ECLI:NL:GHDHA:2021:770

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2021
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
2200370919
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor winkeldiefstal met toepassing van art. 63 Sr

Op 28 april 2021 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag, waarbij de verdachte was veroordeeld voor meerdere winkeldiefstallen. De verdachte, die ten tijde van de behandeling in hoger beroep gedetineerd was, had zich schuldig gemaakt aan vier winkeldiefstallen, waarbij hij in één geval geweld had gebruikt tegen een winkelmedewerker. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte eerder onherroepelijk was veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat hij de voorwaarden van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf had geschonden. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de politierechter zou worden bevestigd, met uitzondering van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, die moest worden afgewezen. Het hof heeft geoordeeld dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht niet van toepassing was, omdat de verdachte eerder een ISD-maatregel had opgelegd gekregen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, waarbij de tijd in voorarrest in mindering wordt gebracht. De vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf is afgewezen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003709-19
Parketnummers: 09-162241-19 en 09-818865-17 (TUL)
Datum uitspraak: 28 april 2021
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 17 juli 2019 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam],

geboren te [plaats] op [geboortedatum],
[adres],
ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde gedetineerd in P.I.[naam], Locatie [locatie] te [plaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van het voorarrest. Voorts is in eerste aanleg de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 09-818865-17 gelast, als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 juli 2019 te 's-Gravenhage zes, althans een of meer verpakking(en)Red Bull, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Jumbo (filiaal [vestiging]), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (met kracht) tegen het lichaam van die [slachtoffer] te duwen en/of zich meerdere keren proberen los te rukken uit de greep van die [slachtoffer] en/of te dreigen een snoeprek tegen/naar die [slachtoffer] te gooien;
2.
hij op verschillende tijdstippen op of omstreeks 11 juni 2019 te 's-Gravenhage een hoeveelheid/aantal drankwaren en/of pre-mixen en/of een (grote) hoeveelheid/aantal Milkarepen (ten bedrage van 114,40 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Albert Heijn (filiaal [vestiging]) en/of Jumbo (filiaal [vestiging]), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 5 juli 2019 te 's-Gravenhage tien, althans een of meer blikje(s) Pre-mix en/of vijf, althans een of meer blikje(s) Sonnema cola en/of een blikje Red Bull, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Albert Heijn (filiaal [vestiging]), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd met uitzondering van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, en dat in plaats daarvan de vordering tot tenuitvoerlegging zal worden afgewezen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks6 juli 2019 te 's-Gravenhage zes,
althans een of meerverpakking
(en
)Red Bull,
in elk geval enig goed,diedatgeheel
of ten deleaan een ander toebehoorde
n, te weten aan Jumbo (filiaal [vestiging]), heeft weggenomen met het oogmerk om
hetzich
dezewederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/ofgevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om,bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
hetzijde vlucht mogelijk te maken
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (met kracht) tegen het lichaam van die [slachtoffer] te duwen en
/ofzich meerdere keren proberen los te rukken uit de greep van die [slachtoffer] en
/ofte dreigen een snoeprek
tegen/naar die [slachtoffer] te gooien;
2.
hij op verschillende tijdstippen op
of omstreeks11 juni 2019 te 's-Gravenhage een hoeveelheid
/aantaldrankwaren en
/ofpre-mixen en
/ofeen (grote) hoeveelheid
/aantalMilkarepen (ten bedrage van 114,40 euro),
diein elk geval enig goed, datgeheel
of ten deleaan een ander toebehoorde
n, te weten aan Albert Heijn (filiaal [vestiging]) en
/ofJumbo (filiaal [vestiging]), heeft weggenomen met het oogmerk om
hetzich deze wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op
of omstreeks5 juli 2019 te 's-Gravenhage tien,
althans een of meer blikje(s)Pre-mix en
/ofvijf,
althans een of meerblikje
(s
)Sonnema cola en
/ofeen blikje Red Bull
die,
in elk geval enig goed, datgeheel
of ten deleaan een ander toebehoorde
n, te weten aan Albert Heijn (filiaal vestiging), heeft weggenomen met het oogmerk om
hetzich deze wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken.
Het onder 2 en 3 bewezenverklaarde levert op:

telkens, diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal winkeldiefstallen. Bij één van deze diefstallen heeft de verdachte, nadat hij betrapt was, geweld gebruikt tegen een winkelmedewerker en met geweld gedreigd om aan hem te ontkomen. Aldus heeft de verdachte ergernis en overlast veroorzaakt, en heeft hij tevens een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de winkelmedewerker.
Het hof heeft in acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 april 2021, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden weer dergelijke feiten te plegen.
Met betrekking tot de door de Advocaat-Generaal opgeworpen vraag in hoeverre artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van toepassing is nu de verdachte bij vonnis van de rechtbank Den Haag van 31 juli 2020 (onherroepelijk) is veroordeeld en waarbij hem de ISD-maatregel is opgelegd, overweegt het hof als volgt.
Uit HR 15 april 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC5990) volgt dat art. 63 (oud) Sr niet van toepassing is bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de oplegging van een (voorwaardelijke) gevangenisstraf na eerdere oplegging van een ISD-maatregel. Ditzelfde heeft te gelden voor het huidige art. 63 Sr, nu dit ten opzichte van art. 63 (oud) Sr slechts redactioneel is gewijzigd. Gelet daarop staat de eerdere oplegging van de ISD-maatregel de oplegging van een gevangenisstraf in de onderhavige zaak niet in de weg.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 22 september 2017 onder parketnummer 09-818865-17 is de verdachte – voor zover van belang - veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep in afwijking van de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet tenuitvoergelegde straf gevorderd dat die vordering wordt afgewezen.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
Naar het oordeel van het hof zijn er – gelet op de ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden, in het bijzonder het feit dat aan de verdachte bij inmiddels onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Den Haag van 31 juli 2020 de ISD-maatregel is opgelegd – geen termen aanwezig voor toewijzing van die vordering.
De vordering zal dan ook worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 63, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Den Haag van 9 juli 2019, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 22 september 2017, onder parketnummer 09-818865-17, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Dit arrest is gewezen door mr. A.E. Mos-Verstraten, mr. F.P. Geelhoed en mr. K. Versteeg, in bijzijn van de griffier mr. M. Rouw.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 april 2021.
Mr. M. Rouw is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.