ECLI:NL:GHDHA:2021:66

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 januari 2021
Publicatiedatum
20 januari 2021
Zaaknummer
BK-20/00536 en 20/00537
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake navorderingsaanslagen IB/PVV en vergrijpboetes wegens gebruik van valse giftkwitanties

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2013 en 2014, opgelegd aan belanghebbende. Belanghebbende had in haar aangiften giften aan een stichting opgevoerd als aftrekpost. De Inspecteur heeft deze giften, na onderzoek, teruggenomen en vergrijpboetes opgelegd, omdat uit strafrechtelijk onderzoek bleek dat er op grote schaal valse giftkwitanties werden verhandeld. Het Hof oordeelt dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende zich bewust was van de onjuistheid van haar aangiften. De opgelegde boetes van 75% zijn passend en geboden. De uitspraak van de Rechtbank, die de boetebeschikkingen had vernietigd, is door het Hof vernietigd, en de boetes zijn gehandhaafd. Het Hof concludeert dat de belastingplichtige niet heeft aangetoond dat zij de giften daadwerkelijk heeft gedaan, en dat de aangiften onjuist waren, wat leidt tot de conclusie dat de boetes terecht zijn opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-20/00536 en BK-20/00537

Uitspraak van 12 januari 2021

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: […] )
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, de Inspecteur,

(vertegenwoordigers: […] , […] en […] )
op het hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 30 april 2020, nummers SGR 19/4073 en SGR 19/4074.

Procesverloop

Jaar 2013 – BK-20/00536
1.1.1.
Aan belanghebbende is over het jaar 2013 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.425 (de navorderingsaanslag 2013). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is € 58 aan belastingrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete opgelegd van € 299.
1.1.2.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaren tegen de navorderingsaanslag 2013 en de beschikkingen afgewezen.
Jaar 2014 – BK-20/00537
1.2.1.
Aan belanghebbende is over het jaar 2014 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.463 (de navorderingsaanslag 2014). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is € 34 aan belastingrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete opgelegd van € 248.
1.2.2.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaren tegen de navorderingsaanslag 2014 en de beschikkingen afgewezen.
Beide jaren
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar in één geschrift beroep bij de Rechtbank ingesteld. De beslissing van de Rechtbank luidt:
"De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar voor zover betrekking hebbend op de boetebeschikkingen;
- vernietigt de boetebeschikkingen en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde delen van de bestreden uitspraken op bezwaar;
- veroordeelt [de Inspecteur] in de proceskosten van [belanghebbende] tot een bedrag van € 628,20;
- draagt [de Inspecteur] op het betaalde griffierecht van € 47 aan [belanghebbende] te vergoeden."
1.4.
De Inspecteur is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen. Belanghebbende heeft, hoewel daartoe door het Hof in de gelegenheid gesteld, geen verweerschrift ingediend.
1.5.
De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 15 september 2020. De Inspecteur is ter zitting verschenen. De gemachtigde van belanghebbende heeft per e-mailbericht van 15 september 2020 bericht niet ter zitting aanwezig te zullen zijn en heeft daarbij niet om uitstel van de zitting verzocht. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
1.6.
Ter zitting is tevens behandeld het hoger beroep van de Inspecteur in de zaken van [naam] (nrs. BK-20/00538 en BK-20/00539). Al hetgeen in de ene zaak is aangevoerd, wordt, voor zover van belang, geacht tevens te zijn aangevoerd in de andere zaak.

Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende, gehuwd met [naam] (de echtgenoot), was tezamen met haar echtgenoot vanaf 14 mei 2009 woonachtig op het adres [adres 1] te [woonplaats] en vanaf 31 oktober 2013 op het adres [adres 2] te [woonplaats] .
Jaar 2013
2.2.1.
Belanghebbende heeft in de aangifte IB/PVV 2013 de volgende giften opgevoerd:
Omschrijving
bedrag
Overige andere giften
[stichting]
08-01-2013
€ 900
[stichting]
10-09-2013
€ 900
Totaal
€ 1.800
Bij: Verhoging aftrek andere giften culturele instellingen
€ 450
Totaalbedrag andere giften
€ 2.250
Af: drempel andere giften
€ 177
Aftrek andere giften
€ 2.073
Na verdeling van de giftenaftrek tussen belanghebbende en haar echtgenoot bedroeg de in de aangifte toegepaste aftrek wegens giften voor belanghebbende € 1.073.
2.2.2.
De Inspecteur heeft de aanslag IB/PVV 2013 met dagtekening 16 december 2015 vastgesteld overeenkomstig de ingediende aangifte naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 8.352.
Jaar 2014
2.3.1.
Belanghebbende heeft in de aangifte IB/PVV 2014 de volgende giften opgevoerd:
Omschrijving
bedrag
Overige andere giften
[stichting]
€ 1.100
[stichting]
€ 1.000
Totaal
€ 2.100
Af: drempel andere giften
€ 192
Aftrek andere giften
€ 1.908
Na verdeling van de giftenaftrek tussen belanghebbende en haar echtgenoot bedroeg de in de aangifte toegepaste aftrek wegens giften voor belanghebbende € 908.
2.3.2.
De Inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 30 juni 2015 verzocht informatie te verstrekken over bepaalde in de aangifte van belanghebbende in aftrek gebrachte kosten. In haar reactie hierop van 10 juli 2015 heeft belanghebbende verwezen naar de reactie van haar echtgenoot op een aan hem gericht informatieverzoek en de daarbij overgelegde kwitanties met een totaalbedrag van € 2.100: één met nummer 000236 en dagtekening 4 januari 2014 van € 1.900 en één met nummer 000469 en dagtekening 5 januari 2014 van € 200.
2.3.3.
De Inspecteur heeft de aanslag IB/PVV 2014 met dagtekening 20 november 2015 vastgesteld overeenkomstig de ingediende aangifte naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 8.555.
Beide jaren
2.4.1.
De Belastingdienst is in 2013 een onderzoek gestart naar de houdbaarheid van de ANBI-status van de [stichting] . Daaruit bleek ten aanzien van het jaar 2012 dat belastingplichtigen gezamenlijk voor ten minste een bedrag van € 3.000.000 aan giften aan de [stichting] in aftrek hadden gebracht terwijl in de jaarstukken van de [stichting] voor dat jaar een bedrag van € 591.210 aan ontvangen giften was verantwoord. Voorts bleek dat de [stichting] in het jaar 2012 meer kwitanties (in totaal 2.500) had uitgeschreven dan in haar administratie was verantwoord (531) en dat de [stichting] in de jaarstukken voor 2013 een bedrag van € 88.564 aan ontvangen donaties had verwerkt terwijl in aangiften IB/PVV van diverse belastingplichtigen in totaal € 3.445.808 aan giften aan de [stichting] was aangegeven. Van dit onderzoek is een rapport opgemaakt dat is gedagtekend 17 mei 2016.
2.4.2.
Omdat de administratie van de [stichting] ernstige gebreken vertoonde is de ANBI-status van de [stichting] op 6 januari 2014 ingetrokken met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008.
2.4.3.
In januari 2015 is de FIOD gestart met strafrechtelijke onderzoeken naar het gebruik van valse giftkwitanties bij drie andere ANBI-instellingen dan de [stichting] ( [FIOD-onderzoek 1] en [FIOD-onderzoek 2] ). Uit die onderzoeken bleek dat diverse belastingplichtigen die giften aan voormelde instanties in de aangiften hadden opgenomen ook giften aan de [stichting] hadden opgenomen in hun aangiften.
2.5.1.
Voormelde bevindingen (2.4.1 en 2.4.3) zijn aanleiding geweest voor de FIOD om op 17 september 2015 een strafrechtelijk onderzoek te starten naar de [stichting] en haar bestuurders in verband met het opmaken van valse giftkwitanties en/of donatieverklaringen van de [stichting] en het gebruik hiervan bij het doen van aangiften IB/PVV ( [FIOD-onderzoek 3] ).
2.5.2.
De bevindingen uit het strafrechtelijk onderzoek [FIOD-onderzoek 3] zijn door de FIOD opgenomen in een proces-verbaal, met dossiernummer 57425. De Officier van Justitie heeft op 16 maart 2017 toestemming verleend de bevindingen uit het FIOD-onderzoek te gebruiken voor fiscale doeleinden. De resultaten van het onderzoek zijn op 23 april 2018 ter beschikking gesteld aan de Belastingdienst/kantoor Den Haag. Het (geanonimiseerde) proces-verbaal met bijlagen is door de Inspecteur verstrekt op een CD-rom (het FIOD-rapport).
2.5.3.
Belanghebbende is in voormeld onderzoek niet als verdachte aangemerkt noch is hij als getuige gehoord.
2.6.
In het FIOD-rapport zijn proces-verbalen van verhoor van verdachten opgenomen uit de strafrechtelijke onderzoeken [FIOD-onderzoek 1] en [FIOD-onderzoek 2] . De verdachten hebben onder andere verklaringen afgelegd over de handel in giftkwitanties bij de [stichting] .
2.6.1.
Het FIOD-rapport bevat een "proces-verbaal van verhoor verdachte" uit het onderzoek [FIOD-onderzoek 1] (blz. 2040 e.v.) De verdachte heeft, onder meer verklaard:
"[…] is belastingadviseur en hij werkt samen met de [stichting] met betrekking tot het kopen van kwitanties. Hij koopt de kwitanties in voor 10% en verkoopt ze voor 12 tot 15% aan zijn klanten zodat zij dit kunnen aftrekken van de belasting."
2.6.2.
Het FIOD-rapport bevat een "proces-verbaal van verhoor verdachte" uit het onderzoek [FIOD-onderzoek 2] (blz. 2140 e.v.). De verdachte heeft, onder meer verklaard:
"Ik ga u alles vertellen in 2011, 2012 en 2013 heb ik kwitanties gekocht bij [stichting] . Dit was niet voor 10% maar voor 15% of zelfs 20% procent weet ik niet meer zeker. Het zijn allemaal oplichters van die stichtingen. Ze stoppen alles in de eigen zak en melden niets aan de Belastingdienst. In 2011 heb ik geld betaald aan [de bestuurder/directeur] van de [stichting] . In 2012 en 2013 heb ik geld betaald aan [de penningmeester] van de [stichting] . De door mij overgelegde kwitanties over het jaar 2013 van de [stichting] heb ik van die [penningmeester] gekregen. Dit geld heb ik op de [adres 3] in [woonplaats] betaald. De kwitanties heeft [de penningmeester] mij op het adres aan de [adres 3] waar de [stichting] is gevestigd gegeven."
2.6.3.
Het FIOD-rapport bevat een "proces-verbaal van verhoor verdachte" uit het onderzoek [FIOD-onderzoek 3] (blz. 1900 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt, voor zover van belang:
"
Opmerking verbalisanten:Uit onderzoek is naar voren gekomen dat uw aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2010 tot en met 2013 zijn ingediend vanaf het IP-adres van de [stichting] .
Vraag verbalisanten:Wie heeft uw aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2010 tot en met 2013 ingevuld en ingediend bij de Belastingdienst?
Antwoord gehoorde:
"Omdat ik slecht Nederlands spreek, ben ik door diverse mensen geadviseerd om naar de [stichting] te gaan. Ik ging naar de [stichting] om mijn aangiften in te laten vullen.
(…)
Vraag verbalisanten:Wie heeft de aangifte Inkomstenbelasting 2011 op uw naam bij de Belastingdienst ingevuld en ingediend?
Antwoord gehoorde:
"Ik ben eerlijk, maar toen ik daar kwam waren het elke keer andere mensen. Er waren allemaal kleine hokjes en daar werd het ingevuld. Ik ben daar gewoon naartoe gegaan, maar ik ken daar helemaal niemand. Ik kan dus niet zeggen wie dat voor mij ingevuld heeft. Op de dag dat ik mijn aangifte liet invullen, kreeg ik de twee kwitanties die ik u zojuist heb overhandigd. De data op de kwitanties hebben zij van de [stichting] erop gezet. Ik heb in ieder geval niet op die data betaald. Ik heb in één keer € 300 of zo betaald. Ik weet niet meer precies hoeveel ik heb betaald maar ik dacht iets van 12 of 15% van € 2.500. Ik heb mijn DigiD code en wachtwoord aan de medewerker van de [stichting] gegeven en die heeft vervolgens mijn aangifte ingediend. Dat ging elk jaar zo."
(…)
Vraag verbalisanten:In uw aangifte inkomstenbelasting 2012 staat in het onderdeel 'giften' een bedrag van € 2.500. Wat kunt u hierover verklaren?
Antwoord gehoorde:
"Daarvoor geldt hetzelfde als het jaar 2011. Ik denk dat ik daar ook ongeveer € 300 voor betaald heb."
(…)
Opmerking verbalisanten:Op de kwitanties over 2012 staan de data 10-03-2012 en 15‑11‑2012. Uw aangifte inkomstenbelasting 2012 is gedaan op 9 maart 2013.
Vraag verbalisanten:Heeft u de kwitanties op dezelfde dag dat uw aangifte is gedaan, ontvangen?
Antwoord gehoorde:
"Ja."
(…)
Vraag verbalisanten:In uw aangifte inkomstenbelasting 2013 staat in het onderdeel ‘giften’ een bedrag van € 2.500. Wat kunt u hierover verklaren?
Antwoord gehoorde:
“Ook hier heb ik maar € 300 of € 350 voor betaald."
Opmerking verbalisanten:Op de kwitanties over 2013 staan de data 23-02-2013 en 24‑05‑2013. Uw aangifte inkomstenbelasting 2013 is gedaan op 26 februari 2014.
Vraag verbalisanten:Heeft u de kwitanties op dezelfde dag dat uw aangifte is gedaan, ontvangen?
Antwoord gehoorde:
"Ja."
2.7.
Het FIOD-rapport bevat een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar van de FIOD betreffende "aangetroffen belastingaangiften en correspondentie op de PC van de [stichting] " (blz. 930 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt onder meer:

"Resumé

Op grond van de volgende feiten en omstandigheden, te weten dat:
(…)
 […] zijn aangifte inkomstenbelasting 2013 voor € 50 in heeft laten vullen door/bij de [stichting] ;
 In de aangifte inkomstenbelasting 2013 op naam van […] een gift is opgenomen van € 3.000;
 […] € 300, ofwel 10%, heeft betaald voor de giftkwitantie, wat overeenkomt met de verklaring van [de penningmeester];
 De aangifte inkomstenbelasting 2013 op naam van […] vermoedelijk opzettelijk onjuist is ingediend;
 De aangifte inkomstenbelasting 2014 op naam van […] die bij de Belastingdienst is ingediend, is verzonden vanaf één van de computers van de [stichting] ;
 In de aangifte inkomstenbelasting 2014 op naam van […] een gift is opgenomen van €1.000;
 […] € 100, ofwel 10%, heeft betaald voor de giftkwitantie, wat overeenkomt met de verklaring van [de penningmeester];
 De kwitantie op naam van […] met nummer [xxx] gelet op de verklaring van [de penningmeester] vermoedelijk valselijk is opgemaakt;
 De aangifte inkomstenbelasting 2014 op naam van […] vermoedelijk opzettelijk onjuist is gedaan;
(…)"
2.8.
Het FIOD-rapport bevat een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar van de FIOD betreffende "onderzoek in administratie [stichting] " (blz. 747 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt onder meer:
"In verband met dit onderzoek heeft op 13 december 2016 een doorzoeking plaatsgevonden op het adres van de [stichting] , waarbij diverse administratie in beslag is genomen. Ik heb verhuisdoos 1 met boekingsnummer C.22.02.01 van object C van totaal 21 dozen nader onderzocht.
(…)

Resumé

 De [stichting] neemt niet alle door hun afgegeven donatieformulieren en/of bewijzen van donaties naar aanleiding van contante stortingen op in het kasboek van de [stichting] .
 Meerdere malen wordt slechts het bedrag of een gedeelte van het bedrag wat vermeld staat op 1 donatieformulier of op het bewijs van donatie opgenomen in het kasboek van de [stichting] ;
 Uit onderstaande tabel is op te maken dat ongeveer 22% procent van de afgegeven donatieformulieren en/of bewijzen van donaties verantwoord is in het kasboek van de [stichting] ;
 (…)"
2.9.
Het FIOD-rapport bevat een op 16 april 2015 bij de FIOD binnengekomen anonieme melding, met nummer 35.04946 (blz. 4180) met de volgende mededeling:
"Belastingfraude door […]. Het gaat om giften/donaties aan de [stichting] te [woonplaats] . De ontvangstbewijzen die ontvangen zijn van de [stichting] zijn meermalen vervalst en gebruikt voor meerdere personen om belastingteruggaaf aan te vrahen (lees: vragen, Hof) (alsof zij deze giften/bedragen ook hebben betaald)"
2.10.
Het FIOD-rapport bevat een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar van de FIOD betreffende "Vergelijking opbrengst donaties Stichting [stichting] " (blz. 469 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt onder meer:
"
Ontvangst Excelbestand en kwitanties [stichting]
(…)
De Belastingdienst heeft, onder andere over het jaar 2014, diverse kwitanties op naam van de Stichting [stichting] en een Excelbestand aan de FIOD ter beschikking gesteld.
(…)
Uit onderzoek in het Excelbestand is naar voren gekomen dat er op naam van de [stichting] in de periode 1 januari 2014 tot en met 6 januari 2014 in totaal 232 kwitanties zijn uitgeschreven, die een gezamenlijke waarde van € 564.820 vertegenwoordigen.

Vergelijking donaties 2014 met voorliggende Jaren

Ik heb het aantal boekingen, dat over de jaren 2008 tot en met 2013 in de periode 1 januari tot en met 6 januari in de administratie van de Stichting [stichting] is gedaan, vergeleken met het aantal kwitanties, dat in dezelfde periode in 2014 is uitgeschreven.
Ik zag daarbij dat het aantal boekingen in de administratie over de jaren 2008 tot en met 2013 sterk afwijkt van het aantal kwitanties, dat in 2014 is uitgeschreven. Zie onderstaande tabel.
Jaar
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Data van de boekingen
1, 4 en 5 januari
5 en 6 januari
2, 3 en 5 januari
1, 3,4 en 5 januari
4 en 6 januari
1 t/m 6 januari
Aantal boekingen
7
5
3
13
6
232
Bedrag boekingen
€ 9.300
€ 5.450
€ 3.450
€ 13.900
€ 5.250
€ 0
€ 564.820"
2.11.1.
Tijdens het strafrechtelijk onderzoek [FIOD-onderzoek 3] zijn diverse telefoons in beslag genomen. Het FIOD-rapport (blz. 34) vermeldt hierover, onder meer:
"In diverse telefoons die bij de doorzoeking van de woning van [de penningmeester] in beslag werden genomen zijn tekstberichten aangetroffen waarin wordt gesproken over het aankopen van kwitanties en het percentage wat daarvoor moet worden betaald. Ook zijn er berichten aangetroffen waaruit kan worden opgemaakt dat anderen de kwitanties namens belastingplichtigen aankopen."
2.11.2.
Het FIOD-rapport bevat (de vertaling van) de tekstberichten die op de in beslag genomen telefoons zijn gevonden. Het FIOD-rapport bevat onder meer een vertaling van de volgende sms-berichten (blz. 4259, 4261 en 4262):
"*
Folder
Party
Time
(…)
(…)
Message
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
32
Inbox
From
[…]
20-3-2014
21:34:43(…)
Read
Hallo […] Je zou een bon opstellen voor […]. Ik heb de datums genoteerd van de gelden die ik van de bank heb opgenomen. Zou je het na vrijdag kunnen regelen als ik morgen even langskom?
7500 opname op 11.10.2013
1000 opname op 30.09.2013
500 opname op 29.09.2013
2000 opname op 18.12.2013
1000 opname op 17.06.2013
1000 opname op 16.07.2013
1000 opname op 25.07.2013
1000 opname op 30.09.2013
500 opname op 02.10.2013
(…)
33
Sent
To
[...]
20-3-2014
21:35:48 (…)
Sent
Hallo broer, is goed. Ik heb het gereed. Zou je mij je adres en het totaalbedrag van wat je wilt willen doorgeven?
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
54
Inbox
From
[...]
4-7-2014
22:26:10 (…)
Read
Hallo meneer
24-03-2013 800 euro
23-04-2013 1000 euro
10-06-2013 700 euro
(…)
55
Sent
To
[...]
4-7-2014
22.:27:19
Sent
Hallo hoca, Dankjewel. U kunt het morgenavond op komen halen. Gegroet
(…)"
2.12.
Het FIOD-rapport bevat een "TCI proces-verbaal" van het Team Criminele Inlichtingen (blz. 504 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt, onder meer:
"Bij het Team Criminele Inlichtingen van de Belastingdienst/FIOD is in de maand maart 2016 via één informant de navolgende Informatie binnengekomen:
'De leiding van de [ [stichting] ] is op de hoogte van de belastingfraude door middel van de verkoop van valse giftenkwitanties op haar naam. Vals opgemaakte stukken worden ondertekend en gestempeld door […]. Nu de [stichting] geen ANBI meer is, worden andere stichtingen gebruikt voor deze fraude"
2.13.1.
Het FIOD-rapport bevat een handgeschreven kasadministratie, aangeduid als DOC‑480 (blz. 3614 e.v.). Dit kasboek bevat de contante inkomsten en uitgaven van de [stichting] in de periode van 1 december 2013 tot en met 31 december 2016. Het FIOD-rapport bevat voorts een overzicht van de door de [stichting] uitgeschreven kwitanties voor het jaar 2013, aangeduid als DOC-433 (blz. 3399 e.v.).
2.13.2.
De penningmeester heeft over voormelde administratie en voormeld overzicht onder meer verklaard:
a. FIOD-rapport, blz. 1518-1526:
"Ik had zelf een administratie ontwikkeld in excel. Pas toen wij een ANBI controle kregen zijn wij de administratie gaan ontwikkelen. In 2012 als er dan iemand kwam voor een of meerdere kwitanties dan werd deze door mij uitgeschreven en schriftelijk geboekt in een doorschrijf kasboek. Ik boekte dan het bedrag dat wij daadwerkelijk ontvingen. Dus voor een kwitantie van € 1.000 boekte ik een ontvangst van € 100. (…) Later werd door mij het daadwerkelijke bedrag op de kwitantie geboekt. Ik maakte hiervoor een excel bestand aan dat op de computer stond van de [stichting] in dit bestand zette ik het bedrag van de kwitantie, zodat ik kon bijhouden wat er gebeurd was voor als de mensen kwamen voor onder andere donatieverklaringen. (…)"
b. FIOD-rapport, blz. 1535:
"
Opmerking verbalisanten:
Wij tonen u een Excel bestand welke is gerelateerd aan donatiekwitanties die door de [stichting] aan derden zijn verstrekt. In het Excel bestand zijn de kwitantienummers, datum van afgifte, naam donateur en het gedoneerde bedrag opgenomen. (Het Excelbestand wordt onder DOC-511 opgenomen in het dossier)
Vraag verbalisanten:Kunt u aan de hand van dit overzicht aangeven of de geldbedragen vermeld op de bijbehorende kwitanties, in combinatie met de vermelde persoonsnamen, daadwerkelijk zijn gedoneerd aan de [stichting] ?
Antwoord gehoorde:
"Van de lijsten die u mij nu laat zien met de namen en bedragen kan ik zeggen, dat niemand hierop deze lijst dat bedragen echt daadwerkelijk aan de [stichting] betaald heeft zij hebben van deze bedragen slechts 10% of 12% betaald zoals ik eerder heb verklaard. Ik heb al eerder gezegd dat er slechts een handjevol mensen is die daadwerkelijk het volledige bedrag heeft betaald maar dat betreffen bedragen van maximaal 300 of 400 euro. Als er in het kasboek kleine bedragen opgenomen zijn en daar staan soms geen kwitanties tegenover, dan is dat omdat deze mensen dit ook niet in aftrek wilden nemen bij de belastingdienst."
c. FIOD-rapport, blz. 1557:
"
Vraag verbalisanten:Op 6 januari 2014 is de ANBI status van de [stichting] ingetrokken. Er zijn meerdere kwitanties aangetroffen die zijn voorzien van een datum gelegen in de periode 1 tot en met 6 januari 2014. Zijn al deze kwitanties valselijk opgemaakt?
Antwoord gehoorde:
"Niet allemaal, er zijn ook donaties die echt zijn gedaan. Ik kan mij nu niet herinneren wie dat zijn geweest. Ik heb het dan over de kwitanties vanaf 2012 die onder de € 500 zijn, alles wat daarboven is, is vals. Dit geld voor alle kwitanties die u heeft aangetroffen. Jullie kunnen uit de kasboeken uitvissen welke bedragen echt zijn gedoneerd. Dat boek klopt namelijk wel."
2.13.3.
Het FIOD-rapport vermeldt onder meer nog het volgende over de administratie bij de [stichting] (blz. 33):
"Naast de vermoedelijk achteraf opgestelde donatieoverzichten zijn over de periode
(…) december 2013 tot en met december 2016 handgeschreven kasboeken bijgehouden. Het vermoeden bestaat dat in dat kasboek de juiste bedragen zijn vermeld. De gegevens van dit kasboek zijn ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek in een Excel-bestand verwerkt en digitaal bij het dossier gevoegd. In deze kasboeken staan inkomsten en uitgaven vermeld.
(…) Bij onderzoek van de inkomsten die zijn vermeld in de kasboeken is vastgesteld dat over de periode december 2013 tot en met december 2016 totaal 1.192 mutaties zijn opgenomen met de omschrijving 'donatie'. Het totaalbedrag van deze 1.192 donaties is € 489.087,70. Het is opvallend dat het grootste deel van deze donaties kleiner is dan € 500."
2.14.
In eerste aanleg heeft de Inspecteur drie (geanonimiseerde) verslagen van hoorgesprekken met belastingplichtigen overgelegd (bijlage 37). De verslagen bevatten verklaringen van de belastingplichtigen over (hun deelname aan) de handel in giftkwitanties bij de [stichting] .
2.14.1.
Het "verslag van het horen op vrijdag 13 juni [juli;
Hof] 2018" vermeldt, onder meer:
"6. Het volgende is tijdens het gesprek besproken:
(…)
4. (…) Hij vertelt dat hij één keer per week naar toespraken op de [stichting] ging. Na afloop van de toespraak werd aan de toehoorders vertelt dat zij de [stichting] konden helpen. In ruil voor deze donaties werd er een hoger bedrag op de kwitantie geschreven. Wanneer er een bedrag van € 300 werd betaald, werd er op de kwitantie € 3.000 vermeld. (…)"
2.14.2.
Het "verslag van het horen op donderdag 9 augustus 2018" vermeldt, onder meer:
"6. Het volgende is tijdens het gesprek besproken:
(…)
3. Voor de aankoop van zijn woning is hij in contact gekomen met Advieskantoor […] via iemand genaamd […] (…) Ze waren behulpzaam en gaven goede adviezen. De heer […] hielp hem met zijn hypotheek en […] hielp hem met het indienen van zijn aangifte inkomstenbelasting 2013. Bij het indienen van de aangifte kreeg hij van […] het advies om te doneren aan de [stichting] .
De [belastingplichtige] deelde hen mee dat hij daarvoor geen financiële middelen had. […] deelde hem daarop mee dat het ook anders kon, namelijk eerst het bedrag in aftrek brengen in de aangifte, afhankelijk van de teruggaaf zou dan een bedrag aan de [stichting] worden gedoneerd. De kwitantie hiervoor zou dan achteraf geregeld worden (…)."
2.15.
Bij het verweerschrift in eerste aanleg voor het jaar 2014 heeft de Inspecteur bladzijden 3635 en 3653 van het FIOD-rapport gevoegd. Deze bladzijden betreffen de onder 2.13.1 genoemde handgeschreven kasadministratie (DOC-480). Dit overzicht vermeldt een bedrag van € 190 op 3 april 2015 en een bedrag van € 30 op 3 juli 2015 ten name van de echtgenoot. Voorts heeft de Inspecteur bij nader stuk van 21 oktober 2019 in eerste aanleg een pagina van het FIOD-rapport gevoegd. Deze bladzijde betreft bladzijde 39 van de onder 2.13.1 genoemde handgeschreven kasadministratie (DOC-480). Dit overzicht vermeldt een bedrag van € 180 op 29 maart 2014 ten name van de echtgenoot .
2.16.
Voorts heeft de Inspecteur bij voornoemd nader stuk bladzijden 3401 en 3433 van het FIOD-rapport gevoegd. Deze bladzijden betreffen een deel van het onder 2.13.1 genoemde overzicht van de door [stichting] uitgeschreven kwitanties in het jaar 2013 (DOC-433). Dit overzicht vermeldt de naam van de echtgenoot bij een bedrag van € 900 op 8 januari 2013 en van € 900 op 10 september 2013.
Jaar 2013
2.17.
De Inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 15 december 2016 verzocht informatie te verstrekken over de in de aangifte van belanghebbende in aftrek gebrachte giften. In haar reactie hierop van 9 februari 2017 heeft belanghebbende verklaard: “Omdat wij de aangiften gezamenlijk invullen, gezamenlijk inkomen, staan de giften op naam van mijn echtgenoot [de echtgenoot].”. De echtgenoot heeft voor het jaar 2013 twee kwitanties overgelegd met een totaalbedrag van € 1.800: één met nummer 000051 en dagtekening 8 januari 2013 van € 900 en één met nummer 001451 en dagtekening 10 september 2013 van € 900. De kwitanties vermelden als adres [adres 2] te [woonplaats] .
Beide jaren
2.18.
Bij brieven van 30 november 2017 heeft de Inspecteur aan belanghebbende te kennen gegeven dat hij voor de jaren 2013 en 2014 navorderingsaanslagen zal opleggen waarbij de giftenaftrek ter zake van de [stichting] wordt gecorrigeerd. Verder heeft de Inspecteur te kennen gegeven dat hij voornemens is een vergrijpboete op te leggen als bedoeld in artikel 67e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). De hoogte van de boeten is vastgesteld op 75% van de nagevorderde belasting.
2.19.
Met dagtekening 20 januari 2018 (jaar 2013) respectievelijk 11 januari 2018 (jaar 2014) zijn de navorderingsaanslagen 2013 en 2014 opgelegd met vergrijpboetes van 75%.

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft overwogen:
"(…)
11. [Belanghebbende] stelt dat de bevindingen uit het FIOD-rapport niet op haar van toepassing zijn, omdat de verklaring van één enkele persoon in algemene bewoordingen er niet toe kan leiden dat dit ook specifiek voor [belanghebbende] geldt. [Belanghebbende] is op grond van haar geloofsovertuiging verplicht schenkingen te doen en heeft daarvoor gedurende de betreffende jaren geld opgenomen en apart gelegd om te voorkomen dat dit aan andere zaken zou worden uitgegeven. Tevens stelt [belanghebbende] dat er geen zorgvuldig onderzoek heeft plaatsgevonden naar de feiten, omdat in het FIOD-rapport de naam [naam] niet voorkomt als van iemand die valselijk opgemaakte kwitanties heeft gekocht om daarmee een onterechte belastingteruggaaf te krijgen. Tevens stelt [belanghebbende] dat nu er geen sprake is van een onjuiste aangifte waarbij gebruik is gemaakt van valse of vervalste kwitanties, er ook geen plaats is voor een boete.
12. [De Inspecteur] neemt het standpunt in dat [belanghebbende] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij daadwerkelijk de giften heeft gedaan. Gezien de verklaringen van de penningmeester van de [stichting] en het FIOD-PV kan aan de kwitanties geen betekenis worden toegekend en ander bewijs heeft [belanghebbende] niet overgelegd. Verder moet [belanghebbende], aldus [de Inspecteur], geweten hebben dat zij ten onrechte de giften in aftrek bracht en dat zij daardoor te weinig belasting betaalde. Het is volgens [de Inspecteur] daarom aan opzet van [belanghebbende] te wijten dat te weinig belasting is geheven. Het daartoe gebruiken van valse kwitanties is een strafverzwarende omstandigheid. [De Inspecteur] wijst in dit verband op de betalingen door de echtgenoot van [belanghebbende] van 29 maart 2014, 3 april 2015 en 3 juli 2015 die blijken uit de kasadministratie. De bedragen van respectievelijk € 180, € 190 en € 30 komen overeen met een percentage van (circa) 10% van de bedragen van € 1.800 en € 2.100, zijnde de totaalbedragen van de door [belanghebbende] overgelegde kwitanties voor 2013 en 2014. Gezien de verklaringen van de penningmeester ziet de betaling van 29 maart 2014 volgens [de Inspecteur] op de kwitanties voor 2013 en de betalingen van 3 april 2015 en 3 juli 2015 op de kwitanties voor 2014.
Giftenaftrek
13. De bewijslast dat sprake is van aftrekbare giften rust op [belanghebbende]. Bij contante giften moet een belastingplichtige - zoals [de Inspecteur] terecht heeft gesteld - met schriftelijke bescheiden aantonen dat de door hem gestelde giften daadwerkelijk zijn gedaan, dat wil zeggen aan de [stichting] ten goede zijn gekomen. Gezien de verklaringen van de penningmeester van de [stichting] , die worden bevestigd door verklaringen van anderen, heeft [de Inspecteur] terecht gesteld dat aan de door [belanghebbende] overgelegde kwitanties op zichzelf onvoldoende bewijskracht kan worden toegekend. Weliswaar staat niet onomstotelijk vast dat ook in het geval van [belanghebbende] sprake is van onjuiste kwitanties, maar evenmin kan met zekerheid worden gesteld dat de kwitanties in overeenstemming zijn met wat zij daadwerkelijk aan de [stichting] heeft geschonken. Nu [belanghebbende] geen andere bewijsstukken heeft overgelegd, is zij niet geslaagd in het bewijs dat zij de giften heeft gedaan. [De Inspecteur] heeft dan ook op goede gronden de giften gecorrigeerd en de navorderingsaanslagen opgelegd.
Vergrijpboetes
14. Op grond van artikel 67e, eerste lid, van de Awr kan de inspecteur een boete opleggen van ten hoogste 100 percent, indien het aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige is te wijten dat de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld.
15. Op [de Inspecteur] rust de bewijslast dat het beboetbare feit zich heeft voorgedaan. Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat [belanghebbende] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de door haar in haar aangifte afgetrokken giften en dat de aanslagen daardoor tot een te laag bedrag zijn vastgesteld. Ter onderbouwing van zijn stelling dat dit te wijten is aan opzet dan wel grove schuld van [belanghebbende] maakt [de Inspecteur] gebruik van bewijsvermoedens die hij baseert op de verklaringen van de penningmeester van de [stichting] , de verklaringen van getuigen en verdachten die betrokken zijn in het onderzoek van de [stichting] en verklaringen die andere belastingplichtigen hebben afgelegd tijdens diverse hoorgesprekken. Hij baseert de bewijsvermoedens mede op de betalingen door de echtgenoot van [belanghebbende] die blijken uit de handgeschreven kasadministratie van de [stichting] . [de Inspecteur] heeft vermeld dat [belanghebbende] de aangifte IB/PVV voor het jaar 2013 heeft ingediend op 31 maart 2014 en legt aldus een verband tussen die aangifte en de betalingen op 29 maart 2014. Voor het jaar 2014 is de aangifte ingediend op 5 april 2015 en legt [de Inspecteur] een verband tussen die aangifte en de betaling op 3 april 2015. Tevens legt [de Inspecteur] een verband tussen de reactie van [belanghebbende] van 10 juli 2015 op zijn brief van 30 juni 2015 en de betaling op 3 juli 2015.
16. Op zichzelf mag [de Inspecteur] gebruik maken van bewijsvermoedens, maar die vermoedens moeten wel redelijkerwijs voortvloeien uit de aanwezige bewijsmiddelen (ECLI:NL:HR:2011:BN6350). Daarvan is geen sprake omdat het bewijsvermoeden slechts is gebaseerd op verklaringen van derden, onder wie de penningsmeester, over wat kennelijk een gebruikelijke werkwijze was binnen de [stichting] . Ook zijn stelling dat de betalingen van 29 maart 2014, 3 april 2015 en 3 juli 2015 in de handgeschreven kasadministratie zien op de kwitanties voor de jaren 2013 en 2014 baseert [de Inspecteur] uitsluitend op de verklaringen van die derden. Uit de diverse verklaringen kan echter niet worden geconcludeerd dat in alle gevallen en dus ook in het geval van [belanghebbende] sprake is van het opzettelijk dan wel grofschuldig te weinig betalen van belasting. Niet kan worden uitgesloten dat de betalingen op
29 maart 2014 en in 2015 giften zijn voor het desbetreffende kalenderjaar. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat ook de kasadministratie kennelijk is opgesteld door de frauderende penningmeester van de [stichting] zodat daaraan niet zonder meer bewijskracht kan worden toegekend en dat niet kan worden uitgesloten dat de frauduleuze handelingen van de penningmeester verder strekten dan waarover hij heeft verklaard. Onder die omstandigheden zou het accepteren van de bewijsvermoedens betekenen dat de bewijslast feitelijk ook voor de boeteoplegging op [belanghebbende] komt te rusten. [de Inspecteur] is daarom niet geslaagd in het bewijs dat het aan opzet of grove schuld van [belanghebbende] is te wijten dat te weinig belasting is geheven. De beroepen dienen dan ook gegrond te worden verklaard voor zover zij zijn gericht tegen de boetebeschikkingen.
Zorgvuldigheid onderzoek
17. Zoals onder 16 is overwogen, dienen de beroepen gegrond te worden verklaard voor zover ze zijn gericht tegen de boetebeschikkingen. De stelling van [belanghebbende] dat [de Inspecteur] onvoldoende zorgvuldig onderzoek heeft verricht, behoeft daarom geen behandeling. De bewijslast voor de giftenaftrek rust immers op [belanghebbende] en daarvoor is het al dan niet voorkomen van haar naam of die van haar echtgenoot in het FIOD-PV niet relevant.
Rentebeschikkingen
18. [Belanghebbende] heeft geen afzonderlijke gronden aangevoerd tegen de rentebeschikkingen. Niet gebleken is dat de rente in strijd met de wettelijke bepalingen is berekend.
19. Gelet op wat hiervoor is overwogen, zijn de beroepen gegrond.
Proceskosten
20. De rechtbank vindt aanleiding [de Inspecteur] te veroordelen in de kosten die [belanghebbende] in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken en merkt deze zaken aan als samenhangend met de inhoudelijk identieke beroepen die op dezelfde datum door dezelfde gemachtigde zijn ingediend tegen de (navorderings)aanslagen IB/PVV over de jaren 2012 (SGR 19/4089), 2013 (SGR 19/4090) en 2014 (SGR 19/4092) die aan de echtgenoot van [belanghebbende] zijn opgelegd. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.570,50 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het bijwonen van het hoorgesprek met een waarde per punt van € 261 en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 525 en een wegingsfactor 1,5). Hiervan wordt 2/5 deel (€ 628,20) toegekend aan [belanghebbende]."

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

4.1.
Tussen partijen is in hoger beroep in geschil of terecht vergrijpboetes zijn opgelegd.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend.
4.2.
De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikkingen, de proceskosten en het griffierecht en concludeert met betrekking tot de boetebeschikkingen primair tot handhaving van de boete (voorwaardelijk) opzet met strafverzwarende omstandigheden), subsidiair tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar voor zover deze ziet op de boetebeschikkingen en tot vermindering van de boeten tot op 50% (grove schuld met strafverzwarende omstandigheden) en meer subsidiair tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar voor zover deze ziet op de boetebeschikkingen en tot vermindering van de boeten tot op 25% (grove schuld).
4.3.
Belanghebbende concludeert, naar het Hof begrijpt, tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

Beoordeling van het hoger beroep

De vergrijpboeten
5.1.1.
De Inspecteur kan op grond van artikel 67e, lid 1, AWR een boete opleggen van ten hoogste 100% indien het aan opzet of grove schuld van belanghebbende is te wijten dat de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld. De bewijslast hiervan rust op de Inspecteur.
5.1.2.
Bij de beantwoording van de vraag of de inspecteur het bewijs van een beboetbaar feit heeft geleverd, dienen de waarborgen in acht te worden genomen die een belanghebbende kan ontlenen aan artikel 6, lid 2, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Die waarborgen houden onder meer in dat de bewijslast op de inspecteur rust en de belanghebbende in geval van twijfel het voordeel van de twijfel moet worden gegund. De rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) laat toe dat voor het bewijs gebruik wordt gemaakt van vermoedens. De belanghebbende moet wel een redelijke mogelijkheid hebben zich daartegen te verweren en het gebruik van vermoedens mag er niet toe leiden dat de bewijslast wordt verschoven van de inspecteur naar de belanghebbende; het vermoeden moet redelijkerwijs voortvloeien uit de aanwezige bewijsmiddelen (vgl. HR 15 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BN6350, BNB 2011/207 en HR 28 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:63, BNB 2013/207). Het EVRM eist niet dat de inspecteur bij het bewijzen van de opzet of grove schuld is gebonden aan de bewijsregels van het nationale strafrecht. Er hoeft geen wettig en overtuigend bewijs te worden geleverd overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 338 e.v. van het Wetboek van Strafvordering (vgl. HR 18 november 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC5166, BNB 1993/40). Wel moet de uit die vermoedens af te leiden opzet buiten redelijke twijfel zijn (vgl. HR 23 juni 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC5391, BNB 1993/272).
5.2.
Aangezien de Inspecteur primair heeft gesteld dat sprake is van opzet en subsidiair dat sprake is van grove schuld, rust op de Inspecteur de bewijslast aannemelijk te maken primair dat belanghebbende ten tijde van het doen van de aangiften IB/PVV 2013 en 2014 zich ervan bewust is geweest dat (een aanmerkelijke kans bestond dat) de aangiften voor wat betreft de giftenaftrek onjuist waren en subsidiair dat belanghebbende zodanig onzorgvuldig heeft gehandeld dat haar kan worden verweten dat de aangiften op het punt van de giftenaftrek onjuist waren.
5.3.1.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de Inspecteur in beroep en hoger beroep onder meer de volgende feiten en omstandigheden aangevoerd ten aanzien van de handel in valse giftkwitanties bij de [stichting] :
  • de vaststelling van een controlemedewerker dat namens de [stichting] in het jaar 2012 in totaal 2.500 kwitanties zijn uitgeschreven, terwijl slechts 531 kwitanties in de administratie zijn verantwoord;
  • dat in het jaar 2013 in de jaarstukken van de [stichting] € 88.564 aan donaties is verantwoord, terwijl in de diverse aangiften over dat jaar in totaal € 3.445.808 aan giften aan de [stichting] is aangegeven;
  • de verklaringen van verdachten dat giftkwitanties voor een bepaald percentage van het giftbedrag werden gekocht/verkocht van de [stichting] ;
  • dat uit de inbeslaggenomen administratie van de [stichting] volgt dat 22% van de ontvangen giften is verwerkt in het kasboek;
  • een anonieme tip aan de FIOD dat de kwitanties zijn vervalst en gebruikt door meerdere personen om een belastingteruggaaf te bewerkstelligen;
  • dat na het intrekken van de ANBI-status van de [stichting] op 6 januari 2014, dat op 19 december 2013 was aangekondigd, in de periode van 1 januari tot 6 januari 2014 een opvallend groter aantal kwitanties is geboekt dan in voorgaande jaren;
  • de whatsapp- en sms-berichten en de verklaringen van onder andere de penningmeester van de [stichting] waaruit volgt dat een levendige handel in giftkwitanties bestond en dat uit die berichten volgt dat de data op de kwitanties worden afgestemd op de data van willekeurige pinopnamen;
  • de verklaring van een informant aan het Team Criminele Inlichtingen waaruit volgt dat de leiding van de [stichting] op de hoogte is van de belastingfraude door middel van de giftkwitanties en meewerkt aan de uitgifte daarvan;
  • de verklaring van de penningmeester van de [stichting] dat slechts een handvol mensen het volledige vermelde bedrag op de giftkwitanties hebben betaald maar dat die bedragen maximaal € 300 of € 400 betreffen;
  • de verklaringen van diverse personen aan de FIOD en de Belastingdienst die de handel in kwitanties hebben bevestigd;
  • een overzicht van uitgeschreven kwitanties voor 2013 waarvan de gegevens die in dit document zijn opgenomen niet overeenkomen met de daadwerkelijk ontvangen bedragen;
  • een doorlopend handgeschreven kasboek waarin de werkelijk ontvangen bedragen werden opgenomen; de werkelijk ontvangen bedragen (donaties) bedroegen veelal 10% tot 12% van de uitgegeven kwitanties;
  • dat de Belastingdienst bij 2.040 belastingplichtigen navorderingsaanslagen heeft opgelegd dan wel correcties heeft aangebracht bij het opleggen van de aanslagen en indien mogelijk een vergrijpboete. Van deze 2.040 gevallen zijn ongeveer 450 belastingplichtigen in bezwaar gegaan en 150 in beroep;
  • dat bij belastingplichtigen van wie aanslagen zijn gecorrigeerd of bij wie is nagevorderd doorgaans een giftenaftrek van minimaal € 500 in de aangifte is opgenomen.
5.3.2.
Naast de in 5.3.1 aangevoerde feiten en omstandigheden, heeft de Inspecteur ten aanzien van belanghebbendes betrokkenheid bij voormelde handel in giftkwitanties het volgende aangevoerd:
  • de naam van de echtgenoot komt voor in het overzicht van uitgeschreven kwitanties (DOC-433). De gegevens die in dit document zijn opgenomen komen niet overeen met de daadwerkelijk door de [stichting] ontvangen bedragen. Dit overzicht is achteraf door de [stichting] opgesteld;
  • de naam van de echtgenoot komt drie keer voor in het handgeschreven kasboek (DOC-480). Op 29 maart 2014 voor een bedrag van € 180. Dit is precies 10% van de door belanghebbende en haar echtgenoot voor het jaar 2013 in aftrek gebrachte giften aan de [stichting] van € 1.800. De aangifte IB/PVV 2013 is op 31 maart 2014 ingediend, derhalve kort na de datum waarop de naam van de echtgenoot in 2014 voorkomt in het handgeschreven kasboek;
  • Op 3 april 2015 en 3 juli 2015 komt de naam van de echtgenoot voor in het handgeschreven kasboek voor een bedrag van respectievelijk € 190 en € 30. Deze bedragen tezamen bedragen ongeveer 10% van de door belanghebbende en haar echtgenoot voor het jaar 2014 in aftrek gebrachte giften aan de [stichting] van € 2.100. De aangifte IB/PVV 2014 is op 5 april 2015 ingediend, dat is korte tijd na de datum waarop de naam van de echtgenoot in 2015 voor de eerste maal voorkomt in het handgeschreven kasboek;
  • de door de Inspecteur op 30 juni 2015 opgevraagde kwitanties voor de giftenaftrek voor het jaar 2014 zijn met dagtekening 10 juli 2015 door (de echtgenoot van) belanghebbende verstrekt, terwijl de naam van de echtgenoot op 3 juli 2015 in het handgeschreven kasboek voorkomt. Dit toont aan dat de betaling van € 30 niet ziet op het doen van giften maar op het regelen van de kwitanties voor het voorafgaande belastingjaar;
  • de echtgenoot heeft in het hoorgesprek in de bezwaarfase verklaard dat hij vaak op vrijdagen naar de [stichting] ging, maar de kwitanties zijn niet op vrijdagen gedateerd, terwijl de naam van de echtgenoot in het handgeschreven kasboek wel twee maal voorkomt met een betaling op een datum die op een vrijdag valt;
  • de kwitanties van 8 januari 2013 en 10 september 2013 vermelden het adres van belanghebbende waar zij en haar echtgenoot eerst vanaf 31 oktober 2013 staan ingeschreven;
  • belanghebbende heeft vlak voor het verlies van de ANBI-status door de [stichting] in het jaar 2014 nog een donatie gedaan;
  • zowel belanghebbende als haar echtgenoot genoot een bijstandsuitkering. Het is om die reden niet aannemelijk dat zij voldoende financiële ruimte hadden voor donaties van een dusdanige hoogte als door belanghebbende en haar echtgenoot zijn gesteld, en
  • in het jaar 2015 zijn door belanghebbende geen giften in de aangifte IB/PVV verantwoord.
5.4.1.
Uit hetgeen de Inspecteur heeft aangevoerd, volgt een handelwijze waarbij op grote schaal valse giftkwitanties van de [stichting] werden verhandeld voor een percentage van veelal 10%-12% van de op de kwitanties vermelde bedragen. Voorts volgt daaruit dat de valse giftkwitanties door de belastingplichtigen werden gekocht op een latere datum dan de datum die is vermeld op de betreffende giftkwitantie.
5.4.2.
Uit het onderzoek van de FIOD volgt dat de handgeschreven kasboeken van de [stichting] in totaal 1.192 donaties vermelden met een totaalbedrag van € 489.087,70 in de periode december 2013 tot en met december 2016. Hierbij is het bedrag van het grootste deel van de donaties lager dan € 500. Gelet op i) voormelde handelwijze waarbij de valse giftkwitanties veelal werden verhandeld voor 10%-12% van daarop vermelde bedragen en ii) de verklaringen van getuigen en belastingplichtigen waaruit blijkt dat veelal een paar honderd euro is betaald voor de giftkwitanties, heeft de Inspecteur aannemelijk gemaakt dat het handgeschreven kasboek de juiste gegevens vermeldt.
5.5.1.
De naam van de echtgenoot komt in het handgeschreven kasboek (DOC-480) voor onder vermelding van een donatie van € 180 op 29 maart 2014. Dit bedrag, zoals opgenomen in het handgeschreven kasboek, bedraagt precies 10% van de in 2013 in aftrek gebrachte giften aan de [stichting] . Verder komt de naam van de echtgenoot in het handgeschreven kasboek voor onder vermelding van een donatie van € 190 op 3 april 2015 en een donatie van € 30 op 3 juli 2015. Deze bedragen tezamen zijn ongeveer 10% van de in 2014 in aftrek gebrachte giften aan de [stichting] . Deze bevindingen ten aanzien van belanghebbende komen overeen met de handelwijze die volgt uit het strafrechtelijke onderzoek naar de handel in valse kwitanties van de [stichting] .
5.5.2.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en het geheel van de door de Inspecteur specifiek ten aanzien van belanghebbende naar voren gebrachte feiten en omstandigheden (5.3.2), in het bijzonder de omstandigheden dat de aangiften zijn ingediend enkele dagen nadat de naam van de echtgenoot voorkomt in het handgeschreven kasboek, belanghebbende in de onderhavige jaren aanzienlijke bedragen aan giften aan de [stichting] in de aangiften in aftrek heeft gebracht en in de daarop volgende jaren niet meer en de kwitanties met dagtekening
8 januari 2013 en 10 september 2013 als adres [adres 2] te [woonplaats] vermelden, terwijl belanghebbende eerst vanaf 31 oktober 2013 op dat adres woonachtig is volgens de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, is het vermoeden gerechtvaardigd dat belanghebbende in de onderhavige jaren gebruik heeft gemaakt van valse giftkwitanties van de [stichting] en zij zich er ten tijde van het doen van de aangiften IB/PVV 2013 en 2014 bewust van is geweest dat de aangiften voor wat betreft de giftenaftrek onjuist waren.
5.6.
De belastingplichtige die wil ontkomen aan bewijs door middel van een bewijsvermoeden, kan zich verweren hetzij door de feiten en omstandigheden te betwisten die aan het bewijsvermoeden ten grondslag zijn gelegd, hetzij door andere feiten te stellen en bij betwisting aannemelijk te maken waardoor redelijke twijfel wordt gewekt aan de redengevende kracht van dat bewijsvermoeden, zodat dit vermoeden wordt ontzenuwd (vgl. HR 25 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE9354, BNB 2003/14 en HR 28 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:63, BNB 2013/207).
5.7.
Belanghebbende betwist dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan het doen van valse aangiften. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. De giften aan de [stichting] zijn daadwerkelijk gedaan. Er is slechts door één persoon in algemene zin verklaard dat nooit meer dan € 500 werd betaald voor een kwitantie. Dit wil niet zeggen dat dit ook voor belanghebbende geldt. Er zijn geen specifieke aanwijzingen ten aanzien van belanghebbende dat het ook in haar geval op die wijze is geschied. Verder is belanghebbende moslima en is zij volgens de Islam verplicht schenkingen te doen. Om die reden zijn de giften aan de [stichting] gedaan. Voorafgaand aan het doen van de giften zijn in de loop van de tijd regelmatig bedragen opgenomen van de bank om te voorkomen dat het geld dat was bedoeld voor de giften werd uitgegeven door belanghebbende en haar echtgenoot. Het bedrag van de giften is dus steeds in de loop van het jaar opgespaard, zodat belanghebbende (contante) giften kon doen uit het inkomen en/of vermogen dat belanghebbende en haar echtgenoot tezamen hadden. De echtgenoot kreeg op het moment van de donatie een kwitantie mee. Voor belanghebbende is niet te controleren of de penningmeester de volledige giften heeft verantwoord in de kasadministratie. Fraude door de penningmeester ligt meer voor de hand dan fraude door belanghebbende.
5.8.1.
Het Hof ziet geen reden te twijfelen aan de verklaringen van de penningmeester over de handelwijze met betrekking tot de valse giftkwitanties. De verklaringen van de penningmeester zijn bevestigd door verklaringen van diverse getuigen en belastingplichtigen die door de FIOD en de Inspecteur zijn gehoord. Daarnaast bevat het FIOD-rapport diverse onderzoeken van opsporingsambtenaren naar onder andere tekstberichten op in beslag genomen telefoons en de administratie van de [stichting] die voormelde handelwijze bevestigen.
5.8.2.
Het Hof ziet, anders dan belanghebbende, evenmin reden te twijfelen aan de in het handgeschreven kasboek vermelde data en bedragen. Die kasadministratie vormt een (administratieve) weergave van de handelwijze waarbij de giftkwitanties voor een bepaald percentage van de daarop vermelde bedragen werden verkocht. Verder volgt uit die kasadministratie en uit de verklaringen van diverse getuigen en belastingplichtigen dat de kwitanties werden gekocht op een latere datum dan vermeld op de uitgeschreven kwitanties.
Belanghebbende heeft bovendien onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat ten aanzien van de op haar betrekking hebbende bedragen en data van andere data of bedragen dan die vermeld in het kasboek moet worden uitgegaan. De in het handgeschreven kasboek vermelde datums stemmen overigens ook overeen met de verklaring van de echtgenoot dat hij op vrijdagen de [stichting] bezocht.
5.9.
Gelet op hetgeen onder 5.3.1 tot en met 5.8.2 is overwogen, heeft belanghebbende het bewijsvermoeden dat zij in 2013 en 2014 gebruik heeft gemaakt van valse giftkwitanties van de [stichting] niet ontzenuwd. Dit betekent dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende ten tijde van het doen van de aangiften IB/PVV 2013 en 2014 zich ervan bewust is geweest dat de aangiften voor wat betreft de giftenaftrek onjuist waren, zodat het opzet bewezen is.
De hoogte van de boeten
6.1.
De Inspecteur heeft de boeten bepaald op 75%, te weten 50% voor het opzet van belanghebbende verhoogd met 25% wegens strafverzwarende omstandigheden als bedoeld in paragraaf 8 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (tekst 2013). Ingevolge laatstvermelde bepaling is voor het in aanmerking nemen van strafverzwarende omstandigheden in elk geval aanleiding indien sprake is van listigheid, valsheid of samenspanning.
6.2.
De Inspecteur stelt dat het gebruik maken van falsificaties (de valse giftkwitanties) geldt als een strafverzwarende omstandigheid.
6.3.
Gelet op hetgeen in 5.4 tot en met 5.9 is overwogen acht het Hof aannemelijk dat belanghebbende zich schuldig heeft gemaakt aan het willens en wetens doen van onjuiste aangiften als gevolg waarvan de aanslagen tot een te laag bedrag zijn vastgesteld, waarna de navorderingsaanslagen 2013 en 2014 zijn gevolgd. Gelet op de ernst van de gedragingen, in het bijzonder het gebruikmaken van valse giftkwitanties voor de jaren 2013 en 2014, acht het Hof de opgelegde boeten van 75% van het nagevorderde bedrag passend en geboden.
Slotsom
De slotsom is dat het hoger beroep gegrond is.

Proceskosten

Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

Het Gerechtshof:
  • vernietigt de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikkingen, de proceskosten en het griffierecht, en
  • bevestigt de uitspraken op bezwaar.
Deze uitspraak is vastgesteld door P.J.J. Vonk, H.A.J. Kroon en I. Obbink-Reijngoud, in tegenwoordigheid van de griffier E.J. Nederveen. De beslissing is op 12 januari 2021 in het openbaar uitgesproken.
Wegens verhindering van de voorzitter is de uitspraak ondertekend door mr. Kroon.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.