel van het hof kan het niet anders zijn, dan dat de vreemdelingen in Duitsland in de laadruimte van de bestelbus zijn gestapt, dat de verdachte dat wist en dat het zijn bedoeling was de vreemdelingen ongemerkt
en illegaal naar het Verenigd Koninkrijk te vervoeren.
Wederrechtelijkheid
De raadsman heeft zich tevens op het standpunt gesteld dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat sprake was van wederrechtelijk handelen door de verdachte, als bedoeld in artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht, en daartoe aangevoerd dat het voor de vreemdelingen niet verboden was om door Europa te reizen of in een lidstaat van de Europese Unie asiel aan te vragen.
Het hof overweegt het volgende.
Uit de wetsgeschiedenis van artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht blijkt dat de toegang tot Nederland wederrechtelijk is, indien deze geschiedt zonder enig subjectief recht of enige bevoegdheid. De in die bepaling bedoelde hulp moet dus zijn verleend aan iemand die geen rechtsgrond voor de toegang tot Nederland kan ontlenen aan enige rechtsregel van nationale of internationale herkomst. Voorts blijkt uit de wetsgeschiedenis dat artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht een instrument is voor de aanpak van mensensmokkel, ook in die gevallen waarin het gaat om asielzoekers en dat de strafrechtelijke aanpak van mensensmokkelaars een essentieel onderdeel is geworden van de beheersing van de migratiestromen. Het in artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag neergelegde verbod om onder de daarin geformuleerde condities strafsancties toe te passen op grond van de onrechtmatige binnenkomst of het onrechtmatige verblijf van een vluchteling, kan er niet toe leiden dat op basis van rechtsregels van internationale herkomst moet worden aangenomen dat iedere asielzoeker vanwege zijn status ons land rechtmatig binnenkomt en aldaar rechtmatig verblijft. Zie hiervoor ook de conclusie van de advocaat-generaal bij het arrest van de HR van 25 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:717.
In de voorliggende zaak neemt het hof in aanmerking dat de uit Albanië afkomstige vreemdelingen Nederland zijn ingereisd in de laadruimte van de bestelbus van de verdachte, verstopt tussen meubilair en witgoed, en dat zij hebben verklaard dat zij op doorreis waren naar het Verenigd Koninkrijk. Daaruit is af te leiden dat zij de grensdoorlaatpost bij Hoek van Holland ongezien wilden passeren en het Schengengebied zijn ingereisd met de bedoeling om illegaal uit te reizen naar het Verenigd Koninkrijk. Daarmee is niet voldaan aan de toegangsvoorwaarden voor een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie, neergelegd in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder c, in samenhang bezien met bijlage I, van de Verordening (EU) 2016/399 (hierna: de Schengengrenscode). Ingevolge overweging 42 van de considerans van de Schengengrenscode gold de visumvrijstelling voor Albanezen niet voor het Verenigd Koninkrijk zodat de vrije termijn, als bedoeld in artikel 12 van de Vreemdelingenwet 2000, nimmer was aangevangen, omdat de vreemdelingen niet hebben voldaan aan hun verplichtingen bij grensoverschrijding.
Voor zover de vreemdelingen gerechtigd waren om in afwachting van een beslissing op een asielaanvraag in Nederland te verblijven, overweegt het hof dat zodanig recht niet zo ver reikt dat het de wederrechtelijkheid van de toegang tot het land doet vervallen. Het hof merkt voorts op dat de asielvraag eerst is ingediend nadat de vreemdelingen waren ontdekt door de Koninklijke Marechaussee, als gevolg waarvan de doorreis naar het Verenigd Koninkrijk geen doorgang kon vinden.
Het betoog van de verdediging wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

mensensmokkel, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof, voor een groot deel overeenkomstig de rechtbank, in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel van elf personen met de Albanese nationaliteit, door hen in de laadruimte van een bestelbus, die gedeeltelijk was gevuld met meubels en witgoed, vanuit Duitsland naar Nederland te vervoeren, met de bedoeling om vervolgens door te reizen naar het Verenigd Koninkrijk.
Door mensensmokkel wordt niet alleen het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in en toegang tot Nederland en andere landen van de Europese Unie doorkruist, maar wordt ook bijgedragen aan een illegaal circuit. De handelwijze van de verdachte ondermijnt dit beleid en veroorzaakt onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Ook leiden dit soort feiten gemakkelijk tot vormen van uitbuiting en misbruik van kwetsbare personen.
Het hof weegt mee dat de personen – waaronder kinderen en een acht maanden zwangere vrouw - zijn vervoerd onder mensonterende en gevaarlijke omstandigheden. De verdachte heeft daarbij misbruik gemaakt van de afhankelijke positie waarin deze kwetsbare personen zich bevonden en hen in een potentieel gevaarlijke situatie gebracht.
Het hof heeft bij de op te leggen straf voorts in aanmerking genomen dat de verdachte tot op heden geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen. Daarmee heeft het hof zorgen over het risico dat hij in de toekomst opnieuw strafbare feiten als deze zal begaan.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 december 2021, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder met politie of justitie in aanraking is geweest.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Bevel gevangenneming
Gelet op de duur van de op te leggen gevangenisstraf zal het hof net als de rechtbank op de voet van artikel 65, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering de gevangenneming van de verdachte bevelen.
Het hof is van oordeel dat de ernstige bezwaren uit dit veroordelend arrest volgen. Voorts is uit de omstandigheden van deze zaak gebleken van een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid die de onverwijlde vrijheidsbeneming van de verdachte vordert. Het hof is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte in de toekomst een misdrijf zal begaan waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld of waardoor de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht. Het hof neemt daarbij de aard en het lucratieve karakter van het bewezenverklaarde feit in aanmerking.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57 en 197a van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
28 (achtentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Beveelt de gevangenneming van de verdachte.

Dit arrest is gewezen door mr. A.J.M. Kaptein,
mr. O.E.M. Leinarts en mr. A.L. Frenkel,
in bijzijn van de griffier mr. R. van Eekeres.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 januari 2022.