ECLI:NL:GHDHA:2022:1062
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Teruggeleiding van een minderjarige naar Nederland in het kader van internationale kinderontvoering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kinderontvoeringszaak waarbij de vader verzoekt om de teruggeleiding van zijn minderjarige dochter vanuit India naar Nederland. De rechtbank Den Haag had eerder bepaald dat de moeder de minderjarige uiterlijk op 2 mei 2022 terug moest brengen naar Nederland. De moeder is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de procedure en de feiten in deze zaak zorgvuldig bekeken. De vader heeft gesteld dat de moeder zonder zijn toestemming met de minderjarige naar India is gegaan en dat er sprake is van ongeoorloofde achterhouding. De moeder betwist dit en stelt dat de vader toestemming heeft gegeven voor een permanent verblijf in India. Het hof heeft geoordeeld dat de moeder niet redelijkerwijs kon aannemen dat de vader toestemming had gegeven voor een permanent verblijf van de minderjarige in India. Het hof heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van weigeringsgronden voor de terugkeer van de minderjarige naar Nederland. De moeder is verplicht om de minderjarige uiterlijk op 29 juni 2022 terug te brengen naar Nederland, en indien zij dit nalaat, moet zij de benodigde reisdocumenten aan de vader afgeven zodat hij de minderjarige zelf kan terugbrengen. De kosten van de procedure worden door beide partijen zelf gedragen.