Uitspraak
1.Waar deze zaak over gaat
2.Procesverloop in hoger beroep
3.Feiten
1. Het werk: (…) Er is uitgesproken dat partijen binnen de gegeven omstandigheden rekening zullen moeten blijven houden met de medische situatie van de heer [verzoeker] , maar ook met de eisen die het werk en de planning met zich meebrengen. De onderlinge relatie verdient dus blijvend de aandacht. Om dat te kunnen versterken, zijn er verder de volgende zaken afgesproken.
Bovengenoemde medewerker heeft mij gebeld op 29-10-20. Hij geeft aan dat er weer werkproblemen spelen. Graag een spreekuur inplannen.”
4.Procedure bij de kantonrechter
5.Beoordeling
primair[verweerster] te veroordelen de arbeidsovereenkomst per 1 juli 2021 te herstellen (en voorzieningen te treffen omtrent de rechtsgevolgen van de onderbreking van de arbeidsovereenkomst) en
subsidiaireen billijke vergoeding aan [verzoeker] toe te kennen van € 87.709,30, onverminderd de in eerste aanleg toegekende transitievergoeding, met veroordeling van [verweerster] in de kosten van beide instanties.
primairde verzoeken van [verzoeker] zal afwijzen en
subsidiair, indien een billijke vergoeding wordt toegekend, de billijke vergoeding op nihil zal stellen althans zal matigen, en [verzoeker] zal veroordelen in de kosten van het hoger beroep. In incidenteel beroep verzoekt [verweerster] , onder aanvoering van drie grieven, het hof
primairde bestreden beschikking te vernietigen voor wat betreft het onderdeel over het ontslag op staande voet en voor recht te verklaren dat het ontslag rechtsgeldig is, met veroordeling van [verzoeker] tot terugbetaling van de transitievergoeding. Voor zover het ontslag en de ontbinding op de g-grond niet rechtsgeldig worden geacht, verzoekt [verweerster]
subsidiairde bestreden beschikking te vernietigen voor wat betreft het oordeel over de e-grond en de arbeidsovereenkomst te ontbinden op de e-grond met bepaling van een datum waarop de arbeidsovereenkomst eindigt of is geëindigd, alles met veroordeling van [verzoeker] in de kosten. [verweerster] verzoekt het hof de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
nietziek was. Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat [verweerster] deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd. Hierbij wordt nog in aanmerking genomen de aard van de door [verzoeker] gestelde (en niet gemotiveerd weersproken) ziekte: diabetes met schommelende, buiten de normaalwaarden gelegen bloedsuikerwaarden, waardoor hij zich in combinatie met de toenemende spanning en stress niet meer in staat voelde het gesprek aan te gaan met [verweerster] op 30 oktober 2020. Tegen deze achtergrond heeft de kantonrechter terecht overwogen dat de door [verweerster] beschreven omstandigheden dat [verzoeker] op het werk was verschenen en er niet ziek uitzag onvoldoende waren om te concluderen dat [verzoeker] niet ziek was. Voor de beoordeling daarvan had [verweerster] de bedrijfsarts moeten inschakelen, hetgeen zij niet heeft gedaan.
werksituatie, beleving van werknemer, de sfeer tussen partijenbeter niet in stand gehouden kan worden.