ECLI:NL:GHDHA:2021:863
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep kort geding
- E.A. Mink
- A.C. Olland
- A.A.F. Donders
- J.E.H.M. Pinckaers
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake nakoming omgangsregeling en incidentele vordering tot schorsing
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vrouw tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam, waarin zij werd veroordeeld tot nakoming van een omgangsregeling met haar minderjarige kind. De vrouw heeft in het incident een vordering tot schorsing van de werking van het bestreden vonnis ingesteld. Het hof heeft op 30 maart 2021 geoordeeld dat de vrouw geen belang heeft bij schorsing, omdat er inmiddels een tweede vonnis in kort geding is gewezen waarin zij is veroordeeld tot nakoming van de omgangsregeling. De vrouw en de man zijn de ouders van de minderjarige, die in 2013 is geboren. De vrouw oefent het gezag over de minderjarige uit, terwijl de man de minderjarige heeft erkend. De omgangsregeling, die op 12 juli 2019 is overeengekomen, houdt in dat de man omgang heeft met de minderjarige op bepaalde dagen en tijden. De vrouw heeft deze regeling in de zomer van 2020 stopgezet, wat leidde tot de rechtszaak. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw onvoldoende belang heeft bij de schorsing van het vonnis, aangezien de omgangsregeling inmiddels is hervat en er geen grond is om deze te staken. Het hof heeft de incidentele vordering van de vrouw afgewezen en de proceskosten gecompenseerd.