Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Uitspraak van 21 april 2021
[X] te [Z] , belanghebbende,
de inspecteur van de Belastingdienst, de Inspecteur,
Procesverloop
Vaststaande feiten
Oordeel van de Rechtbank
Hof] Zvw 2016.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanslagen in de inkomstenbelasting en de zorgverzekeringswet voor het jaar 2016. De belanghebbende, een DGA van een failliete BV, had zijn aangifte IB/PVV niet tijdig ingediend, ondanks meerdere herinneringen en aanmaningen van de Inspecteur. De Inspecteur legde ambtshalve aanslagen op, waarbij hij een belastbaar inkomen van € 45.000 aannam, gebaseerd op de omzet van de BV en het gebruikelijke loon. De belanghebbende voerde aan dat hij door overmacht, als gevolg van een auto-ongeluk, niet in staat was om tijdig aangifte te doen. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet overtuigend had aangetoond dat hij niet in staat was om aangifte te doen en dat de aanslagen op een redelijke schatting berustten. De omkering en verzwaring van de bewijslast was van toepassing, omdat de belanghebbende niet de vereiste aangifte had gedaan. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank, die het beroep van de belanghebbende ongegrond had verklaard.