Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
zaaknummer rechtbank : C/10/547244/ HA ZA 18-313
1.[appellant] ,
1.Het verloop van het geding
2.De feiten
de Algemene Voorwaarden voor Geldleningen van F. van Lanschot Bankiers N.V.”
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.Het geschil in hoger beroep
5.De beoordeling in hoger beroep
grief Ikomt [appellant] c.s. op tegen het oordeel van de rechtbank dat [appellant] c.s. op basis van de tekst van de Akte van Geldlening en/of de Wijzigingsakte mocht verwachten dat de rente gedurende een periode van vijf jaar niet zou veranderen en dat Van Lanschot na die periode een gewijzigd rentetarief mocht voorstellen. In zijn toelichting op grief I stelt [appellant] c.s. – samengevat – het volgende.
eerstvolgende effectueerdatum/verwerkingsdatumafloopt en dat de debiteur gedurende
de looptijdvan de lening de genoemde rente verschuldigd zal zijn. Aan [appellant] c.s. moet worden toegegeven dat de vermelding van “looptijd” in plaats van “rente-looptijd” in de tweede zin van de hiervoor in 5.8 aangehaalde passage in de Wijzigingsakte niet helemaal zuiver tot uitdrukking brengt dat de rente-afspraak slechts geldt voor de rente-looptijd. De eerste zin van de geciteerde passage spreekt er echter over dat de rente-afspraak gedurende 5 jaar loopt (de rente-looptijd) (conform offerte). Dit wijst erop, en dit moest ook voor [appellant] c.s. duidelijk zijn geweest, dat de vermelding van “looptijd” in plaats van “rente-looptijd” in de tweede zin het gevolg was van een vergissing of verschrijving. [appellant] c.s. mocht er op basis van de tekst van de Wijzigingsakte daarom niet op vertrouwen dat wat in de eerste zin stond (conform offerte) niet gold, en wat letterlijk in de tweede zin stond (niet conform offerte) wel. Voor toepassing van de contra proferentem-regel is geen ruimte omdat [appellant] c.s. er niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zonder aanleiding, het de bedoeling van Van Lanschot was dat de looptijd van de rente-afspraak in de Wijzigingsakte werkelijk zodanig vergaand – zoals door [appellant] c.s. gesteld – afweek van wat was geoffreerd.
grief V, te weten dat Van Lanschot de rentevoorstellen van 18 december 2012 en 21 maart 2013 te laat heeft gecommuniceerd en dat deze dus ongeldig zijn, gaat gelet op het daarop gegeven akkoord van [appellant] c.s. niet op.
grief Isubsidiair op vernietiging van de opslagverhogingen op grond van dwaling, bedrog, bedreiging, of misbruik van omstandigheden.
grief IIbetoogt [appellant] c.s. dat hij bij brief van 29 februari 2016 artikel 22 AV op grond van Richtlijn 93/13 heeft vernietigd, zodat Van Lanschot zich niet op dit artikel kan beroepen.
“bedingen die tot doel of tot gevolg hebben […] de verkoper te machtigen zonder geldige, in de overeenkomst vermelde reden eenzijdig de voorwaarden van de overeenkomst te wijzigen”als oneerlijk kunnen worden aangemerkt. Punt 2, onder b, van de lijst beperkt de situaties waarin een eenzijdig wijzigingsbeding als oneerlijk kan worden aangemerkt. Punt 2, onder b, van de lijst luidt als volgt:
Punt j) staat niet in de weg aan bedingen waarbij de leverancier van financiële diensten zich het recht voorbehoudt de door of aan de consument te betalen rentevoet of het bedrag van alle andere op de financiële diensten betrekking hebbende lasten bij geldige reden zonder opzegtermijn te wijzigen, mits de verkoper verplicht wordt dit zo spoedig mogelijk ter kennis te brengen van de andere contracterende partij(en) en deze vrij is (zijn) onmiddellijk de overeenkomst op te zeggen.”
grief IIIkomt [appellant] c.s. op tegen het oordeel van de rechtbank dat Van Lanschot op grond van de offerte van 21 augustus 2006, betreffende het rekening-courant krediet, het rentepercentage eenzijdig mocht aanpassen.
voor uw rekening-courant krediet geldentot herroep(onderstreping hof) de volgende condities”. De woorden ‘tot herroep’ verwijzen naar ‘uw rekening-courant krediet’ en niet naar ‘de volgende condities’. Van Lanschot kon het rekening-courant krediet intrekken. De bewoordingen houden echter geen recht in om de rente te herzien. Verder betekent het woord ‘herroepen’ volgens Van Dale ‘weer intrekken’. Het zou ook daarom onlogisch zijn als het woord ‘herroepen’ op de condities zou zien, aldus [appellant] c.s..
Rentecondities”, zodat [appellant] c.s. (ook) daaruit moest begrijpen dat ‘tot herroep’ betrekking heeft op de rentecondities. Het standpunt van [appellant] c.s., dat de bepaling op verschillende wijzen kan worden uitgelegd, volgt het hof niet. De omstandigheid dat Van Lanschot in de offerte van 10 november 2011 (zie 2.9) de bewoordingen “
tot nadere aankondiging” bezigt en niet langer de bewoordingen “
tot herroep” is, anders dan [appellant] c.s. stelt, niet relevant. Van Lanschot voert in dit kader terecht aan dat de enkele omstandigheid dat andere (vergelijkbare) bewoordingen zijn gekozen, niet betekent dat daarmee inhoudelijke wijzigingen zijn beoogd. Dit heeft [appellant] c.s. overigens ook niet gesteld. Evenmin heeft hij andere feiten en omstandigheden aangevoerd die – aan de hand van de Haviltex-maatstaf – kunnen leiden tot een andere uitleg.
grief Vbetoogt [appellant] c.s. (meest subsidiair) dat Van Lanschot de opslagverhoging in het kader van de rekening-courant per 1 april 2009 in strijd met artikel 22 AV niet tien werkdagen daaraan voorafgaand heeft gecommuniceerd, zodat deze opslagverhoging ongeldig is.
6.Beslissing
- vernietigt het bestreden vonnis voor zover daarmee de vordering van [appellant] c.s. is afgewezen wat betreft de door hem over de periode 30 juni-20 augustus 2014 betaalde rente over de uitstaande lening boven 2,35% (vermeerderd met wettelijke rente);
- veroordeelt Van Lanschot tot terugbetaling aan [appellant] c.s. van de door hem over de periode 30 juni-20 augustus 2014 betaalde rente over de uitstaande lening boven 2,35%, vermeerderd met de wettelijke rente (artikel 6:119 BW) over dit bedrag vanaf 29 februari 2016;
- bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige;
- veroordeelt [appellant] c.s. in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van Van Lanschot begroot op € 17.574 tot op heden en op € 163 aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 86 indien niet binnen 14 dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening hiervan heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 86, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van de betreffende termijn van 14 dagen;
- verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het in hoger beroep meer of anders gevorderde af.