ECLI:NL:GHDHA:2021:67

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 januari 2021
Publicatiedatum
20 januari 2021
Zaaknummer
BK-20/00274 en 20/00275
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake navorderingsaanslagen IB/PVV en vergrijpboetes wegens onterecht opgevoerde giften aan een instelling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2013 en 2014, alsook tegen de opgelegde vergrijpboetes. Belanghebbende had in zijn aangiften voor beide jaren giften aan een instelling opgevoerd als aftrekpost. De Inspecteur heeft deze aftrekken later teruggenomen, omdat uit strafrechtelijk onderzoek bleek dat de instelling betrokken was bij de handel in valse giftkwitanties. Het Hof oordeelt dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende zich bewust was van de onjuistheid van zijn aangiften. De boetes van 50% voor 2014 en 75% voor 2013 worden als passend en geboden beschouwd. Het Hof bevestigt de navorderingsaanslagen en de boetebeschikkingen, waarbij het belanghebbende niet is gelukt om voldoende bewijs te leveren voor de door hem opgevoerde giften.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-20/00274 en BK-20/00275

Uitspraak van 12 januari 2021

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, de Inspecteur,

(vertegenwoordigers: […] , […] en […] )
op het hoger beroep van belanghebbende en het incidenteel hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 3 januari 2020, nummers SGR 19/3434 en SGR 19/3435.

Procesverloop

2013 – 20/00274
1.1.1.
Aan belanghebbende is over het jaar 2013 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.095 (de navorderingsaanslag 2013). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is € 191 belastingrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete opgelegd van € 1.060.
1.1.2.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaren tegen de navorderingsaanslag 2013 en de beschikkingen afgewezen.
2014 – 20/00275
1.2.1.
Aan belanghebbende is over het jaar 2014 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.931 (de navorderingsaanslag 2014). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is € 128 belastingrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete opgelegd van € 670.
1.2.2.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaren tegen de navorderingsaanslag 2014 en de beschikkingen afgewezen.
Beide jaren
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep is eenmaal een bedrag van € 47 aan griffierecht geheven. De beslissing van de Rechtbank luidt:
“De rechtbank:
- verklaart de beroepen voor zover gericht tegen de boetebeschikkingen voor 2013 en 2014 gegrond;
- verklaart de beroepen voor het overige ongegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar voor zover deze zien op de boetebeschikkingen voor 2013 en 2014;
- vernietigt de boetebeschikkingen voor 2013 en 2014 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde gedeelten van de uitspraken op bezwaar;
- draagt [de Inspecteur] op het betaalde griffierecht van € 47 aan [belanghebbende] te vergoeden.”
1.4.
Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen. Door de griffier is eenmaal een griffierecht van € 131 geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en tevens incidenteel hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft, na daartoe te zijn uitgenodigd, geen verweerschrift ingediend.
1.5.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 15 september 2020. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

2013
2.1.1.
Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV 2013 een gift van € 3.500 opgevoerd met de omschrijving [stichting] ( [stichting] ) en een gift van € 240 met de omschrijving [A] . Na aftrek van de drempel van € 373 resteerde een aftrekbare gift van € 3.367.
2.1.2.
De Inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 30 augustus 2014 verzocht informatie te verstrekken over bepaalde in de aangifte in aftrek gebrachte kosten. Het daartoe in te vullen Formulier aftrekbare kosten jaar 2013 vermeldt onder meer:

Giften
U heeft in de aangifte onder de rubriek ‘giften’ een bedrag van € 3367 afgetrokken. Daarom wil ik van u ontvangen:
- een specificatie van de giften
- de schriftelijke bewijsstukken zoals bank- of giro-afschriften waaruit blijkt aan wie de giften zijn gedaan en voor welke bedragen.”
2.1.3.
De Inspecteur heeft bij brief van 22 september 2014 nogmaals om informatie verzocht, namelijk om het originele kwitantiebewijs van de giften en de bankafschriften van pinopnames die direct verband houden met het bedrag op de kwitantie.
2.1.4.
Belanghebbende heeft daarop een kwitantie en twee afschriften van geldopnames van de ABN Amro-bank verstrekt. De kwitantie betreft een door de [stichting] uitgeschreven kwitantie met dagtekening 30 mei 2013 voor een bedrag van € 3.500 in contanten met als reden van donatie “sadaqa”. De afschriften van geldopnames betreffen twee opnames op 9 mei 2013, beide voor een bedrag van € 2.000.
2.1.5.
De aanslag IB/PVV 2013 is met dagtekening 23 oktober 2014 vastgesteld naar een belastbaar inkomen van uit werk en woning van € 19.728. Daarbij zijn de door belanghebbende in zijn aangifte opgevoerde giften in aftrek toegestaan.
2014
2.2.1.
Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV 2014 een gift van € 3.700 opgevoerd met de omschrijving [stichting 2] . Belanghebbende heeft later verklaard dat dit een gift aan de [stichting] betreft. Hiervan is € 3.047, namelijk 10% van het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek, in aftrek gebracht.
2.2.2.
De Inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 30 juni 2015 verzocht informatie te verstrekken over bepaalde in de aangifte in aftrek gebrachte kosten. Het daartoe in te vullen Formulier aftrekbare kosten aangifte inkomstenbelasting 2014 vermeldt onder meer:

Giften
U hebt in uw aangifte bij ‘Giften’ € 3.047 afgetrokken. Stuur mij daarom:
- een specificatie van deze giften
- de originele schriftelijke bewijsstukken en betalingsbewijzen, zoals bankafschriften, waaruit blijkt aan wie de giften zijn gedaan en voor welke bedragen”
2.2.3.
Belanghebbende heeft bij brief van 13 augustus 2015 verklaard geen specificaties over de giften te kunnen verstrekken in verband met een lekkage in de woning op 28 september 2014. Wel heeft belanghebbende de volgende afschriften van geldopnames van de ABN Amro-bank verstrekt: (1) op 28 mei 2014 voor een bedrag van € 1.300, (2) op 2 juli 2014 voor een bedrag van € 1.300 en op 24 oktober 2014 voor een bedrag van € 1.500.
2.2.4.
Bij brief van 16 februari 2016 heeft de Inspecteur belanghebbende meegedeeld dat hij de opgevoerde giften in aftrek zal toestaan, maar dat in het vervolg alleen aftrek mogelijk is als belanghebbende de originele bewijsstukken kan overleggen. Vanwege de wateroverlast heeft de Inspecteur voor 2014 een uitzondering gemaakt. De aanslag IB/PVV 2014 is vervolgens met dagtekening 4 maart 2016 vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.884. Daarbij is de door belanghebbende in zijn aangifte opgevoerde gift aan de [stichting] in aftrek toegestaan.
Beide jaren
2.3.1.
De Belastingdienst is in 2013 een onderzoek gestart naar de houdbaarheid van de ANBI-status van de [stichting] . Daaruit bleek ten aanzien van het jaar 2012 dat belastingplichtigen gezamenlijk voor ten minste een bedrag van € 3.000.000 aan giften aan de [stichting] in aftrek hadden gebracht terwijl in de jaarstukken van de [stichting] voor dat jaar een bedrag van € 591.210 aan ontvangen giften was verantwoord. Voorts bleek dat de [stichting] in het jaar 2012 meer kwitanties (in totaal 2.500) had uitgeschreven dan in haar administratie was verantwoord (531) en dat de [stichting] in de jaarstukken voor 2013 een bedrag van € 88.564 aan ontvangen donaties had verwerkt terwijl in aangiften IB/PVV van diverse belastingplichtigen in totaal € 3.445.808 aan giften aan de [stichting] was aangegeven. Van dit onderzoek is een rapport opgemaakt dat is gedagtekend 17 mei 2016.
2.3.2.
Omdat de administratie van de [stichting] ernstige gebreken vertoonde, is de ANBI-status van de [stichting] op 6 januari 2014 ingetrokken met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008.
2.3.3.
In januari 2015 is de FIOD gestart met strafrechtelijke onderzoeken naar het gebruik van valse giftkwitanties bij drie andere ANBI-instellingen dan de [stichting] ( [FIOD-onderzoek 1] en [FIOD-onderzoek 2] ). Uit die onderzoeken bleek dat diverse belastingplichtigen, die giften aan voormelde instanties in de aangiften hadden opgenomen, ook giften aan de [stichting] hadden opgenomen in hun aangiften.
2.4.1.
Voormelde bevindingen (2.3.1 en 2.3.3) zijn aanleiding geweest voor de FIOD om op 17 september 2015 een strafrechtelijk onderzoek te starten naar de [stichting] en haar bestuurders in verband met het opmaken van valse giftkwitanties en/of donatieverklaringen van de [stichting] en het gebruik hiervan bij het doen van aangiften IB/PVV ( [FIOD-onderzoek 3] ).
2.4.2.
De bevindingen uit het strafrechtelijk onderzoek [FIOD-onderzoek 3] zijn door de FIOD opgenomen in een proces-verbaal, met dossiernummer 57425. De Officier van Justitie heeft op 16 maart 2017 toestemming verleend de bevindingen uit het FIOD-onderzoek te gebruiken voor fiscale doeleinden. De resultaten van het onderzoek zijn op 23 april 2018 ter beschikking gesteld aan de Belastingdienst/kantoor Den Haag. Het (geanonimiseerde) proces-verbaal met bijlagen is door de Inspecteur verstrekt op een CD-rom (het FIOD-rapport).
2.4.3.
Belanghebbende is in voormeld onderzoek niet als verdachte aangemerkt, noch is hij als getuige gehoord.
2.5.
In het FIOD-rapport zijn proces-verbalen van verhoor van verdachten opgenomen uit de strafrechtelijke onderzoeken [FIOD-onderzoek 1] en [FIOD-onderzoek 2] . De verdachten hebben onder andere verklaringen afgelegd over de handel in giftkwitanties bij de [stichting] .
2.6.1.
Het FIOD-rapport bevat een "proces-verbaal van verhoor verdachte" uit het onderzoek [FIOD-onderzoek 1] (blz. 2040 e.v.) De verdachte heeft, onder meer verklaard:
"[…] is belastingadviseur en hij werkt samen met de [stichting] met betrekking tot het kopen van kwitanties. Hij koopt de kwitanties in voor 10% en verkoopt ze voor 12 tot 15% aan zijn klanten zodat zij dit kunnen aftrekken van de belasting."
2.6.2.
Het FIOD-rapport bevat een "proces-verbaal van verhoor verdachte" uit het onderzoek [FIOD-onderzoek 2] (blz. 2140 e.v.). De verdachte heeft, onder meer verklaard:
"Ik ga u alles vertellen in 2011, 2012 en 2013 heb ik kwitanties gekocht bij [stichting] . Dit was niet voor 10% maar voor 15% of zelfs 20% procent weet ik niet meer zeker. Het zijn allemaal oplichters van die stichtingen. Ze stoppen alles in de eigen zak en melden niets aan de Belastingdienst. In 2011 heb ik geld betaald aan [de bestuurder/directeur] van de [stichting] . In 2012 en 2013 heb ik geld betaald aan [de penningmeester] van de [stichting] . De door mij overgelegde kwitanties over het jaar 2013 van de [stichting] heb ik van die [penningmeester] gekregen. Dit geld heb ik op de [adres] in [woonplaats] betaald. De kwitanties heeft [de penningmeester] mij op het adres aan de [adres] waar de [stichting] is gevestigd gegeven."
2.6.3.
Het FIOD-rapport bevat een "proces-verbaal van verhoor verdachte" uit het onderzoek [FIOD-onderzoek 3] (blz. 1900 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt, voor zover van belang:
"
Opmerking verbalisanten:Uit onderzoek is naar voren gekomen dat uw aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2010 tot en met 2013 zijn ingediend vanaf het IP-adres van de [stichting] .
Vraag verbalisanten:Wie heeft uw aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2010 tot en met 2013 ingevuld en ingediend bij de Belastingdienst?
Antwoord gehoorde:
"Omdat ik slecht Nederlands spreek, ben ik door diverse mensen geadviseerd om naar de [stichting] te gaan. Ik ging naar de [stichting] om mijn aangiften in te laten vullen.
(…)
Vraag verbalisanten:Wie heeft de aangifte Inkomstenbelasting 2011 op uw naam bij de Belastingdienst ingevuld en ingediend?
Antwoord gehoorde:
"Ik ben eerlijk, maar toen ik daar kwam waren het elke keer andere mensen. Er waren allemaal kleine hokjes en daar werd het ingevuld. Ik ben daar gewoon naartoe gegaan, maar ik ken daar helemaal niemand. Ik kan dus niet zeggen wie dat voor mij ingevuld heeft. Op de dag dat ik mijn aangifte liet invullen, kreeg ik de twee kwitanties die ik u zojuist heb overhandigd. De data op de kwitanties hebben zij van de [stichting] erop gezet. Ik heb in ieder geval niet op die data betaald. Ik heb in één keer € 300 of zo betaald. Ik weet niet meer precies hoeveel ik heb betaald maar ik dacht iets van 12 of 15% van € 2.500. Ik heb mijn DigiD code en wachtwoord aan de medewerker van de [stichting] gegeven en die heeft vervolgens mijn aangifte ingediend. Dat ging elk jaar zo."
(…)
Vraag verbalisanten:In uw aangifte inkomstenbelasting 2012 staat in het onderdeel 'giften' een bedrag van € 2.500. Wat kunt u hierover verklaren?
Antwoord gehoorde:
"Daarvoor geldt hetzelfde als het jaar 2011. Ik denk dat ik daar ook ongeveer € 300 voor betaald heb."
(…)
Opmerking verbalisanten:Op de kwitanties over 2012 staan de data 10-03-2012 en 15‑11‑2012. Uw aangifte inkomstenbelasting 2012 is gedaan op 9 maart 2013.
Vraag verbalisanten:Heeft u de kwitanties op dezelfde dag dat uw aangifte is gedaan, ontvangen?
Antwoord gehoorde:
"Ja."
(…)
Vraag verbalisanten:In uw aangifte inkomstenbelasting 2013 staat in het onderdeel ‘giften’ een bedrag van € 2.500. Wat kunt u hierover verklaren?
Antwoord gehoorde:
“Ook hier heb ik maar € 300 of € 350 voor betaald."
Opmerking verbalisanten:Op de kwitanties over 2013 staan de data 23-02-2013 en 24‑05‑2013. Uw aangifte inkomstenbelasting 2013 is gedaan op 26 februari 2014.
Vraag verbalisanten:Heeft u de kwitanties op dezelfde dag dat uw aangifte is gedaan, ontvangen?
Antwoord gehoorde:
"Ja."
2.7.
Het FIOD-rapport bevat een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar van de FIOD betreffende "aangetroffen belastingaangiften en correspondentie op de PC van de [stichting] " (blz. 930 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt onder meer:

"Resumé

Op grond van de volgende feiten en omstandigheden, te weten dat:
(…)
 […] zijn aangifte inkomstenbelasting 2013 voor € 50 in heeft laten vullen door/bij de [stichting] ;
 In de aangifte inkomstenbelasting 2013 op naam van […] een gift is opgenomen van € 3.000;
 […] € 300, ofwel 10%, heeft betaald voor de giftkwitantie, wat overeenkomt met de verklaring van [de penningmeester];
 De aangifte inkomstenbelasting 2013 op naam van […] vermoedelijk opzettelijk onjuist is ingediend;
 De aangifte inkomstenbelasting 2014 op naam van […] die bij de Belastingdienst is ingediend, is verzonden vanaf één van de computers van de [stichting] ;
 In de aangifte inkomstenbelasting 2014 op naam van […] een gift is opgenomen van €1.000;
 […] € 100, ofwel 10%, heeft betaald voor de giftkwitantie, wat overeenkomt met de verklaring van [de penningmeester];
 De kwitantie op naam van […] met nummer [xxx] gelet op de verklaring van [de penningmeester] vermoedelijk valselijk is opgemaakt;
 De aangifte inkomstenbelasting 2014 op naam van […] vermoedelijk opzettelijk onjuist is gedaan;
(…)"
2.8.
Het FIOD-rapport bevat een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar van de FIOD betreffende "onderzoek in administratie [stichting] " (blz. 747 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt onder meer:
"In verband met dit onderzoek heeft op 13 december 2016 een doorzoeking plaatsgevonden op het adres van de [stichting] , waarbij diverse administratie in beslag is genomen. Ik heb verhuisdoos 1 met boekingsnummer C.22.02.01 van object C van totaal 21 dozen nader onderzocht.
(…)

Resumé

 De [stichting] neemt niet alle door hun afgegeven donatieformulieren en/of bewijzen van donaties naar aanleiding van contante stortingen op in het kasboek van de [stichting] .
 Meerdere malen wordt slechts het bedrag of een gedeelte van het bedrag wat vermeld staat op 1 donatieformulier of op het bewijs van donatie opgenomen in het kasboek van de [stichting] ;
 Uit onderstaande tabel is op te maken dat ongeveer 22% procent van de afgegeven donatieformulieren en/of bewijzen van donaties verantwoord is in het kasboek van de [stichting] ;
 (…)"
2.9.
Het FIOD-rapport bevat een op 16 april 2015 bij de FIOD binnengekomen anonieme melding, met nummer 35.04946 (blz. 4180) met de volgende mededeling:
"Belastingfraude door […]. Het gaat om giften/donaties aan de [stichting] te [woonplaats] . De ontvangstbewijzen die ontvangen zijn van de [stichting] zijn meermalen vervalst en gebruikt voor meerdere personen om belastingteruggaaf aan te vrahen (lees: vragen, hof) (alsof zij deze giften/bedragen ook hebben betaald)"
2.10.
Het FIOD-rapport bevat een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar van de FIOD betreffende "Vergelijking opbrengst donaties Stichting [stichting] " (blz. 469 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt onder meer:
"
Ontvangst Excelbestand en kwitanties [stichting]
(…)
De Belastingdienst heeft, onder andere over het jaar 2014, diverse kwitanties op naam van de Stichting [stichting] en een Excelbestand aan de FIOD ter beschikking gesteld.
(…)
Uit onderzoek in het Excelbestand is naar voren gekomen dat er op naam van de [stichting] in de periode 1 januari 2014 tot en met 6 januari 2014 in totaal 232 kwitanties zijn uitgeschreven, die een gezamenlijke waarde van € 564.820 vertegenwoordigen.

Vergelijking donaties 2014 met voorliggende Jaren

Ik heb het aantal boekingen, dat over de jaren 2008 tot en met 2013 in de periode 1 januari tot en met 6 januari in de administratie van de Stichting [stichting] is gedaan, vergeleken met het aantal kwitanties, dat in dezelfde periode in 2014 is uitgeschreven.
Ik zag daarbij dat het aantal boekingen in de administratie over de jaren 2008 tot en met 2013 sterk afwijkt van het aantal kwitanties, dat in 2014 is uitgeschreven. Zie onderstaande tabel.
Jaar
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Data van de boekingen
1, 4 en 5 januari
5 en 6 januari
2, 3 en 5 januari
1, 3,4 en 5 januari
4 en 6 januari
1 t/m 6 januari
Aantal boekingen
7
5
3
13
6
232
Bedrag boekingen
€ 9.300
€ 5.450
€ 3.450
€ 13.900
€ 5.250
€ 0
€ 564.820"
2.11.1.
Tijdens het strafrechtelijk onderzoek [FIOD-onderzoek 3] zijn diverse telefoons in beslag genomen. Het FIOD-rapport (blz. 34) vermeldt hierover, onder meer:
"In diverse telefoons die bij de doorzoeking van de woning van [de penningmeester] in beslag werden genomen zijn tekstberichten aangetroffen waarin wordt gesproken over het aankopen van kwitanties en het percentage wat daarvoor moet worden betaald. Ook zijn er berichten aangetroffen waaruit kan worden opgemaakt dat anderen de kwitanties namens belastingplichtigen aankopen."
2.11.2.
Het FIOD-rapport bevat (de vertaling van) de tekstberichten die op de in beslag genomen telefoons zijn gevonden. Het FIOD-rapport bevat onder meer een vertaling van de volgende sms-berichten (blz. 4259, 4261 en 4262):
"*
Folder
Party
Time
(…)
(…)
Message
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
32
Inbox
From
[…]
20-3-2014
21:34:43(…)
Read
Hallo […] Je zou een bon opstellen voor […]. Ik heb de datums genoteerd van de gelden die ik van de bank heb opgenomen. Zou je het na vrijdag kunnen regelen als ik morgen even langskom?
7500 opname op 11.10.2013
1000 opname op 30.09.2013
500 opname op 29.09.2013
2000 opname op 18.12.2013
1000 opname op 17.06.2013
1000 opname op 16.07.2013
1000 opname op 25.07.2013
1000 opname op 30.09.2013
500 opname op 02.10.2013
(…)
33
Sent
To
[...]
20-3-2014
21:35:48 (…)
Sent
Hallo broer, is goed. Ik heb het gereed. Zou je mij je adres en het totaalbedrag van wat je wilt willen doorgeven?
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
54
Inbox
From
[...]
4-7-2014
22:26:10 (…)
Read
Hallo meneer
24-03-2013 800 euro
23-04-2013 1000 euro
10-06-2013 700 euro
(…)
55
Sent
To
[...]
4-7-2014
22.:27:19
Sent
Hallo hoca, Dankjewel. U kunt het morgenavond op komen halen. Gegroet
(…)"
2.12.
Het FIOD-rapport bevat een "TCI proces-verbaal" van het Team Criminele Inlichtingen (blz. 504 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt, onder meer:
"Bij het Team Criminele Inlichtingen van de Belastingdienst/FIOD is in de maand maart 2016 via één informant de navolgende Informatie binnengekomen:
'De leiding van de [ [stichting] ] is op de hoogte van de belastingfraude door middel van de verkoop van valse giftenkwitanties op haar naam. Vals opgemaakte stukken worden ondertekend en gestempeld door […]. Nu de [stichting] geen ANBI meer is, worden andere stichtingen gebruikt voor deze fraude"
2.13.1.
Het FIOD-rapport bevat een handgeschreven kasadministratie, aangeduid als DOC‑480 (blz. 3614 e.v.). Dit kasboek bevat de contante inkomsten en uitgaven van de [stichting] in de periode van 1 december 2013 tot en met 31 december 2016. Het FIOD-rapport bevat voorts een overzicht van de door de [stichting] uitgeschreven kwitanties voor het jaar 2013, aangeduid als DOC-433 (blz. 3399 e.v.).
2.13.2.
De penningmeester heeft over voormelde administratie en voormeld overzicht onder meer verklaard:
a. FIOD-rapport, blz. 1518-1526:
"Ik had zelf een administratie ontwikkeld in excel. Pas toen wij een ANBI controle kregen zijn wij de administratie gaan ontwikkelen. In 2012 als er dan iemand kwam voor een of meerdere kwitanties dan werd deze door mij uitgeschreven en schriftelijk geboekt in een doorschrijf kasboek. Ik boekte dan het bedrag dat wij daadwerkelijk ontvingen. Dus voor een kwitantie van € 1.000 boekte ik een ontvangst van € 100. (…) Later werd door mij het daadwerkelijke bedrag op de kwitantie geboekt. Ik maakte hiervoor een excel bestand aan dat op de computer stond van de [stichting] in dit bestand zette ik het bedrag van de kwitantie, zodat ik kon bijhouden wat er gebeurd was voor als de mensen kwamen voor onder andere donatieverklaringen. (…)"
b. FIOD-rapport, blz. 1535:
"
Opmerking verbalisanten:
Wij tonen u een Excel bestand welke is gerelateerd aan donatiekwitanties die door de [stichting] aan derden zijn verstrekt. In het Excel bestand zijn de kwitantienummers, datum van afgifte, naam donateur en het gedoneerde bedrag opgenomen. (Het Excelbestand wordt onder DOC-511 opgenomen in het dossier)
Vraag verbalisanten:Kunt u aan de hand van dit overzicht aangeven of de geldbedragen vermeld op de bijbehorende kwitanties, in combinatie met de vermelde persoonsnamen, daadwerkelijk zijn gedoneerd aan de [stichting] ?
Antwoord gehoorde:
"Van de lijsten die u mij nu laat zien met de namen en bedragen kan ik zeggen, dat niemand hierop deze lijst dat bedragen echt daadwerkelijk aan de [stichting] betaald heeft zij hebben van deze bedragen slechts 10% of 12% betaald zoals ik eerder heb verklaard. Ik heb al eerder gezegd dat er slechts een handjevol mensen is die daadwerkelijk het volledige bedrag heeft betaald maar dat betreffen bedragen van maximaal 300 of 400 euro. Als er in het kasboek kleine bedragen opgenomen zijn en daar staan soms geen kwitanties tegenover, dan is dat omdat deze mensen dit ook niet in aftrek wilden nemen bij de belastingdienst."
c. FIOD-rapport, blz. 1557:
"
Vraag verbalisanten:Op 6 januari 2014 is de ANBI status van de [stichting] ingetrokken. Er zijn meerdere kwitanties aangetroffen die zijn voorzien van een datum gelegen in de periode 1 tot en met 6 januari 2014. Zijn al deze kwitanties valselijk opgemaakt?
Antwoord gehoorde:
"Niet allemaal, er zijn ook donaties die echt zijn gedaan. Ik kan mij nu niet herinneren wie dat zijn geweest. Ik heb het dan over de kwitanties vanaf 2012 die onder de € 500 zijn, alles wat daarboven is, is vals. Dit geld voor alle kwitanties die u heeft aangetroffen. Jullie kunnen uit de kasboeken uitvissen welke bedragen echt zijn gedoneerd. Dat boek klopt namelijk wel."
2.13.3.
Het FIOD-rapport vermeldt onder meer nog het volgende over de administratie bij de [stichting] (blz. 33):
"Naast de vermoedelijk achteraf opgestelde donatieoverzichten zijn over de periode
(…) december 2013 tot en met december 2016 handgeschreven kasboeken bijgehouden. Het vermoeden bestaat dat in dat kasboek de juiste bedragen zijn vermeld. De gegevens van dit kasboek zijn ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek in een Excel-bestand verwerkt en digitaal bij het dossier gevoegd. In deze kasboeken staan inkomsten en uitgaven vermeld.
(…) Bij onderzoek van de inkomsten die zijn vermeld in de kasboeken is vastgesteld dat over de periode december 2013 tot en met december 2016 totaal 1.192 mutaties zijn opgenomen met de omschrijving 'donatie'. Het totaalbedrag van deze 1.192 donaties is € 489.087,70. Het is opvallend dat het grootste deel van deze donaties kleiner is dan € 500."
2.14.1.
In eerste aanleg heeft de Inspecteur drie (geanonimiseerde) verslagen van hoorgesprekken met belastingplichtigen overgelegd (bijlage 51). De verslagen bevatten verklaringen van de belastingplichtigen over (hun deelname aan) de handel in giftkwitanties bij de [stichting] .
2.14.2.
Het "verslag van het horen op vrijdag 13 juni [juli;
Hof] 2018" vermeldt, onder meer:
"6. Het volgende is tijdens het gesprek besproken:
(…)
4. (…) Hij vertelt dat hij één keer per week naar toespraken op de [stichting] ging. Na afloop van de toespraak werd aan de toehoorders vertelt dat zij de [stichting] konden helpen. In ruil voor deze donaties werd er een hoger bedrag op de kwitantie geschreven. Wanneer er een bedrag van € 300 werd betaald, werd er op de kwitantie € 3.000 vermeld. (…)"
2.14.3.
Het "verslag van het horen op donderdag 9 augustus 2018" vermeldt, onder meer:
"6. Het volgende is tijdens het gesprek besproken:
(…)
3. Voor de aankoop van zijn woning is hij in contact gekomen met Advieskantoor […] via iemand genaamd […] (…) Ze waren behulpzaam en gaven goede adviezen. De heer […] hielp hem met zijn hypotheek en […] hielp hem met het indienen van zijn aangifte inkomstenbelasting 2013. Bij het indienen van de aangifte kreeg hij van […] het advies om te doneren aan de [stichting] .
De [belastingplichtige] deelde hen mee dat hij daarvoor geen financiële middelen had. […] deelde hem daarop mee dat het ook anders kon, namelijk eerst het bedrag in aftrek brengen in de aangifte, afhankelijk van de teruggaaf zou dan een bedrag aan de [stichting] worden gedoneerd. De kwitantie hiervoor zou dan achteraf geregeld worden (…)."
2.15.
In eerste aanleg heeft de Inspecteur bladzijde 3725 van het FIOD-rapport gevoegd. De bladzijde betreft de onder 2.13.1 genoemde handgeschreven kasadministratie en bevat de volgende informatie:
Naam
Datum
Omschrijving
Bedrag
Blz. van het FIOD-rapport
[Belanghebbende]
25-3-2014
Donatie
€ 350
3725
2.16.
Voorts heeft de Inspecteur bij het verweerschrift in eerste aanleg een bladzijde van het FIOD-rapport gevoegd, betreffende een deel van het onder 2.13.1 genoemde overzicht van de door [stichting] uitgeschreven kwitanties in het jaar 2013. Dit overzicht vermeldt de naam van belanghebbende bij een bedrag van € 3.500 op 30 mei 2013.
2.17.
Bij brieven van 27 september 2017 heeft de Inspecteur aan belanghebbende te kennen gegeven dat hij over de jaren 2013 en 2014 navorderingsaanslagen IB/PVV zal opleggen waarbij de giftenaftrek ter zake van de [stichting] wordt gecorrigeerd. Verder heeft de Inspecteur te kennen gegeven dat hij voornemens is vergrijpboetes op te leggen als bedoeld in artikel 67e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). De hoogte van de boetes is voor beide jaren vastgesteld op 75% van de nagevorderde belasting. Bij brief van 6 oktober 2017 heeft de Inspecteur aan belanghebbende meegedeeld dat de vergrijpboete voor het jaar 2014 wordt verminderd tot 50%.
2.18.
Met dagtekening 21 oktober 2017 zijn de navorderingsaanslagen 2013 en 2014 opgelegd en zijn gelijktijdig de boetebeschikking met vergrijpboetes van respectievelijk 75% en 50% en de beschikkingen belastingrente vastgesteld.

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, overwogen:

“Nieuw feit

10. Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat een aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld, kan ingevolge artikel 16, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) de inspecteur de te weinig geheven belasting navorderen. Op grond van artikel 16, eerste lid, tweede volzin, van de Awr kan een feit, dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, geen grond voor navordering opleveren, behoudens in de gevallen waarin de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw is.
11. De bewijslast dat sprake is van een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt, rust op [de Inspecteur]. Op grond van vaste rechtspraak is [de Inspecteur] niet gehouden onderzoek te doen naar de juistheid van een ingediende aangifte indien voor de daarin opgenomen posten een redelijke verklaring mogelijk is. [De Inspecteur] mag er in dergelijke gevallen van uitgaan dat de belastingplichtige zijn aangifte, juist, volledig en zonder voorbehoud heeft ingevuld. Niet gebleken is dat er voor [de Inspecteur] voor het jaar 2013 reden was niet uit te gaan van de juistheid van de aangifte. Op grond van de door [belanghebbende] voor het jaar 2013 overgelegde stukken heeft [de Inspecteur] niet hoeven te betwijfelen of de giften daadwerkelijk waren gedaan en dat deze voor aftrek in aanmerking kwamen. Niet gebleken is dat [de Inspecteur] reeds ten tijde van het opleggen van de aanslagen op de hoogte was dan wel behoorde te zijn van eventuele onregelmatigheden in de door de [stichting] afgegeven kwitanties. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de aanslag voor 2013 is opgelegd ruim voordat op 17 september 2015 werd besloten onderzoek te doen naar het valselijk opmaken van kwitanties en/of donatieverklaringen door de [stichting] en dat de uitkomsten van dat onderzoek pas in 2017 door de officier van justitie zijn vrijgegeven voor fiscale doeleinden. Pas na het opleggen van de aanslagen heeft [de Inspecteur] dus de beschikking gekregen over de bevindingen van de FIOD. Dat betekent dat geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 16, tweede lid van de Awr en dat [de Inspecteur] de navorderingsaanslag 2013 heeft mogen opleggen.
Giftenaftrek
12. Ingevolge artikel 6.32 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) zijn aftrekbare giften (a) periodieke giften en (b) andere giften. Ingevolge artikel 6.33, eerste lid, onder a van de Wet IB 2001 wordt onder giften verstaan: bevoordelingen uit vrijgevigheid en verplichte bijdragen waar geen directe tegenprestatie tegenover staat. Verder volgt uit artikel 6:33, eerste lid, onder b in samenhang met artikel 6:35 van de Wet IB 2001 dat giften aftrekbaar zijn indien zij worden gedaan aan een ANBI.
13. Niet in geschil is dat ten tijde van de gestelde giften de [stichting] de ANBI-status had en dat de omstandigheid dat die ANBI-status op 6 januari 2014 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008 is ingetrokken, op zichzelf niet aan de giftenaftrek in de weg staat.
14. De bewijslast dat sprake is van aftrekbare giften rust op [belanghebbende]. Bij contante giften moet een belastingplichtige - zoals [de Inspecteur] terecht heeft gesteld - met schriftelijke bescheiden aantonen dat de door hem gestelde giften daadwerkelijk zijn gedaan, dat wil zeggen aan de [stichting] ten goede zijn gekomen. Voor het jaar 2013 wijst [belanghebbende] daartoe op de door hem overgelegde kwitantie. Gezien de verklaringen van de penningmeester van de [stichting] die worden bevestigd door verklaringen van anderen, kan aan de kwitantie op zichzelf onvoldoende bewijskracht worden toegekend. Weliswaar staat niet onomstotelijk vast dat ook in het geval van [belanghebbende] sprake is van een onjuiste kwitantie, maar evenmin kan met zekerheid worden gesteld dat de kwitantie in overeenstemming is met wat hij daadwerkelijk aan de [stichting] heeft geschonken. Ter onderbouwing van de kwitantie wijst [belanghebbende] op twee overgelegde bankafschriften van de twee contante opnames op 9 mei 2013 van in totaal € 4.000. [Belanghebbende] stelt dat hij daarmee contant € 3.500 heeft geschonken aan de [stichting] waarvoor hij de kwitantie van 30 mei 2013 heeft ontvangen. [De Inspecteur] betwist deze stelling van [belanghebbende] en wijst hiertoe op het FIOD-PV waarin verklaringen van de penningmeester en andere getuigen over de gehanteerde werkwijze zijn weergegeven. Uit deze verklaringen ontstaat het beeld van een werkwijze waarbij de kwitanties feitelijk met terugwerkende kracht werden opgesteld door de hoogte van de schenking en de datum van de schenking vooraf met de penningmeester af te stemmen aan de hand van bankafschriften waarop reeds contante opnames zijn vermeld. Niet kan worden uitgesloten dat ook in het geval van [belanghebbende] dit is gebeurd. [De Inspecteur] heeft dan ook voorbij kunnen en mogen gaan aan de bankafschriften. Nu [belanghebbende] geen andere stukken heeft overgelegd, is hij niet geslaagd in het bewijs dat de giften zijn gedaan. [De Inspecteur] heeft dan ook op goede gronden de giften gecorrigeerd en de navorderingsaanslagen voor 2013 en 2014 opgelegd.
Vergrijpboete
15. Op grond van artikel 67e, eerste lid, van de Awr kan de inspecteur een boete opleggen van ten hoogste 100 percent, indien het aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige is te wijten dat de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld.
16. Op [de Inspecteur] rust de bewijslast dat het beboetbare feit zich heeft voorgedaan. Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat [belanghebbende] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de door hem in zijn aangifte afgetrokken giften en dat de aanslag daardoor tot een te laag bedrag is vastgesteld. Ter onderbouwing van zijn stelling dat dit te wijten is aan opzet dan wel grove schuld van [belanghebbende] maakt [de Inspecteur] gebruik van bewijsvermoedens die hij baseert op de verklaringen van de penningmeester van de [stichting] , de verklaringen van getuigen en verdachten die betrokken zijn in het onderzoek van de [stichting] en verklaringen die andere belastingplichtigen hebben afgelegd tijdens diverse hoorgesprekken. Verder wijst [de Inspecteur] op de handgeschreven kasadministratie van de [stichting] over de periode 1 december 2013 tot en met 31 december 2016 waarin voor [belanghebbende] één betaling voorkomt van € 350 op 25 maart 2014.
17. Op zichzelf mag [de Inspecteur] gebruik maken van bewijsvermoedens, maar die vermoedens moeten wel redelijkerwijs voortvloeien uit de aanwezige bewijsmiddelen (ECLI:NL:HR:2011:BN6350). Daarvan is in dit geval geen sprake omdat het bewijsvermoeden slechts is gebaseerd op verklaringen van derden over wat kennelijk een gebruikelijke werkwijze was binnen de [stichting] . Uit die verklaringen kan weliswaar worden geconcludeerd dat in veel gevallen sprake was van kwitanties die niet in overeenstemming zijn met de bedragen die daadwerkelijk aan de [stichting] zijn geschonken, maar dat betekent niet dat reeds daarom in alle gevallen en dus ook in het geval van [belanghebbende] sprake is van een onjuiste kwitantie en daarmee van het opzettelijk dan wel grof schuldig te weinig betalen van belasting. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat niet kan worden uitgesloten dat de frauduleuze handelingen van de penningmeester verder strekten dan waarover hij heeft verklaard. Zoals [belanghebbende] terecht heeft aangevoerd, kan niet worden uitgesloten dat de penningmeester een deel van de bedragen die door donateurs werden geschonken en waarvoor kwitanties zijn uitgereikt, in eigen zak heeft gestoken. De gift voor 2013 is volgens de kwitantie gedaan vóór 1 december 2013 en daarvan is geen kasadministratie voorhanden. Afgezien daarvan is ook die kasadministratie kennelijk opgesteld door de frauderende penningmeester van de [stichting] zodat daaraan niet zonder meer bewijskracht kan worden toegekend. Onder die omstandigheden zou het accepteren van de bewijsvermoedens betekenen dat de bewijslast feitelijk ook voor de boeteoplegging op [belanghebbende] komt te rusten. [De Inspecteur] is dan ook niet geslaagd in het bewijs dat het aan opzet of grove schuld van [belanghebbende] is te wijten dat te weinig belasting is geheven.”

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

4.1.
In geschil is of de navorderingsaanslagen 2013 en 2014 terecht zijn opgelegd (het principaal hoger beroep van belanghebbende) en of de boetebeschikkingen 2013 en 2014 terecht zijn gegeven (het incidenteel hoger beroep van de Inspecteur). De Inspecteur beantwoordt deze vragen bevestigend, belanghebbende ontkennend. Bij bevestigende beantwoording van beide vragen is tevens in geschil of de opgelegde boetes passend en geboden zijn.
4.2.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank behoudens voor zover daarbij de boetebeschikkingen 2013 en 2014 zijn vernietigd, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar en tot vernietiging van de navorderingsaanslagen 2013 en 2014. Belanghebbende concludeert tot ongegrondverklaring van het incidenteel hoger beroep.
4.3.
De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het principaal hoger beroep. In het incidenteel hoger beroep concludeert de Inspecteur tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank voor zover daarbij de boetebeschikkingen voor 2013 en 2014 zijn vernietigd en hem is opgedragen het betaalde griffierecht van € 47 aan belanghebbende te vergoeden en tot bevestiging van de uitspraken op bezwaar.

Beoordeling van het hoger beroep

Overweging vooraf
5.1.
Belanghebbende is in hoger beroep opgekomen tegen beide navorderingsaanslagen. Uit het proces-verbaal van de Rechtbank blijkt dat belanghebbende inzake het jaar 2014 het volgende heeft verklaard:
“Over 2014 heb ik zelf aangegeven dat ik geen kwitantie heb. Ik vind dat je die gift dan niet kunt bewijzen. Dus als ik dat niet kan bewijzen en de aanslag wordt gecorrigeerd dan vind ik dat goed. Maar ik blijf bezwaar hebben tegen de boete, want ik ben geen fraudeur.”
Met deze verklaring heeft belanghebbende naar het oordeel van het Hof zijn geschilpunt inzake de rechtmatigheid van de navorderingsaanslag IB/PVV 2014 niet ondubbelzinnig prijsgegeven, zodat het belanghebbende vrij staat om in hoger beroep ook de navorderingsaanslag 2014 ter discussie te stellen.
Giftenaftrek
5.2.1.
Andere giften dan periodieke giften zijn aftrekbaar voor zover zij kunnen worden gestaafd met schriftelijke bescheiden (zie artikel 6.39, lid 1, in verbinding met artikel 6.32 van de Wet Inkomstenbelasting 2001). In geval van betwisting door de Inspecteur, zoals hier het geval, rust op belanghebbende de last feiten en omstandigheden te stellen en bij betwisting aannemelijk te maken die de conclusie rechtvaardigen dat hij recht heeft op giftenaftrek.
5.2.2.
Belanghebbende heeft gesteld dat hij in 2013 en 2014 giften in contanten van respectievelijk € 3.500 en € 3.700 aan de [stichting] heeft gedaan. Ter onderbouwing van deze stelling heeft belanghebbende voor het jaar 2013 een kwitantie en twee afschriften van geldopnames verstrekt. Voor de voor 2014 opgevoerde giften heeft belanghebbende enkel drie afschriften van geldopnames overgelegd. Belanghebbende heeft daarbij aangevoerd dat hij in verband met waterschade in zijn woning geen andere bewijsstukken kan verstrekken.
5.2.3.
De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat de voor het jaar 2013 overgelegde giftkwitantie van de [stichting] niet zonder meer kan dienen ter onderbouwing van de opgevoerde giften en wijst daarbij op de bevindingen uit het strafrechtelijk onderzoek naar de handel in valse giftkwitanties bij de [stichting] . De Inspecteur heeft verder gesteld dat belanghebbende voor 2014 geen bewijsstukken van de gift heeft overgelegd, zodat voor 2014 de aftrek reeds daarom niet kan worden geaccepteerd.
5.2.4.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de Inspecteur in beroep en hoger beroep onder meer de volgende feiten en omstandigheden aangevoerd ten aanzien van de handel in valse giftkwitanties bij de [stichting] :
  • de vaststelling van een controlemedewerker dat namens de [stichting] in het jaar 2012 in totaal 2.500 kwitanties zijn uitgeschreven, terwijl slechts 531 kwitanties in de administratie zijn verantwoord;
  • dat in het jaar 2013 in de jaarstukken van de [stichting] € 88.564 aan donaties is verantwoord, terwijl in de diverse aangiften over dat jaar in totaal € 3.445.808 aan giften aan de [stichting] is aangegeven;
  • de verklaringen van verdachten dat giftkwitanties voor een bepaald percentage van het giftbedrag werden gekocht/verkocht van de [stichting] ;
  • dat uit de inbeslaggenomen administratie van de [stichting] volgt dat 22% van de ontvangen giften is verwerkt in het kasboek;
  • een anonieme tip aan de FIOD dat de kwitanties zijn vervalst en gebruikt door meerdere personen om een belastingteruggaaf te bewerkstelligen;
  • dat na het intrekken van de ANBI-status van de [stichting] op 6 januari 2014, dat op 19 december 2013 was aangekondigd, in de periode van 1 januari tot 6 januari 2014 een opvallend groter aantal kwitanties is geboekt dan in voorgaande jaren;
  • de whatsapp- en sms-berichten en de verklaringen van onder andere de penningmeester van de [stichting] waaruit volgt dat een levendige handel in giftkwitanties bestond en dat uit die berichten volgt dat de data op de kwitanties worden afgestemd op de data van willekeurige pinopnamen;
  • de verklaring van een informant aan het Team Criminele Inlichtingen waaruit volgt dat de leiding van de [stichting] op de hoogte is van de belastingfraude door middel van de giftkwitanties en meewerkt aan de uitgifte daarvan;
  • de verklaring van de penningmeester van de [stichting] dat slechts een handvol mensen het volledige vermelde bedrag op de giftkwitanties hebben betaald maar dat die bedragen maximaal € 300 of € 400 betreffen;
  • de verklaringen van diverse personen aan de FIOD en de Belastingdienst die de handel in kwitanties hebben bevestigd;
  • een overzicht van uitgeschreven kwitanties voor 2013 waarvan de gegevens die in dit document zijn opgenomen niet overeenkomen met de daadwerkelijk ontvangen bedragen;
  • een doorlopend handgeschreven kasboek waarin de werkelijk ontvangen bedragen werden opgenomen; de werkelijk ontvangen bedragen (donaties) bedroegen veelal 10% tot 12% van de uitgegeven kwitanties;
  • dat de Belastingdienst bij 2.040 belastingplichtigen navorderingsaanslagen heeft opgelegd dan wel correcties heeft aangebracht bij het opleggen van de aanslagen en indien mogelijk een vergrijpboete. Van deze 2.040 gevallen zijn ongeveer 450 belastingplichtigen in bezwaar gegaan en 150 in beroep;
  • dat bij belastingplichtigen van wie aanslagen zijn gecorrigeerd of bij wie is nagevorderd doorgaans een giftenaftrek van minimaal € 500 in de aangifte is opgenomen.
5.2.5.
Uit hetgeen de Inspecteur onder 5.2.4 heeft aangevoerd volgt dat op grote schaal valse giftkwitanties van de [stichting] werden verhandeld en gebruikt door belastingplichtigen om giften op te voeren die zij niet daadwerkelijk hebben gedaan. Gelet op deze bevindingen kunnen de kwitanties van de [stichting] niet zonder meer dienen als bewijs voor de door belanghebbende gestelde giften. Het is aan belanghebbende aanvullende feiten en omstandigheden aan te voeren en bij betwisting aannemelijk te maken die de conclusie rechtvaardigen dat hij recht heeft op giftenaftrek.
5.2.6.
Met het overgelegde overzicht inzake de geldopnames in 2013 heeft belanghebbende dat aanvullende bewijs niet geleverd, reeds omdat daarmee niet vaststaat dat (een deel van) de opgenomen gelden ook daadwerkelijk aan de [stichting] ten goede zijn gekomen.
5.2.7.
Nu belanghebbende geen ander (schriftelijk) bewijs heeft bijgebracht waaruit volgt dat giften ten goede zijn gekomen aan de [stichting] , acht het Hof niet aannemelijk dat belanghebbende in 2013 giften aan de [stichting] heeft gedaan. Voor het jaar 2014 acht het Hof dit ook niet aannemelijk, aangezien belanghebbende enkel afschriften van geldopnames heeft overgelegd waarmee niet is komen vast te staan dat de opgenomen gelden ook daadwerkelijk aan de [stichting] ten goede zijn gekomen. Daar komt voorts bij dat de ANBI-status van de [stichting] op 6 januari 2014 is ingetrokken en de door belanghebbende gestelde donaties in 2014 na deze datum hebben plaatsgevonden. Belanghebbende heeft in de aangifte IB/PVV 2014 niet de [stichting] vermeld als begunstigde instelling, maar [stichting 2] . Ter zitting heeft belanghebbende verklaard dit abusievelijk te hebben gedaan, wellicht vanwege het feit dat de [stichting] niet meer beschikbaar was in het aangifteprogramma als ANBI. Nu belanghebbende in 2014 een giftenaftrek heeft verantwoord inzake een instelling die op het moment van de – door belanghebbende gestelde – donaties niet over een ANBI-status beschikte, is de giftenaftrek 2014 ook om die reden terecht gecorrigeerd.
5.2.8.
De Inspecteur heeft dan ook terecht de giften niet in aftrek toegestaan en de navorderingsaanslagen 2013 en 2014 terecht opgelegd.
De vergrijpboetes 2013 en 2014
5.3.1.
De Inspecteur kan op grond van artikel 67e, lid 1, AWR een boete opleggen van ten hoogste 100% indien het aan opzet of grove schuld van belanghebbende is te wijten dat de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld. De bewijslast hiervan rust op de Inspecteur.
5.3.2.
Bij de beantwoording van de vraag of de inspecteur het bewijs van een beboetbaar feit heeft geleverd, dienen de waarborgen in acht te worden genomen die een belanghebbende kan ontlenen aan artikel 6, lid 2, van het EVRM. Die waarborgen houden onder meer in dat de bewijslast op de inspecteur rust en de belanghebbende in geval van twijfel het voordeel van de twijfel moet worden gegund. De rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) laat toe dat voor het bewijs gebruik wordt gemaakt van vermoedens. De belanghebbende moet wel een redelijke mogelijkheid hebben zich daartegen te verweren en het gebruik van vermoedens mag er niet toe leiden dat de bewijslast wordt verschoven van de inspecteur naar de belanghebbende; het vermoeden moet redelijkerwijs voortvloeien uit de aanwezige bewijsmiddelen (vgl. HR 15 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BN6350, BNB 2011/207 en HR 28 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:63, BNB 2013/207). Het EVRM eist niet dat de inspecteur bij het bewijzen van de opzet of grove schuld is gebonden aan de bewijsregels van het nationale strafrecht. Er hoeft geen wettig en overtuigend bewijs te worden geleverd overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 338 e.v. van het Wetboek van Strafvordering (vgl. HR 18 november 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC5166, BNB 1993/40). Wel moet de uit die vermoedens af te leiden opzet buiten redelijke twijfel zijn (vgl. HR 23 juni 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC5391, BNB 1993/272).
5.4.
De Inspecteur heeft primair gesteld dat sprake is van opzet waarbij een boete van 75% voor 2013 en 50% voor 2014 passend en geboden is. Subsidiair heeft de Inspecteur gesteld dat sprake is van grove schuld waarbij, naar het Hof begrijpt, voor 2013 een boete van 50% wegens strafverzwarende omstandigheden en voor 2014 van 25% passend en geboden is. Meer subsidiair heeft de Inspecteur gesteld dat – in het geval het Hof geen strafverzwarende omstandigheden aannemelijk geacht – voor beide jaren een boete van 25% passend en geboden is.
5.5.
Op de Inspecteur rust de bewijslast aannemelijk te maken primair dat belanghebbende ten tijde van het doen van zijn aangiften IB/PVV 2013 en 2014 zich ervan bewust is geweest dat (een aanmerkelijke kans bestond dat) de aangiften voor wat betreft de giftenaftrek onjuist waren en subsidiair dat belanghebbende zodanig onzorgvuldig heeft gehandeld dat hem kan worden verweten dat de aangiften op het punt van de giftenaftrek onjuist waren.
5.6.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de Inspecteur in beroep en hoger beroep naast de in 5.2.4 aangevoerde feiten en omstandigheden ten aanzien van belanghebbendes betrokkenheid bij voormelde handel in giftkwitanties het volgende aangevoerd:
- de naam van belanghebbende komt voor in het overzicht van uitgeschreven kwitanties, namelijk met een donatie op 30 mei 2013 voor een bedrag van € 3.500. Op basis van hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de FIOD komen de gegevens die in dit overzicht zijn opgenomen niet overeen met de daadwerkelijk ontvangen bedragen. De lijst werd achteraf opgesteld aan de hand van de verstrekte kwitanties en donatieverklaringen.
- de naam van belanghebbende komt voor in het handgeschreven kasboek. Op 25 maart 2014 voor een bedrag van € 350 met de omschrijving “Donatie”. Deze betaling is 10% van het in de aangifte IB/PVV 2013 opgevoerde bedrag aan giften van € 3.500. Deze aangifte is op 26 maart 2014 door de Belastingdienst ontvangen.
  • Ter onderbouwing van de giften 2014 heeft belanghebbende afschriften van geldopnames overgelegd. Deze opnames zijn gedaan op 28 mei 2014, 2 juli 2014 en 24 oktober 2014. Het bedrag van € 350 dat op 25 maart 2014 aan de [stichting] is betaald, betreft dus geen gift voor het jaar 2014, maar ziet op de aankoop van de kwitantie van € 3.500 inzake de giftenaftrek 2013.
  • De ANBI-status van de [stichting] is op 6 januari 2014 ingetrokken. Belanghebbende wist dus dat hij in de aangifte IB/PVV 2014 giften opvoerde die niet aftrekbaar waren.
5.7.1.
Uit hetgeen de Inspecteur heeft aangevoerd, volgt een handelwijze waarbij op grote schaal valse giftkwitanties van de [stichting] werden verhandeld voor een percentage van veelal 10%-12% van de op de kwitanties vermelde bedragen. Voorts volgt daaruit dat de valse giftkwitanties door de belastingplichtigen werden gekocht op een latere datum dan de datum die is vermeld op de betreffende giftkwitantie.
5.7.2.
Uit het onderzoek van de FIOD volgt dat de handgeschreven kasboeken van de [stichting] in totaal 1.192 donaties vermelden met een totaalbedrag van € 489.087,70 in de periode december 2013 tot en met december 2016. Hierbij is het bedrag van het grootste deel van de donaties lager dan € 500. Gelet op i) voormelde handelwijze waarbij de valse giftkwitanties veelal werden verhandeld voor 10%-12% van daarop vermelde bedragen en ii) de verklaringen van getuigen en belastingplichtigen waaruit blijkt dat veelal een paar honderd euro is betaald voor de giftkwitanties, heeft de Inspecteur aannemelijk gemaakt dat het handgeschreven kasboek de juiste gegevens vermeldt.
5.8.1.
De naam van belanghebbende komt voor in het handgeschreven kasboek onder vermelding van een donatie van € 350 op 25 maart 2014, één dag voor het indienen van de aangifte IB/PVV 2013 op 26 maart 2014 . Het bedrag van € 350, zoals opgenomen in het kasboek, bedraagt exact 10% van de op naam van belanghebbende uitgeschreven kwitantie voor het jaar 2013 en de in 2013 in aftrek gebrachte gift. De bevindingen ten aanzien van belanghebbende komen overeen met de handelwijze die volgt uit het strafrechtelijke onderzoek naar de handel in valse giftkwitanties van de [stichting] .
5.8.2.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het vermoeden gerechtvaardigd dat belanghebbende in het jaar 2013 gebruik heeft gemaakt van een valse giftkwitantie van de [stichting] en hij zich er ten tijde van het doen van zijn aangifte IB/PVV 2013 bewust van is geweest dat de aangifte voor wat betreft de aftrek van giften onjuist was.
5.9.
De belastingplichtige die wil ontkomen aan bewijs door middel van een bewijsvermoeden, kan zich verweren hetzij door de feiten en omstandigheden te betwisten die aan het bewijsvermoeden ten grondslag zijn gelegd, hetzij door andere feiten te stellen en bij betwisting aannemelijk te maken waardoor redelijke twijfel wordt gewekt aan de redengevende kracht van dat bewijsvermoeden, zodat dit vermoeden wordt ontzenuwd (vgl. HR 25 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE9354, BNB 2003/14 en HR 28 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:63, BNB 2013/207).
5.10.
Belanghebbende betwist dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het doen van een valse aangifte. Hij voert daartoe het volgende aan. De giften aan de [stichting] zijn daadwerkelijk gedaan. Hij beschikte over voldoende inkomen en had daarnaast in verband met zijn bruiloft en de waterschade aanzienlijke bedragen ontvangen die hij deels wilde aanwenden voor een goed doel. De verklaringen van de penningmeester zijn niet betrouwbaar en dit geldt eveneens voor het handgeschreven kasboek van de [stichting] .
5.11.1.
Het Hof ziet geen reden te twijfelen aan de verklaringen van de penningmeester over de handelwijze met betrekking tot de valse giftkwitanties. De verklaringen van de penningmeester zijn bevestigd door verklaringen van diverse getuigen en belastingplichtigen die door de FIOD en de Inspecteur zijn gehoord. Daarnaast bevat het FIOD-rapport diverse onderzoeken van opsporingsambtenaren naar onder andere tekstberichten op in beslag genomen telefoons en de administratie van de [stichting] die voormelde handelwijze bevestigen.
5.11.2.
Het Hof ziet evenmin reden te twijfelen aan de in het handgeschreven kasboek vermelde data en bedragen. Die kasadministratie vormt een (administratieve) weergave van de handelwijze waarbij de giftkwitanties voor een bepaald percentage van de daarop vermelde bedragen werden verkocht. Verder volgt uit die kasadministratie en uit de verklaringen van diverse getuigen en belastingplichtigen dat de kwitanties werden gekocht op een latere datum dan vermeld op de uitgeschreven kwitanties. Belanghebbende heeft bovendien onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat ten aanzien van de op hem betrekking hebbende bedragen en data van andere data of bedragen dan die vermeld in het kasboek moet worden uitgegaan.
5.12.
Gelet op hetgeen onder 5.11.1 tot en met 5.11.2 is overwogen heeft belanghebbende het bewijsvermoeden dat hij in 2013 gebruik heeft gemaakt van een valse giftkwitantie van de [stichting] niet ontzenuwd. Dit betekent dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende ten tijde van het doen van zijn aangifte IB/PVV 2013 zich ervan bewust is geweest dat de aangifte voor wat betreft de giftenaftrek onjuist was, zodat het opzet bewezen is. Wat betreft het jaar 2014 geldt dit eveneens aangezien belanghebbende voor dat jaar een aanzienlijk bedrag aan giften in aftrek heeft gebracht die hij niet met schriftelijke bescheiden kon staven. De overgelegde afschriften van bankopnames zijn daarvoor immers onvoldoende, reeds omdat daaruit niet blijkt dat de opgenomen gelden ten goede zijn gekomen aan de [stichting] . Bovendien was de ANBI-status van de [stichting] ingetrokken op het moment van de betaling van de vermeende giften in 2014. Door de giften desondanks onder vermelding van een andere naam dan de [stichting] in de aangifte IB/PVV 2014 in aftrek te brengen moet belanghebbende zich ervan bewust zijn geweest dat de aangifte voor wat betreft de giftenaftrek onjuist was.
De hoogte van de boetes
5.13.
De Inspecteur heeft de boete voor 2014 bepaald op 50% (opzet) en de boete voor 2013 op 75%, te weten 50% vanwege opzet van belanghebbende verhoogd met 25% wegens strafverzwarende omstandigheden als bedoeld in paragraaf 8 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (tekst 2013). Ingevolge laatstvermelde bepaling is voor het in aanmerking nemen van strafverzwarende omstandigheden in elk geval aanleiding indien sprake is van listigheid, valsheid of samenspanning.
5.14.
De Inspecteur stelt dat het gebruik maken van falsificaties (de valse giftkwitanties) geldt als een strafverzwarende omstandigheid.
5.15.
Gelet op hetgeen onder 5.3 tot en met 5.12 is overwogen acht het Hof aannemelijk dat belanghebbende zich schuldig heeft gemaakt aan het willens en wetens doen van onjuiste aangiften als gevolg waarvan de aanslagen tot een te laag bedrag zijn vastgesteld, waarna de onderhavige navorderingsaanslagen zijn gevolgd. Gelet op de ernst van de gedragingen, in het bijzonder het gebruikmaken van een valse giftkwitantie voor het jaar 2013, acht het Hof de opgelegde boetes van 75% respectievelijk 50% van het nagevorderde bedrag passend en geboden.
Slotsom
5.16.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het principale hoger beroep ongegrond en het incidentele hoger beroep gegrond.

Proceskosten

6. Er is geen aanleiding voor een veroordeling van de Inspecteur in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof:
  • vernietigt de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikkingen voor de jaren 2013 en 2014 en het griffierecht; en
  • bevestigt de uitspraken op bezwaar.
Deze uitspraak is vastgesteld door I. Obbink-Reijngoud, P.J.J. Vonk en H.A.J. Kroon, in tegenwoordigheid van de griffier J. de Vormer. De beslissing is op 12 januari 2021 in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.