Beoordeling van het hoger beroep
7. De in de memorie van grieven opgenomen inleiding en de grieven 3 tot en met 15 richten zich, kort gezegd, tegen de afwijzing van de vorderingen van IPGGZ en de daaraan ten grondslag gelegde motivering. De inleiding, de grieven en de in de memorie van grieven besproken verweren van Zilveren Kruis in verband met de devolutieve werking van het hoger beroep lenen zich (deels) voor gezamenlijke behandeling. Het hof overweegt daartoe het volgende.
Wilsovereenstemming over de zorgovereenkomst 2017
8. Niet in geschil is (zoals in de inleiding op de grieven is aangevoerd) dat (in de voor deze zaak relevante periode) [bestuurder 2] en [bestuurder 1] (indirect) gezamenlijk bevoegd waren om IPGGZ te vertegenwoordigen en dat dit op grond van de inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel voor derden (waaronder Zilveren Kruis) kenbaar was. Vast staat dat de zorgovereenkomst niet is ondertekend door [bestuurder 2] en [bestuurder 1] .
9. Verder staat vast dat Zilveren Kruis geen enkel contact heeft gehad met [bestuurder 2] en/of [bestuurder 1] over (de wens van IPGGZ tot) het sluiten van een zorgovereenkomst. Bij e-mail van 1 juni 2016 heeft [manager AZ IPGGZ] Zilveren Kruis verzocht om in gesprek te gaan over de zorginkoop voor het jaar 2017. Het e-mail contact tussen partijen is vervolgens uitsluitend via [manager AZ IPGGZ] verlopen. Zilveren Kruis heeft [manager AZ IPGGZ] bij e-mail van 22 juni 2016 (onder meer) verzocht om de volledige naam van de bestuurder die de overeenkomst namens de zorginstelling ondertekent door te geven. [manager AZ IPGGZ] heeft bij e-mail van 27 juni 2016 geantwoord:
“Naam bestuurders die de overeenkomst ondertekenen: [bestuurder 2] en [bestuurder 1] .Zilveren Kruis heeft daarop per e-mail van 27 juni 2017 aan [manager AZ IPGGZ] medegedeeld dat het niet mogelijk is om twee bestuurders op te nemen in de administratie en dat [bestuurder 2] daarin zal worden vastgelegd. Zilveren Kruis is er derhalve (naast de voor haar toegankelijke informatie uit het handelsregister) ook door [manager AZ IPGGZ] expliciet op gewezen dat bij IPGGZ een twee handtekeningen clausule geldt. Dat Zilveren Kruis uit eigen beweging (en zonder enig contact met [bestuurder 2] en [bestuurder 1] hierover) tot deze vastlegging in haar administratie is overgegaan komt voor haar risico. Hieraan doet niet af dat [manager AZ IPGGZ] akkoord is gegaan met deze vastlegging, omdat zij daartoe niet bevoegd was. Daar komt overigens nog bij dat vast staat dat de overeenkomst ook niet is ondertekend door [bestuurder 2] .
10. Op zich zelf genomen is juist dat voor het sluiten van een zorgovereenkomst geen vormvereisten gelden. Het mag begrijpelijk zijn dat Zilveren Kruis, gelet op de omvang van het aantal contracten dat zij op jaarbasis met verschillende zorgaanbieders sluit, er voor kiest om haar contracteerproces voor een groot deel van haar klanten digitaal in te richten. Dit proces dient echter voldoende waarborgen te bevatten met betrekking tot de veiligheid en betrouwbaarheid daarvan. Dit geldt temeer daar het bij zorgovereenkomsten over een (in elk geval voor de zorgaanbieders) substantieel financieel belang gaat, hetgeen ook in deze zaak het geval is, en Zilveren Kruis niet eerder een zorgovereenkomst met IPGGZ had afgesloten.
11. Naar het oordeel van het hof voldoet het door IPGGZ gevolgde digitaal contracteerproces in dit geval niet aan de hiervoor genoemde waarborgen. Zoals gezegd zijn de contacten van Zilveren Kruis gedurende het gehele digitale contracteerproces via [manager AZ IPGGZ] verlopen en heeft Zilveren Kruis op geen enkel moment bij de gezamenlijk bevoegde bestuurders [bestuurder 2] en [bestuurder 1] geverifieerd of zij een zorgovereenkomst voor 2017 met Zilveren Kruis wilden sluiten. Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat Zilveren Kruis er in de gegeven omstandigheden niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat dit het geval was. Dit gerechtvaardigd vertrouwen van Zilveren Kruis kan naar het oordeel van het hof niet worden ontleend aan het feit dat (voor Zilveren Kruis zichtbaar) is ingelogd op het portaal, drie vinkjes zijn gezet bij de in r.o. 2 (xiv) genoemde verklaringen, de button “bevestigen” is aangeklikt, in het digitaal portaal de bevestiging is ontvangen en aldaar de mogelijkheid is geboden om de overeenkomst te downloaden. Het op deze wijze ingerichte digitaal contracteerproces bevat onvoldoende waarborgen voor zekerstelling dat het hier gaat om digitale wilsverklaringen die zijn geopenbaard door de gezamenlijk bevoegde bestuurders [bestuurder 2] en [bestuurder 1] . Dat het digitaal contracteerproces op de website van Zilveren Kruis duidelijk is beschreven en dat de hiervoor genoemde digitale verklaringen op zich zelf genomen duidelijk zijn doet aan het voorgaande niet af. Dit zelfde geldt voor het feit dat [coördinator zorgverkoop IPGGZ] jurist is en zij de door haar aangevinkte verklaringen moet hebben begrepen. Dit zijn geen voldoende betrouwbare aanwijzingen dat het hier (daadwerkelijk) gaat om door [bestuurder 2] en [bestuurder 1] afgelegde (dan wel geaccordeerde) verklaringen. Het is Zilveren Kruis die er bij de inrichting van haar digitaal contracteerproces uit doelmatigheidsoverwegingen voor heeft gekozen om te vertrouwen op de juistheid van de digitaal aangevinkte verklaringen, hetgeen voor haar risico komt. Het hof volgt IPGGZ tot slot in haar betoog dat dit gerechtvaardigd vertrouwen ook niet kan worden ontleend aan het feit dat IPGGZ bij het eerder sluiten van de betaalovereenkomst de digitale procedure heeft doorlopen. IPGGZ heeft er in dit verband terecht op gewezen dat dit een andersoortige overeenkomst is dan de hier in geschil zijnde zorgovereenkomst. Niet, althans onvoldoende gemotiveerd, is weersproken dat de door
controller[controller] in 2015 digitaal aangevraagde betaalovereenkomst in wezen enkel administratieve doeleinden dient, en niet ziet op het sluiten van een overeenkomst met substantiële financiële belangen, zoals bij het sluiten van een zorgovereenkomst (met omzetplafond) wel het geval is.
Schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid
12. Naar het oordeel van het hof is hier ook geen sprake van schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid. [bestuurder 2] en [bestuurder 1] hebben deze schijn in elk geval tegenover Zilveren Kruis niet gewekt. Zoals gezegd is het contact met Zilveren Kruis uitsluitend via [manager AZ IPGGZ] verlopen. [manager AZ IPGGZ] heeft Zilveren Kruis er bovendien bij e-mail van 27 juni 2017 uitdrukkelijk op gewezen dat bij IPGGZ een twee handtekeningen clausule geldt. Zilveren Kruis is pas bij de inleidende dagvaarding en tijdens de comparitie van partijen bij de rechtbank bekend geworden met het feit dat [coördinator zorgverkoop IPGGZ] de verklaringen digitaal heeft aangevinkt en verzonden. Deze bij Zilveren Kruis niet bekende rol van [coördinator zorgverkoop IPGGZ] bij het contracteerproces en haar functie bij IPGGZ kunnen dus bij Zilveren Kruis niet de schijn hebben gewekt dat [bestuurder 2] en [bestuurder 1] volmacht hadden verleend aan [coördinator zorgverkoop IPGGZ] om door plaatsing van de digitale vinkjes in het portaal namens hen voor IPGGZ de zorgovereenkomst af te sluiten. Ook overigens zijn onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld of gebleken op grond waarvan Zilveren Kruis er (op enig moment) gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [coördinator zorgverkoop IPGGZ] vertegenwoordigingsbevoegd was. De functie van [coördinator zorgverkoop IPGGZ] (jurist/coördinator verkoop) is daarvoor onvoldoende, nu deze als zodanig geen vertegenwoordigingsbevoegdheid inhoudt.
(Stilzwijgende) bekrachtiging
13. De volgende vraag die aan de orde is gesteld is of IPGGZ de overeenkomst (stilzwijgend) heeft bekrachtigd. Zilveren Kruis heeft daartoe aangevoerd dat IPGGZ ook in 2017 rechtstreeks bij Zilveren Kruis is blijven declareren. Er was geen betaalovereenkomst gesloten voor het jaar 2017 en rechtstreeks declareren was in 2017 dus niet mogelijk geweest als er geen zorgovereenkomst voor 2017 zou zijn gesloten. Hiermee heeft IPGGZ de zorgovereenkomst voor 2017 (stilzwijgend) bekrachtigd. Het hof volgt Zilveren Kruis niet in dit betoog. IPGGZ heeft toegelicht dat vanwege de declaratiesystematiek in de zorg de betaalovereenkomst voor een bepaald jaar door loopt tot 1 april van het tweede jaar erna zodat het declaratieportaal voor de betaalovereenkomst 2016 open moest blijven staan tot 1 april 2018. Het eerste elektronische bestand dat voor een in 2017 geopende en afgesloten behandeling via het declaratieportaal door de zorgadministratie software is verstuurd dateert van 12 mei 2017. IPGGZ heeft (in verband met het ondoorzichtige vergoedingssysteem) niet direct opgemerkt dat door Zilveren Kruis voor de in 2017 geopende en gesloten behandelingen werd afgerekend op basis van de voorwaarden die gelden voor een zorgovereenkomst. Deze gang van zaken is door Zilveren Kruis niet (althans niet deugdelijk) weersproken. Dat IPGGZ bij meer oplettendheid mogelijk had kunnen zien dat vanaf de declaratie van 12 mei 2017 voor in 2017 geopende en afgesloten behandelingen werd afgerekend op basis van een zorgovereenkomst betekent naar het oordeel van het hof niet dat door het enkele feit dat dit niet direct is opgevallen IPGGZ de zorgovereenkomst (stilzwijgend) heeft bekrachtigd. Het hof tekent hierbij aan dat [bestuurder 1] niet al te lang daarna, te weten bij brief van 11 juli 2017 toen haar (zoals zij daarin aangeeft: ‘tot haar stomme verbazing’) duidelijk werd dat Zilveren Kruis bij IPGGZ gegevens uitvroeg als zou IPGGZ een contract met Zilveren Kruis hebben, aan Zilveren Kruis heeft medegedeeld dat IPGGZ geen overeenkomst heeft gesloten met Zilveren Kruis. [bestuurder 1] heeft er in deze brief op gewezen dat [bestuurder 2] en zij enkel gezamenlijk bevoegd zijn de vennootschap te vertegenwoordigen en dat zij niet akkoord zijn gegaan met een aanbod, noch iemand hebben gemachtigd om dat namens hen te doen. Dat Zilveren Kruis vervolgens bij e-mail van 26 juli 2016 heeft medegedeeld dat er wel degelijk een zorgovereenkomst is gesloten leidt niet tot een nader oordeel.
14. IPGGZ heeft in de memorie van grieven (randnummer 179 en 180) aangevoerd dat Zilveren Kruis het vonnis ten uitvoer heeft gelegd door verrekening van de vordering met door IPGGZ na het vonnis gedeclareerde zorg. Volgens IPGGZ krijgt zij met vernietiging van het vonnis en toewijzing van haar eis een vordering uit onverschuldigde betaling, te verhogen met de wettelijke rente met ingang vanaf het moment van verreking.
15. Zilveren Kruis heeft de ingangsdatum van de wettelijke rente betwist. Het hof volgt Zilveren Kruis in deze betwisting. De ontvanger van de onverschuldigde betaling is in beginsel pas wettelijke rente over dit bedrag verschuldigd vanaf het moment dat hij in verzuim is. Het hof ziet geen reden om in deze zaak van deze regel af te wijken en zal de wettelijke rente toewijzen vanaf 24 maart 2020, zijnde de datum van het instellen van de in hoger beroep gewijzigde eis.
Betwisting verzoek tot uitvoerbaar verklaring bij voorraad
16. Zilveren Kruis heeft tot slot gevraagd het arrest niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren als het hof IPGGZ in het gelijk zou stellen. Daartoe is aangevoerd (i) dat met deze zaak principiële rechtsvragen zijn gemoeid, waarbij Zilveren Kruis zich het recht voorbehoudt om deze rechtsvragen in cassatie aan de Hoge Raad voor te leggen en (ii) dat sprake is van een groot restitutierisico.
17. Het hof verwerpt dit betoog. Het enkele feit dat cassatie wordt overwogen in geval het vonnis wordt vernietigd is geen grond voor afwijzing van het verzoek tot uitvoerbaar bij voorraad verklaring van het arrest. De stelling dat sprake zou zijn van een (onaanvaardbaar) groot restitutie risico is onvoldoende onderbouwd.
18. De tegen de afwijzing van de vordering gerichte grieven treffen doel. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zijn er geen voor bewijs vatbare relevante feiten in geschil, zodat aan het bewijsaanbod van Zilveren Kruis voorbij kan worden gegaan. Het hof zal het bestreden vonnis vernietigen en de vorderingen van IPGGZ, zoals in hoger beroep gewijzigd, (met uitzondering van de ingangsdatum van de wettelijke rente) alsnog toewijzen. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 24 maart 2020. Zilveren Kruis zal worden veroordeeld in de kosten van de eerste aanleg en de kosten van het hoger beroep.