ECLI:NL:GHDHA:2021:83

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2021
Publicatiedatum
21 januari 2021
Zaaknummer
BK-20/00290 tm 20/00292
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en vergrijpboetes wegens onterecht opgevoerde giften aan een instelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2012, 2013 en 2014. Belanghebbende had in zijn aangiften giften aan een instelling opgevoerd als aftrekpost. De Inspecteur heeft de aanslagen conform de aangiften vastgesteld, maar later de aftrek teruggenomen en navorderingsaanslagen opgelegd, omdat uit strafrechtelijk onderzoek bleek dat giftkwitanties van de instelling op grote schaal werden verhandeld voor een percentage van 10%-12% van de op de kwitanties vermelde bedragen. Het Hof oordeelde dat de kwitanties niet zonder meer als bewijs konden dienen, omdat belanghebbende geen ander aanvullend bewijs had bijgebracht. Het Hof concludeerde dat de Inspecteur aannemelijk had gemaakt dat belanghebbende zich ervan bewust was dat de aangiften onjuist waren, en dat de opgelegde vergrijpboetes van 50% passend waren. De uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-20/00290 tot en met BK-20/00292

Uitspraak van 19 januari 2021

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: […] )
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, de Inspecteur,

(vertegenwoordigers: […] , […] en […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 19 december 2019, nummers SGR 18/5473, SGR 18/5474 en SGR 18/5475.

Procesverloop

1.1.1.
Aan belanghebbende is over het jaar 2012 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 40.150. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is € 98 belastingrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete opgelegd van € 424.
1.1.2.
Aan belanghebbende is over het jaar 2013 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 38.891. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is € 123 belastingrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete opgelegd van € 654.
1.1.3.
Aan belanghebbende is over het jaar 2014 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 37.247. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is € 89 belastingrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete opgelegd van € 656.
1.2.
Bij in één geschrift opgenomen uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaren tegen de navorderingsaanslagen en de beschikkingen afgewezen.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. De beslissing van de Rechtbank luidt:
"De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond voor zover zij gericht zijn tegen de boetebeschikkingen;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar voor zover betrekking hebbend op de boetebeschikkingen;
- vermindert de boetes tot 50% van de boetegrondslag en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde deel van de uitspraak op bezwaar;
- verklaart de beroepen voor het overige ongegrond;
- draagt [de Inspecteur] op het betaalde griffierecht van € 46 aan [belanghebbende] te vergoeden."
1.4.
Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 131. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 30 september 2020. Partijen zijn verschenen. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

Jaar 2012
2.1.1.
Belanghebbende, gehuwd met [A] (de echtgenote), heeft in de aangifte IB/PVV voor het jaar 2012, door de Belastingdienst ontvangen op 9 maart 2013, de volgende giften opgevoerd:
Omschrijving
bedrag
Toelichting andere giften culturele instellingen
[stichting]
€ 1.800
[stichting 2]
€ 800
[stichting 3]
€ 250
Totaal
€ 2.850
Verhoging aftrek andere giften culturele instellingen
€ 713
Totaal na verhoging
€ 3.563
Af: drempel andere giften
€ 452
Aftrek andere giften
€ 3.111
Het volledige bedrag van de giften is in de aangifte aan belanghebbende toebedeeld.
2.1.2.
Bij brief van 6 april 2014 heeft belanghebbende, op het verzoek van de Inspecteur van 24 maart 2014, ten aanzien van de in de aangifte IB/PVV voor het jaar 2012 opgenomen giften twee kwitanties van de [stichting] ( [stichting] ) verstrekt. Eén kwitantie op naam van belanghebbende met nummer 001134, gedateerd 11 juli 2012 ten bedrage van € 900 en één kwitantie op naam van de echtgenote met nummer 001135, gedateerd 11 juli 2012, ten bedrage van € 900. Nadat door de Inspecteur aan belanghebbende op 23 april 2014 een brief, inhoudende een voornemen tot afwijking van de aangifte, is gezonden, waarbij - kort samengevat - werd meegedeeld dat gelet op de verstrekte bescheiden uitsluitend de giften aan de [stichting] zouden worden geaccepteerd exclusief de daarin begrepen verhoging, is vervolgens met dagtekening 16 mei 2014 de aanslag IB/PVV voor het jaar 2012 vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 38.802.
Jaar 2013
2.2.1.
Belanghebbende heeft in de aangifte IB/PVV voor het jaar 2013, door de Belastingdienst ontvangen op 3 maart 2014, de volgende giften opgevoerd:
Omschrijving
bedrag
Toelichting overige andere giften
[ [stichting] ]
€ 2.400
[stichting 2] )
€ 50
[naam]
€ 20
Totaal
€ 2.470
Af: drempel andere giften
€ 391
Aftrek andere giften
€ 2.079
Het volledige bedrag van de giften is in de aangifte aan belanghebbende toebedeeld.
2.2.2.
Bij brief van 30 augustus 2014 heeft de Inspecteur belanghebbende onder meer verzocht om betalingsbewijzen van de in de aangifte IB/PVV voor het jaar 2013 opgenomen giften. In reactie hierop heeft belanghebbende twee kwitanties van de [stichting] verstrekt. Eén kwitantie op naam van belanghebbende met nummer 002475, gedateerd 28 december 2013 ten bedrage van € 1.200 en één kwitantie op naam van de echtgenote met nummer 002479, gedateerd 28 december 2013, ten bedrage van € 1.200.
2.2.3.
Met dagtekening 22 oktober 2014 is de aanslag IB/PVV voor het jaar 2013 conform de aangifte vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.812.
Jaar 2014
2.3.1.
Belanghebbende heeft in de aangifte IB/PVV voor het jaar 2014, door de Belastingdienst ontvangen op 14 maart 2015, de volgende giften opgevoerd:
Omschrijving
bedrag
Toelichting overige andere giften
[stichting 4]
€ 2.400
Totaal
€ 2.400
Af: drempel andere giften
€ 412
Aftrek andere giften
€ 1.988
Het volledige bedrag van de giften is in de aangifte aan belanghebbende toebedeeld.
2.3.2.
Met dagtekening 12 mei 2015 is de aanslag IB/PVV voor het jaar 2014 conform de aangifte vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.259.
Alle jaren
2.4.
De [stichting] stond in de betreffende jaren geregistreerd als Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI).
2.5.1.
De Belastingdienst is in 2013 een onderzoek gestart naar de houdbaarheid van de ANBI-status van de [stichting] . Daaruit bleek ten aanzien van het jaar 2012 dat belastingplichtigen gezamenlijk voor ten minste een bedrag van € 3.000.000 aan giften aan de [stichting] in aftrek hadden gebracht terwijl in de jaarstukken van de [stichting] voor dat jaar een bedrag van € 591.210 aan ontvangen giften was verantwoord. Voorts bleek dat de [stichting] in het jaar 2012 meer kwitanties (in totaal 2.500) had uitgeschreven dan in haar administratie was verantwoord (531) en dat de [stichting] in de jaarstukken voor 2013 een bedrag van € 88.564 aan ontvangen donaties had verwerkt terwijl in aangiften IB/PVV van diverse belastingplichtigen in totaal € 3.445.808 aan giften aan de [stichting] was aangegeven. Van dit onderzoek is een rapport opgemaakt dat is gedagtekend 17 mei 2016.
2.5.2.
Omdat de administratie van de [stichting] ernstige gebreken vertoonde is de ANBI-status van de [stichting] op 6 januari 2014 ingetrokken met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008.
2.5.3.
In januari 2015 is de FIOD gestart met strafrechtelijke onderzoeken naar het gebruik van valse giftkwitanties bij drie andere ANBI-instellingen dan de [stichting] ( [FIOD-onderzoek 1] en [FIOD-onderzoek 2] ). Uit die onderzoeken bleek dat diverse belastingplichtigen die giften aan voormelde instanties in de aangiften hadden opgenomen ook giften aan de [stichting] hadden opgenomen in hun aangiften.
2.6.1.
Voormelde bevindingen (2.5.1 en 2.5.3) zijn aanleiding geweest voor de FIOD om op 17 september 2015 een strafrechtelijk onderzoek te starten naar de [stichting] en haar bestuurders in verband met het opmaken van valse giftkwitanties en/of donatieverklaringen van de [stichting] en het gebruik hiervan bij het doen van aangiften IB/PVV ( [FIOD-onderzoek 3] ).
2.6.2.
De bevindingen uit het strafrechtelijk onderzoek [FIOD-onderzoek 3] zijn door de FIOD opgenomen in een proces-verbaal, met dossiernummer 57425. De Officier van Justitie heeft op 16 maart 2017 toestemming verleend de bevindingen uit het FIOD-onderzoek te gebruiken voor fiscale doeleinden. De resultaten van het onderzoek zijn op 23 april 2018 ter beschikking gesteld aan de Belastingdienst/kantoor Den Haag. Het (geanonimiseerde) proces-verbaal met bijlagen is door de Inspecteur verstrekt op een CD-rom (het FIOD-rapport).
2.6.3.
Belanghebbende is in voormeld onderzoek niet als verdachte aangemerkt noch is hij als getuige gehoord.
2.7.
In het FIOD-rapport zijn proces-verbalen van verhoor van verdachten opgenomen uit de strafrechtelijke onderzoeken [FIOD-onderzoek 1] en [FIOD-onderzoek 2] . De verdachten hebben onder andere verklaringen afgelegd over de handel in giftkwitanties bij de [stichting] .
2.7.1.
Het FIOD-rapport bevat een "proces-verbaal van verhoor verdachte" uit het onderzoek [FIOD-onderzoek 1] (blz. 2040 e.v.) De verdachte heeft, onder meer verklaard:
"[…] is belastingadviseur en hij werkt samen met de [stichting] met betrekking tot het kopen van kwitanties. Hij koopt de kwitanties in voor 10% en verkoopt ze voor 12 tot 15% aan zijn klanten zodat zij dit kunnen aftrekken van de belasting."
2.7.2.
Het FIOD-rapport bevat een "proces-verbaal van verhoor verdachte" uit het onderzoek [FIOD-onderzoek 2] (blz. 2140 e.v.). De verdachte heeft, onder meer verklaard:
"Ik ga u alles vertellen in 2011, 2012 en 2013 heb ik kwitanties gekocht bij [stichting] . Dit was niet voor 10% maar voor 15% of zelfs 20% procent weet ik niet meer zeker. Het zijn allemaal oplichters van die stichtingen. Ze stoppen alles in de eigen zak en melden niets aan de Belastingdienst. In 2011 heb ik geld betaald aan [de bestuurder/directeur] van de [stichting] . In 2012 en 2013 heb ik geld betaald aan [de penningmeester] van de [stichting] . De door mij overgelegde kwitanties over het jaar 2013 van de [stichting] heb ik van die [penningmeester] gekregen. Dit geld heb ik op de [adres] in [woonplaats] betaald. De kwitanties heeft [de penningmeester] mij op het adres aan de [adres] waar de [stichting] is gevestigd gegeven."
2.7.3.
Het FIOD-rapport bevat een "proces-verbaal van verhoor verdachte" uit het onderzoek [FIOD-onderzoek 3] (blz. 1900 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt, voor zover van belang:
"
Opmerking verbalisanten:Uit onderzoek is naar voren gekomen dat uw aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2010 tot en met 2013 zijn ingediend vanaf het IP-adres van de [stichting] .
Vraag verbalisanten:Wie heeft uw aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2010 tot en met 2013 ingevuld en ingediend bij de Belastingdienst?
Antwoord gehoorde:
"Omdat ik slecht Nederlands spreek, ben ik door diverse mensen geadviseerd om naar de [stichting] te gaan. Ik ging naar de [stichting] om mijn aangiften in te laten vullen.
(…)
Vraag verbalisanten:Wie heeft de aangifte Inkomstenbelasting 2011 op uw naam bij de Belastingdienst ingevuld en ingediend?
Antwoord gehoorde:
"Ik ben eerlijk, maar toen ik daar kwam waren het elke keer andere mensen. Er waren allemaal kleine hokjes en daar werd het ingevuld. Ik ben daar gewoon naartoe gegaan, maar ik ken daar helemaal niemand. Ik kan dus niet zeggen wie dat voor mij ingevuld heeft. Op de dag dat ik mijn aangifte liet invullen, kreeg ik de twee kwitanties die ik u zojuist heb overhandigd. De data op de kwitanties hebben zij van de [stichting] erop gezet. Ik heb in ieder geval niet op die data betaald. Ik heb in één keer € 300 of zo betaald. Ik weet niet meer precies hoeveel ik heb betaald maar ik dacht iets van 12 of 15% van € 2.500. Ik heb mijn DigiD code en wachtwoord aan de medewerker van de [stichting] gegeven en die heeft vervolgens mijn aangifte ingediend. Dat ging elk jaar zo."
(…)
Vraag verbalisanten:In uw aangifte inkomstenbelasting 2012 staat in het onderdeel 'giften' een bedrag van € 2.500. Wat kunt u hierover verklaren?
Antwoord gehoorde:
"Daarvoor geldt hetzelfde als het jaar 2011. Ik denk dat ik daar ook ongeveer € 300 voor betaald heb."
(…)
Opmerking verbalisanten:Op de kwitanties over 2012 staan de data 10-03-2012 en 15‑11‑2012. Uw aangifte inkomstenbelasting 2012 is gedaan op 9 maart 2013.
Vraag verbalisanten:Heeft u de kwitanties op dezelfde dag dat uw aangifte is gedaan, ontvangen?
Antwoord gehoorde:
"Ja."
(…)
Vraag verbalisanten:In uw aangifte inkomstenbelasting 2013 staat in het onderdeel ‘giften’ een bedrag van € 2.500. Wat kunt u hierover verklaren?
Antwoord gehoorde:
“Ook hier heb ik maar € 300 of € 350 voor betaald."
Opmerking verbalisanten:Op de kwitanties over 2013 staan de data 23-02-2013 en 24‑05‑2013. Uw aangifte inkomstenbelasting 2013 is gedaan op 26 februari 2014.
Vraag verbalisanten:Heeft u de kwitanties op dezelfde dag dat uw aangifte is gedaan, ontvangen?
Antwoord gehoorde:
"Ja."
2.8.
Het FIOD-rapport bevat een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar van de FIOD betreffende "aangetroffen belastingaangiften en correspondentie op de PC van de [stichting] " (blz. 930 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt onder meer:

"Resumé

Op grond van de volgende feiten en omstandigheden, te weten dat:
(…)
 […] zijn aangifte inkomstenbelasting 2013 voor € 50 in heeft laten vullen door/bij de [stichting] ;
 In de aangifte inkomstenbelasting 2013 op naam van […] een gift is opgenomen van € 3.000;
 […] € 300, ofwel 10%, heeft betaald voor de giftkwitantie, wat overeenkomt met de verklaring van [de penningmeester];
 De aangifte inkomstenbelasting 2013 op naam van […] vermoedelijk opzettelijk onjuist is ingediend;
 De aangifte inkomstenbelasting 2014 op naam van […] die bij de Belastingdienst is ingediend, is verzonden vanaf één van de computers van de [stichting] ;
 In de aangifte inkomstenbelasting 2014 op naam van […] een gift is opgenomen van €1.000;
 […] € 100, ofwel 10%, heeft betaald voor de giftkwitantie, wat overeenkomt met de verklaring van [de penningmeester];
 De kwitantie op naam van […] met nummer [xxx] gelet op de verklaring van [de penningmeester] vermoedelijk valselijk is opgemaakt;
 De aangifte inkomstenbelasting 2014 op naam van […] vermoedelijk opzettelijk onjuist is gedaan;
(…)"
2.9.
Het FIOD-rapport bevat een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar van de FIOD betreffende "onderzoek in administratie [stichting] " (blz. 747 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt onder meer:
"In verband met dit onderzoek heeft op 13 december 2016 een doorzoeking plaatsgevonden op het adres van de [stichting] , waarbij diverse administratie in beslag is genomen. Ik heb verhuisdoos 1 met boekingsnummer C.22.02.01 van object C van totaal 21 dozen nader onderzocht.
(…)

Resumé

 De [stichting] neemt niet alle door hun afgegeven donatieformulieren en/of bewijzen van donaties naar aanleiding van contante stortingen op in het kasboek van de [stichting] .
 Meerdere malen wordt slechts het bedrag of een gedeelte van het bedrag wat vermeld staat op 1 donatieformulier of op het bewijs van donatie opgenomen in het kasboek van de [stichting] ;
 Uit onderstaande tabel is op te maken dat ongeveer 22% procent van de afgegeven donatieformulieren en/of bewijzen van donaties verantwoord is in het kasboek van de [stichting] ;
 (…)"
2.10.
Het FIOD-rapport bevat een op 16 april 2015 bij de FIOD binnengekomen anonieme melding, met nummer 35.04946 (blz. 4180) met de volgende mededeling:
"Belastingfraude door […]. Het gaat om giften/donaties aan de [stichting] te [woonplaats] . De ontvangstbewijzen die ontvangen zijn van de [stichting] zijn meermalen vervalst en gebruikt voor meerdere personen om belastingteruggaaf aan te vrahen (lees: vragen, hof) (alsof zij deze giften/bedragen ook hebben betaald)"
2.11.
Het FIOD-rapport bevat een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar van de FIOD betreffende "Vergelijking opbrengst donaties Stichting [stichting] " (blz. 469 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt onder meer:
"
Ontvangst Excelbestand en kwitanties [stichting]
(…)
De Belastingdienst heeft, onder andere over het jaar 2014, diverse kwitanties op naam van de Stichting [stichting] en een Excelbestand aan de FIOD ter beschikking gesteld.
(…)
Uit onderzoek in het Excelbestand is naar voren gekomen dat er op naam van de [stichting] in de periode 1 januari 2014 tot en met 6 januari 2014 in totaal 232 kwitanties zijn uitgeschreven, die een gezamenlijke waarde van € 564.820 vertegenwoordigen.

Vergelijking donaties 2014 met voorliggende Jaren

Ik heb het aantal boekingen, dat over de jaren 2008 tot en met 2013 in de periode 1 januari tot en met 6 januari in de administratie van de Stichting [stichting] is gedaan, vergeleken met het aantal kwitanties, dat in dezelfde periode in 2014 is uitgeschreven.
Ik zag daarbij dat het aantal boekingen in de administratie over de jaren 2008 tot en met 2013 sterk afwijkt van het aantal kwitanties, dat in 2014 is uitgeschreven. Zie onderstaande tabel.
Jaar
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Data van de boekingen
1, 4 en 5 januari
5 en 6 januari
2, 3 en 5 januari
1, 3,4 en 5 januari
4 en 6 januari
1 t/m 6 januari
Aantal boekingen
7
5
3
13
6
232
Bedrag boekingen
€ 9.300
€ 5.450
€ 3.450
€ 13.900
€ 5.250
€ 0
€ 564.820"
2.12.1.
Tijdens het strafrechtelijk onderzoek [FIOD-onderzoek 3] zijn diverse telefoons in beslag genomen. Het FIOD-rapport (blz. 34) vermeldt hierover, onder meer:
"In diverse telefoons die bij de doorzoeking van de woning van [de penningmeester] in beslag werden genomen zijn tekstberichten aangetroffen waarin wordt gesproken over het aankopen van kwitanties en het percentage wat daarvoor moet worden betaald. Ook zijn er berichten aangetroffen waaruit kan worden opgemaakt dat anderen de kwitanties namens belastingplichtigen aankopen."
2.12.2.
Het FIOD-rapport bevat (de vertaling van) de tekstberichten die op de in beslag genomen telefoons zijn gevonden. Het FIOD-rapport bevat onder meer een vertaling van de volgende sms-berichten (blz. 4259, 4261 en 4262):
"*
Folder
Party
Time
(…)
(…)
Message
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
32
Inbox
From
[…]
20-3-2014
21:34:43(…)
Read
Hallo […] Je zou een bon opstellen voor […]. Ik heb de datums genoteerd van de gelden die ik van de bank heb opgenomen. Zou je het na vrijdag kunnen regelen als ik morgen even langskom?
7500 opname op 11.10.2013
1000 opname op 30.09.2013
500 opname op 29.09.2013
2000 opname op 18.12.2013
1000 opname op 17.06.2013
1000 opname op 16.07.2013
1000 opname op 25.07.2013
1000 opname op 30.09.2013
500 opname op 02.10.2013
(…)
33
Sent
To
[...]
20-3-2014
21:35:48 (…)
Sent
Hallo broer, is goed. Ik heb het gereed. Zou je mij je adres en het totaalbedrag van wat je wilt willen doorgeven?
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
54
Inbox
From
[...]
4-7-2014
22:26:10 (…)
Read
Hallo meneer
24-03-2013 800 euro
23-04-2013 1000 euro
10-06-2013 700 euro
(…)
55
Sent
To
[...]
4-7-2014
22.:27:19
Sent
Hallo hoca, Dankjewel. U kunt het morgenavond op komen halen. Gegroet
(…)"
2.13.
Het FIOD-rapport bevat een "TCI proces-verbaal" van het Team Criminele Inlichtingen (blz. 504 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt, onder meer:
"Bij het Team Criminele Inlichtingen van de Belastingdienst/FIOD is in de maand maart 2016 via één informant de navolgende Informatie binnengekomen:
'De leiding van de [ [stichting] ] is op de hoogte van de belastingfraude door middel van de verkoop van valse giftenkwitanties op haar naam. Vals opgemaakte stukken worden ondertekend en gestempeld door […]. Nu de [stichting] geen ANBI meer is, worden andere stichtingen gebruikt voor deze fraude"
2.14.1.
Het FIOD-rapport bevat een handgeschreven kasadministratie, aangeduid als DOC‑480 (blz. 3614 e.v.). Dit kasboek bevat de contante inkomsten en uitgaven van de [stichting] in de periode van 1 december 2013 tot en met 31 december 2016. Het FIOD-rapport bevat voorts een overzicht van de door de [stichting] uitgeschreven kwitanties voor het jaar 2013, aangeduid als DOC-433 (blz. 3399 e.v.).
2.14.2.
De penningmeester heeft over voormelde administratie en voormeld overzicht onder meer verklaard:
a. FIOD-rapport, blz. 1518-1526:
"Ik had zelf een administratie ontwikkeld in excel. Pas toen wij een ANBI controle kregen zijn wij de administratie gaan ontwikkelen. In 2012 als er dan iemand kwam voor een of meerdere kwitanties dan werd deze door mij uitgeschreven en schriftelijk geboekt in een doorschrijf kasboek. Ik boekte dan het bedrag dat wij daadwerkelijk ontvingen. Dus voor een kwitantie van € 1.000 boekte ik een ontvangst van € 100. (…) Later werd door mij het daadwerkelijke bedrag op de kwitantie geboekt. Ik maakte hiervoor een excel bestand aan dat op de computer stond van de [stichting] in dit bestand zette ik het bedrag van de kwitantie, zodat ik kon bijhouden wat er gebeurd was voor als de mensen kwamen voor onder andere donatieverklaringen. (…)"
b. FIOD-rapport, blz. 1535:
"
Opmerking verbalisanten:
Wij tonen u een Excel bestand welke is gerelateerd aan donatiekwitanties die door de [stichting] aan derden zijn verstrekt. In het Excel bestand zijn de kwitantienummers, datum van afgifte, naam donateur en het gedoneerde bedrag opgenomen. (Het Excelbestand wordt onder DOC-511 opgenomen in het dossier)
Vraag verbalisanten:Kunt u aan de hand van dit overzicht aangeven of de geldbedragen vermeld op de bijbehorende kwitanties, in combinatie met de vermelde persoonsnamen, daadwerkelijk zijn gedoneerd aan de [stichting] ?
Antwoord gehoorde:
"Van de lijsten die u mij nu laat zien met de namen en bedragen kan ik zeggen, dat niemand hierop deze lijst dat bedragen echt daadwerkelijk aan de [stichting] betaald heeft zij hebben van deze bedragen slechts 10% of 12% betaald zoals ik eerder heb verklaard. Ik heb al eerder gezegd dat er slechts een handjevol mensen is die daadwerkelijk het volledige bedrag heeft betaald maar dat betreffen bedragen van maximaal 300 of 400 euro. Als er in het kasboek kleine bedragen opgenomen zijn en daar staan soms geen kwitanties tegenover, dan is dat omdat deze mensen dit ook niet in aftrek wilden nemen bij de belastingdienst."
c. FIOD-rapport, blz. 1557:
"
Vraag verbalisanten:Op 6 januari 2014 is de ANBI status van de [stichting] ingetrokken. Er zijn meerdere kwitanties aangetroffen die zijn voorzien van een datum gelegen in de periode 1 tot en met 6 januari 2014. Zijn al deze kwitanties valselijk opgemaakt?
Antwoord gehoorde:
"Niet allemaal, er zijn ook donaties die echt zijn gedaan. Ik kan mij nu niet herinneren wie dat zijn geweest. Ik heb het dan over de kwitanties vanaf 2012 die onder de € 500 zijn, alles wat daarboven is, is vals. Dit geld voor alle kwitanties die u heeft aangetroffen. Jullie kunnen uit de kasboeken uitvissen welke bedragen echt zijn gedoneerd. Dat boek klopt namelijk wel."
2.14.3.
Het FIOD-rapport vermeldt onder meer nog het volgende over de administratie bij de [stichting] (blz. 33):
"Naast de vermoedelijk achteraf opgestelde donatieoverzichten zijn over de periode
(…) december 2013 tot en met december 2016 handgeschreven kasboeken bijgehouden. Het vermoeden bestaat dat in dat kasboek de juiste bedragen zijn vermeld. De gegevens van dit kasboek zijn ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek in een Excel-bestand verwerkt en digitaal bij het dossier gevoegd. In deze kasboeken staan inkomsten en uitgaven vermeld.
(…) Bij onderzoek van de inkomsten die zijn vermeld in de kasboeken is vastgesteld dat over de periode december 2013 tot en met december 2016 totaal 1.192 mutaties zijn opgenomen met de omschrijving 'donatie'. Het totaalbedrag van deze 1.192 donaties is € 489.087,70. Het is opvallend dat het grootste deel van deze donaties kleiner is dan € 500."
2.15.
In eerste aanleg heeft de Inspecteur drie (geanonimiseerde) verslagen van hoorgesprekken met belastingplichtigen overgelegd (bijlage 74). De verslagen bevatten verklaringen van de belastingplichtigen over (hun deelname aan) de handel in giftkwitanties bij de [stichting] .
2.15.1.
Het "verslag van het horen op vrijdag 13 juni 2018" [juli;
Hof] vermeldt, onder meer:
"6. Het volgende is tijdens het gesprek besproken:
(…)
4. (…) Hij vertelt dat hij één keer per week naar toespraken op de [stichting] ging. Na afloop van de toespraak werd aan de toehoorders vertelt dat zij de [stichting] konden helpen. In ruil voor deze donaties werd er een hoger bedrag op de kwitantie geschreven. Wanneer er een bedrag van € 300 werd betaald, werd er op de kwitantie € 3.000 vermeld. (…)"
2.15.2.
Het "verslag van het horen op donderdag 9 augustus 2018" vermeldt, onder meer:
"6. Het volgende is tijdens het gesprek besproken:
(…)
3. Voor de aankoop van zijn woning is hij in contact gekomen met Advieskantoor […] via iemand genaamd […] (…) Ze waren behulpzaam en gaven goede adviezen. De heer […] hielp hem met zijn hypotheek en […] hielp hem met het indienen van zijn aangifte inkomstenbelasting 2013. Bij het indienen van de aangifte kreeg hij van […] het advies om te doneren aan de [stichting] .
De [belastingplichtige] deelde hen mee dat hij daarvoor geen financiële middelen had. […] deelde hem daarop mee dat het ook anders kon, namelijk eerst het bedrag in aftrek brengen in de aangifte, afhankelijk van de teruggaaf zou dan een bedrag aan de [stichting] worden gedoneerd. De kwitantie hiervoor zou dan achteraf geregeld worden (…)."
2.16.
Bij het verweerschrift in eerste aanleg heeft de Inspecteur bladzijden 3425 en 3448 van het FIOD-rapport gevoegd (bijlage 1). Verder heeft de Inspecteur bij het verweerschrift in hoger beroep nogmaals twee versies met verschillende anonimisering van de bladzijden 3425 en 3448 gevoegd (bijlage 14). Deze bladzijden betreffen een deel van het onder 2.14.1 genoemde overzicht van de door de [stichting] uitgeschreven kwitanties (DOC-433) in het jaar 2013. Dit overzicht vermeldt twee donaties van elk € 900 op naam van belanghebbende respectievelijk de echtgenote op 11 juli 2013 en twee donaties van elk € 1.200 op naam van belanghebbende respectievelijk de echtgenote op 28 december 2013.
2.17.
Bij het verweerschrift in eerste aanleg heeft de Inspecteur bladzijden 3658 en 3723 van het FIOD-rapport gevoegd (bijlage 2). Deze bladzijden betreffen de onder 2.14.1 genoemde handgeschreven kasadministratie (DOC-480). Dit overzicht vermeldt een door de [stichting] ontvangen bedrag van € 200 op 29 maart 2014 van belanghebbende en een ontvangen bedrag van € 525 op 24 maart 2015 van belanghebbende en zijn broer.
Jaar 2014
2.18.
De Inspecteur heeft op 15 december 2016 aan belanghebbende een brief gestuurd waarin om toezending van originele bewijsstukken en betalingsbewijzen ten aanzien van de giften voor het jaar 2014 is gevraagd. In reactie hierop heeft belanghebbende twee kwitanties aan de Inspecteur gezonden. Eén kwitantie op naam van de echtgenote met nummer 000087, gedateerd 2 januari 2014 ten bedrage van € 1.200 en één kwitantie op naam van belanghebbende met nummer 000446, gedateerd 5 januari 2014, ten bedrage van € 1.200.
Alle jaren
2.19.
Bij brieven van 18 september 2017 heeft de Inspecteur belanghebbende meegedeeld dat hij voor de jaren 2012, 2013 en 2014 navorderingsaanslagen zal opleggen waarbij de giftenaftrek ter zake van de [stichting] wordt gecorrigeerd. Verder heeft de Inspecteur te kennen gegeven dat hij voornemens is voor alle jaren een vergrijpboete op te leggen als bedoeld in artikel 67e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). De hoogte van de boeten is vastgesteld op 75% van de nagevorderde belasting. Voorts heeft de Inspecteur te kennen gegeven dat mogelijk heffingsrente dan wel belastingrente in rekening zal worden gebracht.
2.20.
Vervolgens zijn met dagtekening 16 december 2017 de onderhavige navorderingsaanslagen opgelegd en gelijktijdig boetebeschikkingen en beschikkingen belastingrente vastgesteld.

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, overwogen:
“(…)
Giften aftrek
14. Ingevolge artikel 6.32 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001 ) zijn aftrekbare giften (a) periodieke giften en (b) andere giften. Ingevolge artikel 6.33, eerste lid, onder a van de Wet IB 2001 wordt onder giften verstaan: bevoordelingen uit vrijgevigheid en verplichte bijdragen waar geen directe tegenprestatie tegenover staat. Verder volgt uit artikel 6:33, eerste lid, onder b in samenhang met artikel 6:35 van de Wet IB 2001 dat giften aftrekbaar zijn indien zij worden gedaan aan een ANBI.
15. Niet in geschil is dat ten tijde van de gestelde giften de [stichting] de ANBI-status had en dat de omstandigheid dat die ANBI-status op 6 januari 2014 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008 is ingetrokken, op zichzelf niet aan de giftenaftrek in de weg staat.
16. De bewijslast dat sprake is van aftrekbare giften rust op [belanghebbende]. Bij contante giften moet een belastingplichtige - zoals [de Inspecteur] terecht heeft gesteld - met schriftelijke bescheiden aantonen dat de door hem gestelde giften daadwerkelijk zijn gedaan, dat wil zeggen aan de [stichting] ten goede zijn gekomen. [Belanghebbende] wijst daartoe op de door hem overgelegde kwitanties. Gezien de verklaringen van de penningmeester van de [stichting] over de grootschalige fraude patroon die worden bevestigd door verklaringen van anderen, kan aan de kwitanties op zichzelf echter onvoldoende bewijskracht worden toegekend. Nu [belanghebbende] geen andere bewijsstukken heeft overgelegd, is hij niet geslaagd in het bewijs dat hij de giften heeft gedaan. [De Inspecteur] heeft dan ook op goede gronden de giften gecorrigeerd en de navorderingsaanslagen opgelegd.
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
17. In de uitspraak op bezwaar heeft [de Inspecteur] zijn beslissing onderbouwd met bevindingen uit het FIOD-onderzoek. Daarmee heeft hij voldaan aan het bepaalde in artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Het enkele feit dat hij op dat moment nog niet beschikte over het volledige FIOD-PV, maakt niet dat die motivering ondeugdelijk is of dat het zorgvuldigheidsbeginsel is geschonden.
Rentebeschikkingen
18. Niet is gebleken dat de belastingrente in strijd met de daartoe strekkende wettelijke bepalingen of enige andere regel van geschreven of ongeschreven recht in rekening is gebracht.
Vergrijpboetes
19. Op grond van artikel 67e, eerste lid, van de Awr kan de inspecteur een boete opleggen van ten hoogste 100 percent indien het aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige is te wijten dat de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld.
20. Op [de Inspecteur] rust de bewijslast dat het beboetbare feit zich heeft voorgedaan. Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat [belanghebbende] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de door hem in zijn aangifte afgetrokken giften en dat de aanslag daardoor tot een te laag bedrag is vastgesteld. Ter onderbouwing van zijn stelling dat dit te wijten is aan opzet dan wel grove schuld van [belanghebbende] baseert [de Inspecteur] zich onder meer op de verklaringen van de penningmeester van de [stichting] , de verklaringen van getuigen en verdachten die betrokken zijn in het onderzoek van de [stichting] en verklaringen die andere belastingplichtigen hebben afgelegd tijdens diverse hoorgesprekken. Verder wijst [de Inspecteur] erop dat hij op 24 maart 2014 informatie over de aangifte IB/PVV over het jaar 2012 heeft gevraagd. Volgens het kasboek van de [stichting] deden [belanghebbende] en zijn echtgenote op 29 maart 2014 een betaling van € 200 dat overeen komt met 11,1% van het in de aangifte IB/PVV 2012 opgenomen gift over 2012 en een betaling op 24 maart 2015 van € 525, welke volgens [de Inspecteur] betrekking heeft op de voor de jaren 2013 en 2014 gebruikte kwitanties. Het gegeven dat rond de datum van indiening van de aangifte van een eerder jaar, een betaling van 10% tot 12% van het kwitantiebedrag in de kasadministratie wordt aangetroffen, is een dikwijls terugkerend fenomeen en een bewijs van de stelselmatige frauduleuze aanpak, aldus [de Inspecteur]. Voorts wijst [de Inspecteur] op de uit het onderzoek naar voren komende betrokkenheid van de tussenpersoon - die de aangifte van [belanghebbende] heeft ingediend - bij de aanschaf van kwitanties tegen 10% tot 12% van het daarop vermelde bedrag.
21. Op zichzelf mag [de Inspecteur] gebruik maken van bewijsvermoedens, maar die vermoedens moeten wel redelijkerwijs voortvloeien uit de aanwezige bewijsmiddelen (ECLI:NL:HR:2011:BN6350). [de Inspecteur] heeft – met hetgeen hij hierboven onder 20 heeft aangevoerd - naar het oordeel van de rechtbank voldoende bewijs geleverd dat [belanghebbende] wist dat hij in zijn aangiften giften in aanmerking nam die hij feitelijk niet heeft gedaan en dat de daarvoor verstrekte kwitanties vals waren. Daarbij neemt de rechtbank tevens in ogenschouw dat de aangiften van [belanghebbende] zijn verzonden van het IP-adres van een tussenpersoon die een relatie onderhield met de [stichting] . De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van het door [de Inspecteur] toegelichte excelbestand met aangiften die zijn verzonden vanaf het bewuste IP-adres. Daarmee is het aan opzet van [belanghebbende] te wijten dat de aanslagen op te lage bedragen zijn vastgesteld en dat hij daardoor te weinig belasting heeft betaald. [De Inspecteur] is daarmee echter nog niet geslaagd in het bewijs dat sprake is van strafverzwarende omstandigheden. Het enkele gebruik van valse kwitanties is daarvoor onvoldoende. Gezien de aard en ernst van de gedragingen acht de rechtbank daarom boetes van 50% van de nagevorderde belasting passend en geboden.
22. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dienen de beroepen voor wat betreft de boetebeschikkingen gegrond te worden verklaard en voor het overige ongegrond.
Proceskosten
23. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, aangezien kosten niet zijn gesteld en ook niet zijn gebleken.
(…)”

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

4.1.
In geschil is of de navorderingsaanslagen terecht zijn opgelegd, meer in het bijzonder of de giftenaftrek terecht is gecorrigeerd en of de boetebeschikkingen terecht zijn vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend, de Inspecteur bevestigend.
4.2.
Belanghebbende concludeert, naar het Hof begrijpt, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar, de navorderingsaanslagen, de beschikkingen belastingrente en de boetebeschikkingen en tot vergoeding van de door belanghebbende gemaakte kosten in (hoger) beroep en het voor het (hoger) beroep betaalde griffierecht.
4.3.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.

Beoordeling van het hoger beroep

FIOD-onderzoek
5.1.1.
Belanghebbende heeft gesteld dat de navorderingsaanslagen zijn opgelegd op basis van een ondeugdelijk FIOD-onderzoek, waarbij de in het proces-verbaal van dat onderzoek opgenomen conclusies en bevindingen niet kunnen worden gedragen door de feiten.
5.1.2.
Het Hof ziet geen aanleiding het proces-verbaal van het FIOD-onderzoek buiten beschouwing te laten. De vraagtekens die belanghebbende stelt bij bepaalde onderdelen van het rapport zijn, mede gelet op hetgeen de Inspecteur daartegenover heeft gesteld, onvoldoende om te concluderen dat de uitkomsten daarvan, in het bijzonder die met betrekking tot de kwitanties, de handgeschreven kasadministratie, het overzicht van uitgegeven kwitanties en de verklaringen van de penningmeester over de gang van zaken met betrekking tot de kwitanties, niet in aanmerking genomen moeten worden. Uit de gedingstukken blijkt dat er aanvankelijk geen administratie aan de controlerend ambtenaar ten behoeve van het onderzoek naar de ANBI-status van de [stichting] , kon worden aangeleverd. Door een aantal vrijwilligers is achteraf aan de hand van de uitgegeven kwitanties een administratie opgemaakt. Deze administratie was niet compleet. Dit brengt mee dat aan deze administratie geen waarde kan worden gehecht en geen cijfermatige conclusies kunnen worden verbonden. De verklaringen van de penningmeester vinden bevestiging in hetgeen al eerder in het FIOD-onderzoek naar voren was gekomen, komen overeen met de bevindingen uit de eerdere onderzoeken [FIOD-onderzoek 1] en [FIOD-onderzoek 2] (zie onder 2.5.3) en worden tevens ondersteund door verklaringen van derden. Voorts zijn er geen redenen waarom de Inspecteur de uitkomsten van het strafrechtelijk onderzoek jegens onder meer de penningmeester had moeten afwachten voordat hij de navorderingsaanslagen zou opleggen.
Giftenaftrek
5.2.1.
Andere giften dan periodieke giften zijn aftrekbaar voor zover zij kunnen worden gestaafd met schriftelijke bescheiden (zie artikel 6.39, lid 1, in verbinding met artikel 6.32 van de Wet Inkomstenbelasting 2001). In geval van betwisting door de inspecteur, zoals hier het geval is, rust op belanghebbende de last de feiten en omstandigheden te stellen en bij betwisting aannemelijk te maken die de conclusie rechtvaardigen dat hij recht heeft op giftenaftrek.
5.2.2.
Belanghebbende heeft gesteld dat hij en zijn echtgenote in de jaren 2012, 2013 en 2014 uit geloofsovertuiging giften in contanten hebben gedaan aan de [stichting] voor bedragen van in totaal € 1.800 respectievelijk € 2.400 en € 2.400. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft belanghebbende in totaal zes kwitanties overgelegd.
5.2.3.
De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de overgelegde giftkwitanties van de [stichting] niet zonder meer kunnen dienen ter onderbouwing van de opgevoerde giften en wijst daarbij op de bevindingen uit het strafrechtelijk onderzoek naar de handel in valse giftkwitanties bij de [stichting] . Uit dat onderzoek volgt dat op grote schaal giftkwitanties van de [stichting] werden verhandeld voor een percentage van veelal 10%-12% van de op de kwitanties vermelde bedragen. Uit verklaringen van de penningmeester welke worden bevestigd door verklaringen van diverse andere belastingplichtigen en de bevindingen in het strafrechtelijk onderzoek, volgt dat (veelal) geen bedragen zijn gedoneerd van € 500 of hoger.
5.2.4.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de Inspecteur in beroep en hoger beroep onder meer de volgende feiten en omstandigheden aangevoerd ten aanzien van de handel in valse giftkwitanties bij de [stichting] :
  • de vaststelling van een controlemedewerker dat namens de [stichting] in het jaar 2012 in totaal 2.500 kwitanties zijn uitgeschreven, terwijl slechts 531 kwitanties in de administratie zijn verantwoord;
  • dat in het jaar 2013 in de jaarstukken van de [stichting] € 88.564 aan donaties is verantwoord, terwijl in de diverse aangiften over dat jaar in totaal € 3.445.808 aan giften aan de [stichting] is aangegeven;
  • de verklaringen van verdachten dat giftkwitanties voor een bepaald percentage van het giftbedrag werden gekocht/verkocht van de [stichting] ;
  • dat uit de inbeslaggenomen administratie van de [stichting] volgt dat 22% van de ontvangen giften is verwerkt in het kasboek;
  • een anonieme tip aan de FIOD dat de kwitanties zijn vervalst en gebruikt door meerdere personen om een belastingteruggaaf te bewerkstelligen;
  • dat na het intrekken van de ANBI-status van de [stichting] op 6 januari 2014, dat op 19 december 2013 was aangekondigd, in de periode van 1 januari tot 6 januari 2014 een opvallend groter aantal kwitanties is geboekt dan in voorgaande jaren;
  • de whatsapp- en sms-berichten en de verklaringen van onder andere de penningmeester van de [stichting] waaruit volgt dat een levendige handel in giftkwitanties bestond en dat uit die berichten volgt dat de data op de kwitanties worden afgestemd op de data van willekeurige pinopnamen;
  • de verklaring van een informant aan het Team Criminele Inlichtingen waaruit volgt dat de leiding van de [stichting] op de hoogte is van de belastingfraude door middel van de giftkwitanties en meewerkt aan de uitgifte daarvan;
  • de verklaring van de penningmeester van de [stichting] dat slechts een handvol mensen het volledige vermelde bedrag op de giftkwitanties hebben betaald maar dat die bedragen maximaal € 300 of € 400 betreffen;
  • de verklaringen van diverse personen aan de FIOD en de Belastingdienst die de handel in kwitanties hebben bevestigd;
  • een overzicht van uitgeschreven kwitanties voor 2013 waarvan de gegevens die in dit document zijn opgenomen niet overeenkomen met de daadwerkelijk ontvangen bedragen;
  • een doorlopend handgeschreven kasboek waarin de werkelijk ontvangen bedragen werden opgenomen; de werkelijk ontvangen bedragen (donaties) bedroegen veelal 10% tot 12% van de uitgegeven kwitanties;
  • dat de Belastingdienst bij 2.040 belastingplichtigen navorderingsaanslagen heeft opgelegd dan wel correcties heeft aangebracht bij het opleggen van de aanslagen en indien mogelijk een vergrijpboete. Van deze 2.040 gevallen zijn ongeveer 450 belastingplichtigen in bezwaar gegaan en 150 in beroep;
  • dat bij belastingplichtigen van wie aanslagen zijn gecorrigeerd of bij wie is nagevorderd doorgaans een giftenaftrek van minimaal € 500 in de aangifte is opgenomen.
5.3.1.
Uit hetgeen de Inspecteur onder 5.2.4 heeft aangevoerd volgt dat op grote schaal valse giftkwitanties van de [stichting] werden verhandeld en gebruikt door belastingplichtigen om giften op te voeren die zij niet daadwerkelijk hebben gedaan. Gelet op deze bevindingen kunnen de kwitanties van de [stichting] niet zonder meer dienen als bewijs voor de door belanghebbende gestelde giften. Het is aan belanghebbende aanvullende feiten en omstandigheden aan te voeren en bij betwisting aannemelijk te maken die de conclusie rechtvaardigen dat hij recht heeft op giftenaftrek.
5.3.2.
Nu belanghebbende geen ander (schriftelijk) bewijs heeft bijgebracht waaruit volgt dat giften ten goede zijn gekomen aan de [stichting] , acht het Hof niet aannemelijk dat belanghebbende in de onderhavige jaren giften aan de [stichting] heeft gedaan. De Inspecteur heeft dan ook terecht geen giften in aftrek toegestaan en de navorderingsaanslagen terecht opgelegd.
5.4.
Belanghebbende heeft nog aangevoerd dat de Inspecteur bij het opleggen van de navorderingsaanslagen in strijd heeft gehandeld met de zogenoemde Instructie afdoening giftenaftrek (Werkinstructie) en het Memorandum Giftenaftrek (Memorandum). Gezien de bewoordingen van de Werkinstructie ziet deze, anders dan belanghebbende kennelijk meent, op de aanslagregeling en niet op de vraag wanneer en in welke gevallen tot navordering zal worden overgegaan. Uit het Memorandum blijkt niet dat niet tot navordering zal worden overgegaan in de gevallen waarin kwitanties zijn overgelegd. In het onderhavige geval zijn de uitkomsten van het FIOD-onderzoek aanleiding geweest om tot navordering over te gaan, aangezien die uitkomsten voor de Inspecteur het nieuwe feit opleverden. De Werkinstructie en het Memorandum doen daaraan niet af. Gelet hierop is niet aannemelijk geworden dat de Inspecteur bij het opleggen van de navorderingsaanslagen in strijd heeft gehandeld met de voor hem geldende instructies. De door belanghebbende aangevoerde feiten en omstandigheden zijn onvoldoende om te oordelen dat de Inspecteur heeft gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel.
De vergrijpboetes
6.1.1.
De Inspecteur kan op grond van artikel 67e, lid 1, AWR een boete opleggen van ten hoogste 100% indien het aan opzet of grove schuld van belanghebbende is te wijten dat de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld. De bewijslast hiervan rust op de Inspecteur.
6.1.2.
Bij de beantwoording van de vraag of de inspecteur het bewijs van een beboetbaar feit heeft geleverd, dienen de waarborgen in acht te worden genomen die een belanghebbende kan ontlenen aan artikel 6, lid 2, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Die waarborgen houden onder meer in dat de bewijslast op de inspecteur rust en de belanghebbende in geval van twijfel het voordeel van de twijfel moet worden gegund. De rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) laat toe dat voor het bewijs gebruik wordt gemaakt van vermoedens. De belanghebbende moet wel een redelijke mogelijkheid hebben zich daartegen te verweren en het gebruik van vermoedens mag er niet toe leiden dat de bewijslast wordt verschoven van de inspecteur naar de belanghebbende; het vermoeden moet redelijkerwijs voortvloeien uit de aanwezige bewijsmiddelen (vgl. HR 15 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BN6350, BNB 2011/207 en HR 28 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:63, BNB 2013/207). Het EVRM eist niet dat de inspecteur bij het bewijzen van de opzet of grove schuld is gebonden aan de bewijsregels van het nationale strafrecht. Er hoeft geen wettig en overtuigend bewijs te worden geleverd overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 338 e.v. van het Wetboek van Strafvordering (vgl. HR 18 november 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC5166, BNB 1993/40). Wel moet de uit die vermoedens af te leiden opzet buiten redelijke twijfel zijn (vgl. HR 23 juni 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC5391, BNB 1993/272).
6.2.
De Inspecteur heeft gesteld dat sprake is van opzet en dat sprake is van strafverzwarende omstandigheden, zodat boetes van 75% passend en geboden zijn. De Rechtbank heeft geoordeeld dat de Inspecteur niet heeft voldaan aan de bewijslast dat sprake is van strafverzwarende omstandigheden en heeft de boetes verminderd tot op 50%. De Inspecteur heeft hiertegen geen incidenteel hoger beroep ingesteld.
6.3.
Op de Inspecteur rust de bewijslast aannemelijk te maken dat belanghebbende ten tijde van het doen van zijn aangiften IB/PVV 2012, 2013 en 2014 zich ervan bewust is geweest dat (een aanmerkelijke kans bestond dat) de aangiften voor wat betreft de giftenaftrek onjuist waren.
6.4.
Naast de in 5.2.4 aangevoerde feiten en omstandigheden ten aanzien van de handel in valse giftkwitanties bij de [stichting] , heeft de Inspecteur ten aanzien van belanghebbendes betrokkenheid bij voormelde handel in giftkwitanties het volgende aangevoerd:
  • de namen van belanghebbende en zijn echtgenote komen voor in het overzicht van uitgeschreven kwitanties (DOC-433). Op basis van hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de FIOD komen de gegevens die in dit document zijn opgenomen niet overeen met de daadwerkelijk door de [stichting] ontvangen bedragen. Dit overzicht werd achteraf door de [stichting] opgesteld aan de hand van de verstrekte kwitanties;
  • de naam van belanghebbende komt voor in het handgeschreven kasboek (DOC-480) op 29 maart 2014 voor een bedrag van € 200 met de omschrijving “Donatie”. Het bedrag, zoals opgenomen in het handgeschreven kasboek, bedraagt ongeveer 11 percent van de door belanghebbende in het jaar 2012 in aftrek gebrachte gift aan de [stichting] van € 1.800. Dit komt overeen met de fraudeleuze handelwijze die is beschreven door de FIOD;
  • deze vermelding in het kasboek moet zien op het jaar 2012. De Inspecteur heeft belanghebbende immers op 24 maart 2014 om informatie verzocht met betrekking tot de giftenaftrek die was opgenomen in de aangifte voor het jaar 2012 en voornoemde vermelding van de naam van belanghebbende met het bijbehorende bedrag in het handgeschreven kasboek (DOC-480) van 29 maart 2014 heeft korte tijd na de hiervoor genoemde datum plaatsgevonden;
  • de namen van belanghebbende en zijn broer komen voor in het handgeschreven kasboek (DOC-480) op 24 maart 2015 voor een bedrag van € 525 met de omschrijving “Donatie”. Gelet op de hoogte van de in de aangiften voor het jaar 2014 door belanghebbende en zijn broer verantwoorde giften, zal de helft van dit bedrag betrekking hebben op de donaties door belanghebbende en zijn echtgenote. De helft van dit bedrag bedraagt € 262,50 en dit bedraagt ongeveer 11 percent van de door belanghebbende voor het jaar 2014 in aftrek gebrachte giften aan de [stichting] van € 2.400. Dit komt overeen met de fraudeleuze handelwijze die is beschreven door de FIOD;
  • de aangifte voor het jaar 2014 met een giftenaftrek van € 2.400 is door belanghebbende op 14 maart 2015 ingediend, derhalve rond de hiervoor genoemde datum van de vermelding in de het handgeschreven kasboek van 24 maart 2015, en
  • belanghebbende en zijn echtgenote hebben kort voor de intrekking van de ANBI-status nog donaties aan de [stichting] gedaan.
6.5.1.
Uit hetgeen de Inspecteur heeft aangevoerd volgt een handelwijze waarbij op grote schaal valse giftkwitanties van de [stichting] werden verhandeld voor een percentage van veelal 10%-12% van de op de kwitanties vermelde bedragen. Voorts volgt daaruit dat de valse giftkwitanties door de belastingplichtigen werden gekocht op een latere datum dan de datum die is vermeld op de betreffende giftkwitantie.
6.5.2.
Uit het onderzoek van de FIOD volgt dat de handgeschreven kasboeken van de [stichting] in totaal 1.192 donaties vermelden met een totaalbedrag van € 489.087,70 in de periode december 2013 tot en met december 2016. Hierbij is het bedrag van het grootste deel van de donaties lager dan € 500. Gelet op i) voormelde handelwijze waarbij de valse giftkwitanties veelal werden verhandeld voor 10%-12% van daarop vermelde bedragen en ii) de verklaringen van getuigen en belastingplichtigen waaruit blijkt dat veelal een paar honderd euro is betaald voor de giftkwitanties, heeft de Inspecteur aannemelijk gemaakt dat het handgeschreven kasboek de juiste gegevens vermeldt.
6.6.1.
De naam van belanghebbende komt in het handgeschreven kasboek (DOC-480) voor onder vermelding van een donatie van € 200 op 29 maart 2014. Deze datum is gelegen kort na de datum van een informatieverzoek van de Inspecteur op 24 maart 2014 over de in de aangifte IB/PVV voor het jaar 2012 in aftrek gebrachte giften en in zijn reactie van 6 april 2014 op dit informatieverzoek merkt belanghebbende op dat hij “…gelukkig nog de kwitanties [heeft] ontvangen van de [ [stichting] ] waarvoor [hij] en [zijn] partner in 2012 periodiek giften [hebben] gedaan voor een totaalbedrag van € 1.800.”. Het bedrag, zoals opgenomen in het handgeschreven kasboek, is 11,1% van de in 2012 in aftrek gebrachte giften van € 1.800.
6.6.2.
Verder komt de naam van belanghebbende samen met de naam van zijn broer voor in het handgeschreven kasboek (DOC-480) onder vermelding van een donatie van € 525 op 24 maart 2015. Belanghebbende en zijn broer hebben in het jaar 2014 in hun aangiften IB/PVV giften aan de [stichting] in aftrek gebracht, elk tot een totaalbedrag van € 2.400. Gelet op de gelijke hoogte van deze donaties is aannemelijk dat de helft van het bedrag van € 525, te weten € 262,50, ziet op de giften zoals deze door belanghebbende zijn opgenomen in zijn aangifte. Dit bedrag is 10,94% van de in 2014 in aftrek gebrachte giften van € 2.400.
6.6.3.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het vermoeden gerechtvaardigd dat belanghebbende en zijn echtgenote in de onderhavige jaren gebruik hebben gemaakt van valse giftkwitanties van de [stichting] en dat belanghebbende zich er ten tijde van het doen van zijn aangiften IB/PVV 2012, 2013 en 2014 bewust van is geweest dat de aangiften voor wat betreft de giftenaftrek onjuist waren.
6.7.
De belastingplichtige die wil ontkomen aan bewijs door middel van een bewijsvermoeden, kan zich verweren hetzij door de feiten en omstandigheden te betwisten die aan het bewijsvermoeden ten grondslag zijn gelegd, hetzij door andere feiten te stellen en bij betwisting aannemelijk te maken waardoor redelijke twijfel wordt gewekt aan de redengevende kracht van dat bewijsvermoeden, zodat dit vermoeden wordt ontzenuwd (vgl. HR 25 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE9354, BNB 2003/14 en HR 28 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:63, BNB 2013/207).
6.8.
Belanghebbende heeft in dat kader - kort samengevat - het volgende aangevoerd. De verklaring van de penningmeester is niet betrouwbaar, nu deze zelf heeft gefraudeerd. Er zijn valse kwitanties in de boeken opgenomen, maar de administratie bevat ook daadwerkelijk gedane giften. Het is niet uitgesloten dat de penningmeester de volledige giftbedragen heeft ontvangen, in zijn “schijnadministratie” heeft geboekt en het meerdere in eigen zak heeft gestoken. Belanghebbende heeft geen invloed op de wijze waarop de [stichting] haar administratie voert en ten aanzien van belanghebbende zijn geen specifieke aanwijzingen waaruit blijkt dat in zijn geval sprake is geweest van vervalste kwitanties. Belanghebbende heeft geen weet gehad van de malafide praktijken. De Belastingdienst had als toezichthouder op de ANBI-toekenning eerder moeten ingrijpen. De giften zijn uit geloofsovertuiging gedaan. Belanghebbende en zijn echtgenote hebben het geld voor de giften traditiegetrouw gespaard, deels uit het dagelijks opzij leggen van wisselgeld en deels uit diverse kleine opnamen uit de geldautomaat. Dit geld bewaarden zij in hun kluis, juist omdat uit religieus oogpunt geen baat/voordeel (rente) mag worden ontvangen over bedragen die bestemd zijn voor giften. De giften zijn vervolgens contant gedaan. Belanghebbende en zijn echtgenote waren gelet op hun inkomen en/of vermogen ook in staat de giften tot de bedragen van de kwitanties te doen. Het bedrag van teruggaaf wegens de jaarlijkse aftrekpost vanwege hypotheekrente wordt door belanghebbende als gift gegeven, omdat belanghebbende uit religieus oogpunt geen baat/voordeel mag hebben van rente/inkomsten. Verder komen belanghebbende en zijn echtgenoot slechts in twee van de in geschil zijnde jaren voor in DOC-433 (lijst van kwitanties).
6.9.1.
Het Hof ziet geen reden te twijfelen aan de verklaringen van de penningmeester over de handelwijze met betrekking tot de valse giftkwitanties. De verklaringen van de penningmeester zijn bevestigd door verklaringen van diverse getuigen en belastingplichtigen die door de FIOD en de Inspecteur zijn gehoord. Daarnaast bevat het FIOD-rapport diverse onderzoeken van opsporingsambtenaren naar onder andere tekstberichten op in beslag genomen telefoons en de administratie van de [stichting] die voormelde handelwijze bevestigen.
6.9.2.
Het Hof ziet, anders dan belanghebbende, evenmin reden te twijfelen aan de in het handgeschreven kasboek vermelde data en bedragen. Die kasadministratie vormt een (administratieve) weergave van de handelwijze waarbij de giftkwitanties voor een bepaald percentage van de daarop vermelde bedragen werden verkocht. Verder volgt uit die kasadministratie en uit de verklaringen van diverse getuigen en belastingplichtigen dat de kwitanties werden gekocht op een latere datum dan vermeld op de uitgeschreven kwitanties.
Belanghebbende heeft bovendien onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat ten aanzien van de op hem betrekking hebbende bedragen en data van andere data of bedragen dan die vermeld in het kasboek moet worden uitgegaan.
6.10.
Gelet op hetgeen onder 6.8 tot en met 6.9.2 is overwogen heeft belanghebbende het bewijsvermoeden dat hij in onderhavige jaren gebruik heeft gemaakt van valse giftkwitanties van de [stichting] niet ontzenuwd. Dit betekent dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende ten tijde van het doen van zijn aangiftes IB/PVV 2012, 2013 en 2014 zich ervan bewust is geweest dat de aangiften voor wat betreft de giftenaftrek onjuist waren, zodat het opzet bewezen is.
De hoogte van de boetes
7.1.
De Inspecteur heeft de boetes voor 2012, 2013 en 2014 bepaald op 75%, te weten 50% voor het opzet van belanghebbende verhoogd met 25% wegens strafverzwarende omstandigheden als bedoeld in paragraaf 8 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (tekst 2013). Ingevolge laatstvermelde bepaling is voor het in aanmerking nemen van strafverzwarende omstandigheden in elk geval aanleiding indien sprake is van listigheid, valsheid of samenspanning. De Inspecteur heeft gesteld dat het gebruik maken van falsificaties (de valse giftkwitanties) geldt als een strafverzwarende omstandigheid. De Rechtbank heeft beslist dat de Inspecteur niet is geslaagd in het bewijs dat sprake is van strafverzwarende omstandigheden en de boetes verminderd tot op 50%. De Inspecteur heeft tegen dit oordeel geen (incidenteel) hoger beroep ingesteld.
7.2.
Gelet op hetgeen onder 6.4 tot en met 6.10 is overwogen acht het Hof aannemelijk dat belanghebbende zich schuldig heeft gemaakt aan het willens en wetens doen van een onjuiste aangifte als gevolg waarvan de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld (opzet). Het Hof acht de, zoals door de Rechtbank vastgestelde, boeten van 50% van het nagevorderde bedrag passend en geboden.
Beschikkingen belastingrente
8. Tegen de beschikkingen belastingrente zijn geen afzonderlijke gronden aangevoerd. Gesteld noch gebleken is dat de belastingrente ten onrechte of op onjuiste wijze in rekening is gebracht.
Slotsom
9. Gelet op het hiervoor overwogene is het hoger beroep ongegrond.

Proceskosten

10. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door P.J.J. Vonk, Chr.Th.P.M. Zandhuis en I. Obbink-Reijngoud, in tegenwoordigheid van de griffier E.J. Nederveen. De beslissing is op 19 januari 2021 in het openbaar uitgesproken.
Wegens verhindering van de voorzitter is de uitspraak ondertekend door mr. Zandhuis.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.